| |
| |
| |
Inkijkjes bij Antwerpsche schilders.
(Vervolg)
IX.
Francis Nys.
Landschapschilder, geboren te Antwerpen, den 24 Oogst 1863.
Spaansche type; zwart haar, donkere gelaatskleur, puntbaart. Zenuwlijdend. Veel gereisd en veel gelezen. Een geschrift lijk dat van eenen Engelschman.
Werkwinkel: geschikt, wat eentonig, vandeeg verwarmd 's winters; voorzien van eene kussenbank en meer tafels dan stoelen; met een vóórzaaltje dat er erg fransch uitziet, ter oorzake van een veelkleurigen divan, eene gekleurde lamp, een rood-blauwen waaier en eenige klierekleurige plakkaarten in pastel, met fransche aanduidingen.
Francis Nys betracht het werkelijke, - soms te veel, - en schijnt overal de moeilijkheden te zoeken om ertegen te worstelen. Zijne uitdrukking is kort, hoekig, vast, eigenaardig, doch wel eens wat hard Hij schildert veelal in 't volle licht der zon. Het verouderde, vervallene, droomerige schijnt hij niet te zien; hij zoekt, noch kiest noch geeft het weêr, doch vat steeds het meest nieuwerwetsche aan: blakend roode daken, effene muren, houten stellaadje, planken beschutsels die versch geverfd zijn,
| |
| |
parken schitterende prachtbloemen, groepen boomen en planten van onversmolten groen, gezien in den best verzorgden hof. - Hij staat vooral stil bij plaatsen waar de mensch, onlangs nog, de hand aan gelegd heeft.
Nys schilderde eene heele reeks landschappen uit Veere, in Zeeland. - In wat land zou zijn smaak ook meer keus hebben dan in Holland, het stellige, ordelijke, geboende, puntige, lijnige hedendaagsche Holland!
Onder de beste stukken van Francis Nys tellen: ‘Het Wilrijksche plein,’ - ‘De ophooging der spoorbaan te Antwerpen,’ - ‘De stuiken in den oogst,’ - ‘De hooioppers,’ - ‘Een hof te Veere,’ allen vlak beschenen door de brandende, helle middagzon, ferm gegrepen, stevig geborsteld. - Drij zijner schilderijen zijn te Sint Petersburg: ‘Het Park’, ‘De Dijk van Veere,’ en ‘Zeelandsche Hof.’
Francis Nys is zelf heel en gansch verantwoordelijk van zijnen smaak en zijne doenwijze, daar hij nooit ter schilderschool ging, en nooit eenen leeraar had.
| |
X.
Mejufvrouw Alice Eckermans.
Geboren te Antwerpen, den 12n Maart 1866.
Jufvrouw Eckermans is van Duitschen oorsprong. Haar grootvader was een vriend van den grooten dichter Goethe:
Deze schilderes is eigentlijk volop in haren ontwikkelingstijd - Handig in het teekenen en, wellicht ten overlaste, gevoed met grondbeginselen der hedendaagsche kunst, worstelt in haar de neiging tot het natuurnabootsen met den lust tot het scheppen van gedachtenbeelden. In de kleur bemerkt men bij haar datzelfde tasten: zij heeft nog de volle kloekte van den toon niet, doch deze toon is eigenaardig en wint bij ieder nieuw voortbrengsel.
| |
| |
Jufvrouw Eckermans' bijzonderste stukken zijn:
‘In het Sterfhuis,’ - eene samenstelling van groote zelfstandigheid, zoo voor gedacht als voor uitvoering; eene ware, dichterlijke schepping zooveel zeggend als de vier versjes van Musset, die eronder staan.
‘Binst de Pooze,’ - eene verdienstelijke, doch wat te guitige naaktstudie.
‘Kwade Raad.’ - een doek met twee figuren, veel zeggend in korte woorden, doch van eene bedroevende waarheid.
‘Ave Maria, Rosa Mystica!’ - eene soort van geestelijk drijluik, edel van keus, bevallig van afwerking, luidop getuigend van der kunstenaresse twijfelen in de kunst, doch stellig de bewijzen leverend van behaalde overwinningen. - Wie zedelijk twijfelt is de waarheid vóór of nabij, en de arbeid overmeestert allen stoffelijken tegenstand.
