Het Belfort. Jaargang 14
(1899)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 231]
| |||||||||
Boekennieuws en Kronijk.Cats. - Un poète néerlandais. Cats, sa vie et ses auvres par Gustave Derudder. Calais, Imprimerie des orphelins, 1898. De Tessela Romeria. Thesim proponebat facultati litterarum nanceiensi Gustavus Derudder. Caleti, apud orphanos typographos MDCCCXCVIII. Wij waren gansch verraet en vol bewondering bij het ontvangen dezer boekdeelen in groot 8o; het eene van 477, het tweede van 140 blz., gesteund op den volledigen Cats van het jaar 1712 en verder bewerkt naar een aantal oude en nieuwere studiën, waarvan de naamreeks twee, drie bladzijden vult De schrijver heeft in eerstgenoemd werk Cats levensbeschrijving in vier hoofddeelen naar tijdsorde gesplitst: 1o tot 1603, 2o tot 1623, 3o tot 1651, 4o tot aan den dood des dichters. De beschouwing zijner werken bevat zeven hoofdstukken als: 1o Zijne dichtwerken in 't algemeen, 2o de zinnebeeldige dichtstukken, 3o de herderlijke poezie, 4o Minnedichten, 5o Godsdienstige verzen, 6o Realistische stukken, 7o Neerlands letterkunde in betrekking tot het buitenland. Wij ontvangen hierdoor een volledig overzicht der werken van den ‘Vader’. Maar dat met alleen. De auteur gaat verder. Ook de esthetische zijde, zoowel als de ethische waarde der werken wordt met onafhankelijken zin beschouwd en daarbij in 't licht gesteld, welken invloed de heerschende smaak der 17e eeuw, de neiging tot lichtzinnigheid, tot wansmaak toe, op Cats' werken uitoefende. Dit wordt toegelicht door voorbeelden, als de beschrijving van het aardsch paradijs, enz., die te zeer wellust ademt om edel te zijn, ofschoon ook Vondel, zegt de schrijver, in het eerste bedrijf van Lucifer van dergelijke al te zinnelijke beschrijving niet vrij is. De heer Derudder brerdt echter zijne studie op Cats nog aanmerkelijk uit, door zijne vergelijkingen met andere letterkunde en de voorbeelden hoe deze op Cats in de nederlandsche letteren der 17e eeuw in 't algemeen van invloed is geweest. Hij toont ons den engelschen zoowel als den spaanschen invloed aan en spreekt van Gryphius' en Opitz' werking op Cats. Hij voert ons Sidney voor en de bibliotheek der Arcadia's zijner dagen, wijst op Sully's Euphues en de gemaaktheid welke zich zoowel uit Frankrijk als uit Engeland in Nederland een' weg baande. Onder aanwending der schriften van de meeste onzer welbekende schrijvers over nederlandsche letterkunde, klimt hij zelfs op tot Walter v.d. Vogelweide, tot de sage van Pyramus en Thisbe, tot Willem die MadocGa naar voetnoot(1) maakte, om den geest der letteren van latere eeuwen te karakteriseren. Alle deze bijzonderheden zijn met kennis van zaken behandeld, waarvoor wij den geleerde oprechtelijk te prijzen hebben, die met zulk gemak zich op het veld eener vreemde letterkunde beweegt. | |||||||||
[pagina 232]
| |||||||||
Zoo hebben wij dan hier niet alleen eene beschouwing van den ‘Grootvader’, maar wel een beeld van de letterkunde zijns tijds met eenen verzienden blik op hetgeen aan hem vooraf is gegaan. Bijna geen van Cats' tijdgenooten blijft onbesproken en de werking van den dichter zelven wordt van alle zijden toegelicht. Eindelijk wordt 's mans karakter en zijn doel op geestige wijze beschreven: hij minde het geld, maar slechts als middel; hij was zedelijk en godsdienstig, doch met zonder hoop om daardoor aan invloed te winnen; hij