Hem moeten allen najagen en betrachten, willen zij zich verheffen en veredelen; die daarbuiten gaat, zinkt en daalt; in Hem is alle licht voor het verstand, is de bron van alle deugd en grootheid.
In de tweede voordracht sprak Pastor Verriest over het kristelijke leven en beschreef, in keurige bewoordingen, de standvastigheid van het geloof onder het Vlaamsche volk en wees ook op de klippen waar het zich moet voor hoeden.
Het Vlaamsche volk leidt een dicht gesloten leven, met nauwen kring van gedachten, gevoelens, kennis en godsdienstigheid: zijn godsdienst wordt door dagelijksche gebeden, godvruchtige gebruiken en geplogenheden gevoed; het is gewend aan den strijd, en hierdoor aan de overwinning: zoovele omstandigheden die zijn geloof bewaren, zijn godsdienst versterken en zijne driften leeren overwinnen: De keerzijde bestaat hierin dat het volk, hier en daar, wankelt door bijgeloof of superstitie, een overblijfsel van het vroegere wangeloof dat, als onkruid, altijd opnieuw tracht op te groeien, door mistrouwen, daar het geleerden anders ziet denken dan zij en vooral anders handelen en leven; door eene zekere misroegdheid ook, als alles hen tegenspant; ten slotte door al te groote oppervlakkigheid in den godsdienst.
Bij het hoogere volk, waaraan de studenten der Hoogeschool toebehooren, is dit anders gelegen; hun gedachten en gevoelenskring is zoo nauw niet gesloten, maar is daarom ook vóór allerhanden invloed open. Bouwt u een palers, zegt spreker, met wijde gangen, deuren en veristers, maar zorgt dat gij ze desnoods ook, voor nadeeligen invloed, goed dicht kunt sluiten.
Het geestelijk voedsel van dit hoogere volk is dikwijls min kristelijk, en zij schamen hun soms de oude goede en deugdelijke gebruiken van hun volk te onderhouden.
Het hoogere volk is ook aan minderen strijd onderworpen: de leering wordt - bladje voor bladje - toegebracht; de godsdienst bekleedt ook allengskens eene klemere plaats in hun leven. Daartegen heeft Pastor Verriest de Vlaamsche studeerende jeugd gewaarschuwd.
In de laatste voordracht wakkerde de welsprekende priester de jeugd aan, emstig, standvastig en hardnekkig te arbeiden om, voetje voor voetje, wetenschap en kennis, mannelijkheid en karakter aan te winnen, der spreuk indachtig:
Wil de jeugd tot een ‘hooger, Vlaamsch, kristelijk volk opgroeién’, dan moet zij aan de Hoogeschool, aan de bakermat der wetenschap - die hoogere bekwaamheid aanworven waardoor zij bestand is om hoogere diensten aan het volk te bewijzen; Vlaamsch moet zij daartoe wezen - wil zij met als vreemdeling onder het volk leven, onbekwaam om met het volk in aanraking te komen; kristelijk moet zij ten slotte blijven tot in den grond van haar hart om het Vlaamsche volk overal tot voorbeeld te kunnen strekken.
Voordrachten, zooals dezen, zouden in alle Collegien en Seminariën versprerd en ter lezing aanbevolen moeten worden; veel zouden zij bijdragen om in de harten der jeugd een edel geestesleven te ontsteken.
Valcke.