Mochte deze schilderesse dulden dat haar eenen raad gegeven wierde, dan zouden wij, 't wel meenend, haar zeggen: ‘Doop uwen geest in de lezing der allereenvoudigste schrijvers, richt uwe blikken eer Noorddan Zuidwaarts, en dool niet door scholen en stellingen, doch betrouw op uwe hand, op uw oog en op uw hert!’
Het werkhuis van Mejufvrouw Alice Eckermans lijkt vandeeg op de klassen van een onderwijsgesticht: eene kamer, langer dan ze breed is, met hooge, boogvormige vensters, blikken lichtschermen over 't gaslicht, en zoo'n soort van troon, die voor eenen kansel dienen kon.
| |
XI.
Frans van Leemputten.
Geboren te Werchter, den 29n December 1850.
In vroegere tijden waren de beste kamers, vooral in den buiten, geene kotjes, lijk die van thans, waarin men
| |
| |
zich gezessen nauw keeren kan: 't waren hooge, breede, luchtige zalen, waar de stem weêrgalm had, waar lange, zware gordijnen niet slechts hingen te hangen, doch den dag temperden of vrij inlieten naar behoefte, waar de wijde heerd u aantrok lijk een open vriendenboezem waar plaats en ruimte was voor 't vieren van een huwelijks-, doop-, naam- of makkerfeest.
Welnu, Frans Van Leemputtens werkzaal is de weêrga van de beste kamers uit den goeden, ouden tijd, uit den tijd van huiselijk leven en burgermacht, - en zoodra ge daar binnenvalt, dan vindt ge in den schilder eenen gastheer van de gulste, de spraakzaamste soort. Ge komt daar om te zien, en 't komt uit dat ge meer hoort dan ziet, want de kunstenaar is niet slechts gekoutig, doch zoo welbespraakt dat hij u medesleept met zijne rede, en u ondanks uzelve 't zien doet verwaarloozen. Hij zou een kortzichtige met zijne ooren doen zien!
Is 't enkel zijn geest die sparkelt, - of is het de bron des herten, die borrelt en spruit? - Ge vraagt het u af, en ziet twijfelend naar hem neêr - want hij is klein - en volgt zijne gebaren, zijne woorden. Naarmate hij spreekt krijgt hij beurtelings het aanzien van eenen herder, eenen burger, eenen staatsman, eenen kunstenaar. - Ge wilt rondzien naar de tallooze schetsen die de wanden geheel en gansch bedekken, naar de afgewerkte en in aanleg zijnde schilderijen op de ezels, doch, - eene gevolgtrekking die u treft, eene waarheid die ge ooit zelf dacht, het stoute aanraken van iets dat u, Vlaming, kunstminnaar, nauw aan 't herte ligt, doet u van stond tot stond de oogen afwenden van 't werk, om ze, lijk het oor, voor den werker open te hebben Een oogenblik ziet ge hem met het licht slechts op de doorsnêe van 't gelaat en op den binnenkant van het opgestoken vingertje: zóó komt hij u voor als een hoogepriestertje van de kunst, en ge voelt dat zijne taal en zijne leer u veroveren.
Mooie ouderwetsche heerdsteê, met schild, plaat,
| |
| |
tang, blaaspijp, solferdoos, angel, tondel, vuurspaan, - moore heerdsteê die.... Doch de kunstenaar spreekt over onzen grooten Conscience, zijnen afgod, en telt de ribben van diens werk. - Uwe oogen zijn weg van den heerd.
Die boer dáár, wat komt hij daar aardig, van achter 't kreupelhout, aangereden met zijne kar. Zóó hebt ge onlangs nog eenen boer gadegeslagen, toen.... Maar de schilder spreekt over de kleuren, over hunnen aard, hun gebruik - hij vertelt van zijnen vader, zijn moedigen vader, die, met zeven frank op zak, zijn dorp verlaten dorst om zich met heel zijn huisgezin te gaan vestigen in Brussel, waar hij een bestaan woû eischen van zijn penseel!