was oprecht calvinist, en meende dat dit tot heil van den staat en van zijn eigen persoon kon dienen. Hij was spaarzaam uit wijsbegeerte; hij was voorzichtig, want hij beminde ‘het juiste midden’. In alle zijne gevoelens was hij oprecht en natuurlijk; maar hij beminde zich zelven en den roem meer dan de kunst. Doch zijn practische geest en zijne zachte gemeenzaamheid ‘zijn in volkomen overeenstemming met het vlaamsche volk’ en verzekeren hem ‘den duur van den goeden naam’ dien hij zich reeds bij zijn leven heeft verworven, en welke hem tot den populairsten der dichteren heeft gemaakt. De Thesis door den heer Derudder voorgesteld, heeft natuurlijk hare eigenaardige belangrijkheid, bijzonder voor fransche geleerden en studenten, welke van den toestand der nederlandsche dichtkunst in de 17e eeuw niet op de hoogte zijn. Maar deze studie is ook niet zonder belang voor een grooter en nederlandsch publiek. Wel worden daarin geene gewichtige ontdekkingen gedaan, maar de wijze waarop de gebeurtenissen zijn gegroepeerd en de daaruit voortvloeiende schilderachtigheid van het verhaal, zullen ook den nederlandschen lezer niet ongevallig en zelfs leerrijk toeschijnen. De schrijver schetst vooraf de waarde der nederlandsche schrijfsters van de vroegste tijden af, op het voetspoor van hetgene Brunetière voor de fransche vrouwen heeft gedaan. Vervolgens wendt hij zich in 't bijzonder tot Maria Roemer Visscher. Zij en hare omgeving worden in velerlei bijzonderheden geschetst. Tessela's geest, Tessela's zeden en alledaagsche bezigheden worden uit de bronnen opgehaald. De schrijver heeft daartoe de Brieven van Hooft en van Baerle, de schriften van J. Alberdingk Thijm, Everts, v. Vloten, van Lennep, enz. grondig doorgewerkt. Een groot getal aanhalingen bevestigen de waarheid van zijn schilderstuk, hetwelk hier en daar zoo sterk gekleurd is van lof en geurt van een wierook, gelijk de mannen der zeventiende eeuw gewoon waren die elkander naar het hoofd te zwaaren. Zoo wordt dan ook hier de op end' op verheerlijkte ‘Muiderkring’ met altoos nog gebruikelijken stralenkrans versierd, welke, naar onze overtuiging, nevens de werkelijkheid droevig zou verbleeken. De menigte aanbidders, welke Maria heeft gehad, en die natuurlijk allen genoopt waren de jonge, vriendelijke, lustige en begaafde jonge dochter in den hemel te verheffen, heeft aanleiding gegeven tot de verheerlijking van de plaats waar zij hier en daar op bezoek kwam, het Muiderslot, wat in die dagen, van Amsterdam uit, niet in een uurtje te bereiken was. Wat er ook van zij, de heer Derudder heeft ook met dit boek een zeer nuttig werk verricht, wat alleszins geeigend is om dezen toestand onzer letterwereld in de zeventiende eeuw aan vreemdelingen, welke geen nederlandsch verstaan, te doen kennen. Hij is een zekere en bekwame gids voor de zaken die hij mededeelt. Deze schets is bovendien zoo helder en zoo kleurrijk, dat ze eene recht aangename lectuur oplevert en tevens het verstand voldoet door de menigte bewijzen die als noten er zijn bijgevoegd. De drukfouten zijn niet talrijk, zij komen natuurlijk meest in de aanhalingen voor, zoo wel in Cats als in Tersela. | |||||||||
[pagina 233]
| |||||||||
De beide werken heeten wij hartelijk welkom. Wij bevelen ze allen zoogenaamde beschaafden aan, die, en daar zijn er in Noord en Zuid nog genoeg, tot heden onze letteren slechts kennen van hooren zeggen. A.T.
Schema's en Wenschen, als bijdrage tot de practische kennis der nieuwere paedagogiek (Cultuurhistorische Trappen, Concentratie, Formeele Leertrappen, ‘Opbouwend’ Onderwijs), door Pol Anri. - Gent, A. Siffer en Ad. Hoste, 1899; 275 bl., 2,50 fr. Behalve de studien van Prof. F. Collard in ‘La Pédagogie à Giessen’ en Prof. P. Hoffmann in ‘Une visite au gymnase de Giessen’ is dit het eerste uitgebreid werk (275 blz. in 8o) over de nieuwe richting in de opvoedkunde, ook wetenschappelijke richting genoemd, in Zuid Nederland verschenen. Hierin wordt het Herbartiaansche opvoedkundig stelsel in breede trekken en tevens in eene sterlijke taal kundig uiteengezet. De Zuidnederlandsche schoolliteratuur, en al wie op den ruimen akker der paedagogiek rijkelijk wil oogsten, zullen den Schrijver danig dank weten voor zijne welgeslaagde poging, den adspirant-kandidaat-schoolopziener zal dit werk ook nuttig en welkom wezen. (De Opvoeding, maandschrift, uitgegeven onder het bestuur van J. Melchior, hoofdinspecteur v/h lager onderwijs; 15e j., nr 2, Febr. '99, blz. 46.) Een grondig bestudeerd, ernstig werk, dat in Vlaamsch-Belgie gunstig zal worden onthaald. Het is eene bijdrage tot de practische kennis der nieuwere richting in de opvoedkunde, waarvan Johann Friedrich Herbart de baanbreker is geweest en het vult eene bestaande leemte aan, omdat tot hiertoe in België geen enkel werk over het stelsel van Herbart werd geschreven. Opvoeders en kinderen echter hebben er het grootste belang bij, dat de paedagogiek eindelijk op vaste, wetenschappelijke gronden gesteund weze. Met oprechte vreugde lazen wij in het boek van P. Ann, dat het stelsel van Herbart de persoonlijkheid des leerlings ontwikkelt en ten goede leidt. Verder troffen wij er voor den zoekenden, opmerkzamen onderwijzer de volgende gulden regels aan: ‘Het onderwijs moet belangstelling opwekken. - Belangstelling is de brug tusschen weten en willen. - Alle leervakken zullen harmonisch samenwerken. - Het onderwijs zij in overeenstemming met den graad der geestelijke, liever der hersenontwikkeling van het kinds.’ De zóo practische typen van lesser, door den schrijver gekozen in elk ondernchtsvak, dragen veel bij om het meuwe opvoodingsstelsel aanschouwelijk, bijgevolg klaar en bevattelijk te maken voor jeugdige onderwijzers. Deze laatsten kunnen wij het degelijke werk met genoeg aanbevelen. Zij zullen er met alleen over de paedagogiek, maar ook over de geschiedenis der opvoedkunde nuttige wenken in vinden, gesteund op de waarneming en ondervinding des schrijvers. Hopen wij dat het boek al spoedig eene plaats zal vinden in de onderwijzersbibliotheken onzer stad en van het geheele land. Volksbelang. L.D.
Het Boek van Spaarzaamheid en Vooruitzicht door Maria Du Caju. Gent, A. Siffer. Dit werk verworf een gouden eermetaal te Brussel 1897, een eersten prijs en gouden eeremetaal in den wedstrijd der Provincie Henegouwen 1897, en wordt in het Belgische Staatsblad van 15 Juni 1898 zeer eervol vermeld in het verslag van den keurraad voor den prijs Guinard. Die bijval zal niemand verwonderen, daar de werken van | |||||||||
[pagina 234]
| |||||||||
Maria Du Caju, door het Belgisch ministerie van Nijverheid en Arbeid, de verbeteringsraden van het Lager en het Middelbaar Onderwijs, enz. goedgekeurd werden, daar zij in 1895 door de Parijzer Société nationale d'encouragement au bien bekroond werden, daar in 1891 reeds de Koninklijke Academie van België hun den prijs de Keyn toekende. Tien belooningen in tentoonstellingen gewonnen, maakten de werken der schrijfster gunstig bekend in den vreemde. Die werken zijn in twee reeksen afgedeeld: I. Vooruitzicht door de school, waartoe bovengemeld werk behoort. II. Vrouwelijk onderwijs, bestaande uit degelijke verhandelingen en lezingen over huishoudkunde, gezondheidsleer, enz. Meestal de werken bestaan ook in het fransch. Hun prijs is uitermate gering (fr. 1,25), en hun nut oprecht groot. Ten bewijze van dit laatste gezegde, gelde het opgeven der deelen van het Boek van Spaarzaamheid: I. Spaarzaamheid en vooruitzicht in het algemeen. (Sparen, middelen om te sparen, hinderpalen tot het sparen.) II. De lijfrentkas. (Doel en voordeelen der lijfrentkas, der pensioenkas.) III. De onderlinge bijstand. (Doel, voorwerp, inrichting der maatschappijen van onderlingen bijstand.) IV. De levensverzekering en de werkmanswoningen. V. De eigendom. Arbeid en Kapitaal. Ziedaar tal van maatschappelijke vraagstukken in het bereik gesteld van schoolkinderen, jongens en mersjes, van 12 à 14 jaar, op zulke behendige wijze (door samenspraken. fabels, verhalen, voorbeelden) behandeld, dat het boek een blijvenden indruk in den geest van den jeugdigen lezer zal laten. Zulke boeken verveerdigen is een hoogst verdienstelijk werk, dat de erkentenis van ieder weldenkend man afdwingt. Zulke boeken voor prijsuitdeelingen en volksbibliotheken aanbevelen, ze doen kennen aan het onderwijzend personeel, is eene taak die wij geerne vervullen. Op de 250 bladzijden van het boek zijn er luttel dingen welke ieders goedkeuring met zouden meedragen. Het zij vrij gezegd, het werk bevat gouden lessen, lessen die goud weerd zijn, en den arbeider meer dan geld en goed zullen verwerven, namelijk achting voor zijnen stand en ontzag voor de maatschappij. Y.X.