En wanneer ge weggaat, dan hebt ge gezien, ja, doch ook veel gehoord, - ge hebt eene type meer in 't hoofd.
Fr. Van Leemputten is een zedenschilder, - de schilder van het openbaar leven der Kempenaars. Hij brengt het boerenvolk ten tooneele, met hunne honden, schapen, peerden, karren, ploegen; te midden hunner straten, weiden, akkers; tusschen hunne woningen, grachten, hagen, kanten. Hij dringt noch in hunne herten noch in hunne huizen, doch vat meesterlijk hunne doeningen, en geeft die weêr in toestanden vol beweging en spraak, vol gang en leven, vol kracht en grootschheid. Er zit innigheid, wel eigentlijk niet in de personen zelf, doch in 't geheel.
In elk zijner tafereelen komt er het landschap, de omgeving voor zooveel tusschen als de figuren; elk tafereel plaatst u ergens, en overal waar ge geplaatst wordt kunt ge rondkijken en als 't ware de somma vatten van een deel des Kempenschen levens, met zijnen eenvoud, zijnen godsdienst, zijnen arbeid, zijne schraalte, zijne afwisseling, zijne dichterlijkheid. Ge staat voor degelijke, blijvende brokken hedendaagsche zedengeschiedenis, voor geschouderde scheppingen.
Frans Van Leemputtens werken zijn eenvoudig, doch
| |
| |
doordacht, breed, stout, helder, zeer helder. zoo van opvatting als van stijl en kleur. 't Is geene heel diepe, doch uitzonderlijk ware, gezonde, kloeke kunst, - levende Kunst!
Soms komt u Frans Van Leemputtens kleur wat scherp voor. Zoo knijpt ge onwillekeurig eventjes de oogen dicht, op 't allereerste zicht van den ‘Palmenzondag’ in 't muzeum van Brussel. Doch bij 't weêr opendoen uwer kijkers voelt gij u thuis in de schilderij, geheel thuis, en rondziende vraagt gij u af wat de werken der... oude meesters geweest zijn, toen ze... nieuw waren.
Frans Van Leemputtens bijzonderste werken zijn: ‘De Brooddeeling’ - in 't muzeum van Antwerpen, ‘Palmenzondag’ en ‘naar 't Werk’ - in 't muzeum van Brussel, ‘In 't voorbijgaan’ - in 't muzeum van Praag, ‘De Groet’ - in 't muzeum van Middelburg. ‘Turfmoer te Postel,’ - in 't muzeum van Gent, ‘Gezicht in de Heide,’ in 't muzeum van Buda-Pesth, ‘Straatgezicht’ in de verzameling van de Koningin, en ‘De Peerdenkoopman’ in de verzameling van den Koning der Belgen.
| |
XII
Leo Houbaer.
Geboren te Bergen-op-zoom, den 27 Maart 1875.
Een die pas op eigen wieken drijft is Leo Houbaer. 't Is een schoone, hoofsche jongen, schilder van de ijdelheid der ijdelheden: vrouwensnuitjes en stoffenpraal. In zijn hoofd, zijn jong hoofd, moeten somtijds zijde en brokaat, fluweel en kant, gobelijnen, wipneusjes en lonkoogjes wonder dooreendwarrelen!
Hij schildert met gemak en is bijzonder hevig, doch nog niet bijzonder rijk van kleur. - Hij kent
| |
| |
slechts den oppervlakkigen kant van het leven der ‘wijfjes’ die hij met bewonderend, doch niet met vorschend, niet met doordringend oog gadeslaat. In hun leven is er anders zooveel te zien, zooveel, dat scherp afsteekt, dat te laken is, dat als droevig en niet na te volgen voorbeeld te schilderen is!
In zijn werkhuis treffen de aandacht: een opschikspiegeltje met een marmeren tafeltje, waarop doosjes met plaksel en poeder en fleschjes met reukjes en geurtjes, - een paar oostersche shawls, eenige gobelijnen en eenige stoutfleschjes.
Hij schilderde verdienstelijk het portret van Hilliard, Amerikaansch schilder, van de Deridder en van de familie Malentier te Antwerpen.
E. De Grave.
|
|