Dit zijn vlaamsche Vertelsels uit den volksmond opgeschreven door Pol de Mont en Alfons de Cock. Gent, Van der Poorten; Deventer, Kluwer en Cie, 1898, 452 blz. Een zeer aanbevelingswaardig boek, leerrijk voor jong en oud, om alle avonden op de tafel van 't huisgezin teruggevonden, geopend en gelezen te worden, dan hier en dan daar. Het titelblad is met onaardig, met losse hand en trek - eene grootmoeder tusschen hare kleinkinderen, in de verte een aantal pignons, geteekend door Karel Doudclet, erg los van de hand, evenals de overige ‘30 teekeningen’ van binnen. De schrijver geeft in zijne voorreden een goed overzicht van den groer des boeks, hoofdzakelijk wel uit reeds gedrukte vertelsels bestaande, doch met minstens 80 meuwe daarneven. Hij wijst ook de overeenkomst aan dezer vertelsels met die uit andere landen, zelfs tot in de grieksche oudheid toe. Wanneer hier en daar nog eenige meerdere kritiek ware uitgeoefend, b.v., door aanwijzing hoe hier de aloude regel weder doorkomt, dat het volk verschillende sagen aan een pleegt te knopen, dan ware het werk misschien te zwaar geworden. 't Is nu reeds een lijvig boekdeel op prachtig papier, zeer smakelijk gedrukt. De teekenaar | |||||||||
[pagina 235]
| |||||||||
heeft bepaald talent en vermaakt menigmaal met zijne voorstellingen. Edoch moeten wij hem waarschuwen tegen jacht naar naïveteit. De Duitschers zeggen: ‘Man merkt die Absicht und ist verstimmt’. - Gebreken in teekening komen zelfs op meesterwerken voor, maar gebreken met opzet ten papiere gebracht ontstemmen den kunstkenner bitter. Men kan in onzen tijd van vele buitenlandsche kunstenaars leeren, hoe rap en fijn en natuurvol men au trait kan teekenen, zonder gemaaktheid. Doudelet heeft te veel talent, dan dat men hem dit niet zou zeggen. A.T.
De Duik-Almanak, door Dr. Guido Gezelle. Legio kalenders zien wij jaarlijks verschijnen, vaak valt het moerlijk uit deze een ‘onberouwelijke keuze’ te doen. Niet wernigen laten zich bij die keus leiden door de uitvoering van het ‘schild’, zonder zich eerst op de hoogte te stellen van het ‘blok’, d.w.z. zonder zich te bekommeren om hetgeen de ‘blaadjes’ te zeggen hebben. Voor dezulke nu - wien het alleen te doen is om door een mooie wandversiering hun huiskamer aan gezelligheid te doen winnen - zijn deze regelen met geschreven, wèl voor hen, die hoogere eischen stellen aan den in onzen tijd onmisbaar geworden scheurkalender. Onder de velen dan, die ook nu weer van de pers kwamen, is er één, (deze) die zeker in ons land nog maar bij weinigen bekend is, en die toch inderdaad de kennismaking ten volle verdient. Van welken aard de inhoud is? De samensteller, Dr. Guido Gezelle, heeft gezorgd voor afwisseling. In de eerste plaats vinden wij hier natuurlijk dag en datum, dan den bizonderen naam, dien deze of die dag draagt of wel den herlige, aan wien hij is gewijd. Voorts worden vermeld gebruiken en geplogentheden op zulk een dag in zwang. Verder treedt de Duik als taalzuiveraar op, door te laten zien, hoe, in de plaats van vele in zwang zijnde vreemde woorden, Hollandsche gebruikt kunnen worden; zoo dient het ‘schuimwoord’ cito vervangen door het ‘dietsche’ varings, adieu door Godevolen, mode door snof, familie door maagschap, profijt door bate, queste door hader of twist, enz. enz. Eindelijk lezen wij hier menig spreekwoord, maar in andren vorm dan wij het kennen: naast ons ‘krukkende wagens duren lang’, staat ‘prepende keire rijdt verre’, naast ‘al te goed is buurman's gek’, staat ‘die te goed is, wordt begekt’, en naast: ‘de appel valt met ver van den boom’, 't Vlaamsche: ‘zoo de wulle is, zoo is 't laken’. Gedachtig aan 't oude ‘varietas delectat’ wisselen ernst en boert elkaâr af, waarvan als voorbeeld drenen kan de vermelding van deze parodie: ‘honi soit qui mal y pense,
hongersnood maakt smalle pensen’.
Ik mag niet te uitvoerig worden - moge deze weinige regelen voldoende zijn ter aanbeveling van den Duik-Almanak (uitgave van A. Siffer te Gent - prijs fr. 0,50), die op geen studeerkamer mag ontbreken, die welkom zal wezen aan ieder, die belang stelt in de taal en de zeden van onzen Stam! (Hoornsche Courant.) F.W. Drijver.
Gedenkteeken aan J. Fr. Willems. - Redevoering uitgesproken in den Gemeenteraad van Gent, den 19 December 1898, door den heer A. Siffer, Gent, drukkerij V. Van Doosselaere. De politieke omstandigheden hebben ons tot hiertoe verhinderd deze redevoering te bespreken, welke de heer Siffer wel gedaan heeft in | |||||||||
[pagina 236]
| |||||||||
vlugschrift uit te geven. Het is de volledige, afdoende en tevens humoristische weerlegging van al den onnoozelen praat die, in de drukpers en in zeker gedeelte van het publiek, is verteld geworden over het bekroond ontwerp van den heer De Rudder en over de plaats aan het gedenkteeken van den Vader der Vlaamsche beweging toe te kennen. Alwie, onbevooroordeeld, de redevoering van den heer Siffer leest, moet erkennen dat niets ongegronder is dan de beknibbelingen welke tegen de allegorische voorstelling van den heer De Rudder werden uitgebracht. Daarenboven heeft de heer Siffer zich terecht beroepen op de uitspraak van den keurraad, alleszins meer bevoegd dan de naamlooze vitters die hunne gal tegen het ontwerp hebben uitgespuwd. Ook heeft de gemeenteraad zich eenparig bij de zienswijze van het achtbaar lid aangesloten en zal de stad Gent, zooals de heer Siffer het zegde, fier mogen zijn over het meesterlijk kunstwerk dat weldra op het St-Baafsplein zal oprijzen en dit middenpunt van Vlaamsche kunst tot een echt sieraad zal verstrekken. (Fondsenblad.)
M.H. de Marez, in het voorgaande Belfortnummer Jacob Cats besprekende, teekent als merkwaardig aan ‘hoe de Nederlandsche litteratuur langzamerhand in den vreemde begint door te dringen, hoe zij bij de naburige volken belangstelling verwekt, en, even als de Deensche - ook een klein-volk litteratuur - eene plaats inneemt in de algemeene geschiedenis.’ Dat herinnert mij de Nouvelle bibliothèque populaire, à dix centimes: collection des aeuvres les plus remarquables de toutes les littératures, sedert lang verschijnende bij Henri Gautier, te Parijs. Ieder net gedrukt vijfcentenboekje beslaat 32 bladzijden, en veeltijds volstaat een enkel nummer om een beroemd dichtwerk in zijn geheel mede te deelen, zooals b.v. Hamlet, - Macbeth, - Childe-Harold en de Gevangene van Chillon, - Evangeline, - Herman en Dorothea, - Mignon, - Willem Tell, enz. 't Is mij echter niet te doen om eene Fransche uitgave aan te bevelen, maar wel om te bestatigen dat de twee hooger aanroepen litteraturen in de collectie vertegenwoordigd zijn door: Littérature hollandaise. Vondel (Lucifer). J.J Cremer (Intérieurs hollandais) Alberdingk-Thijm (Les chroniqueurs hollandais). Hildebrand (Prose et poésie). Bilderdijk (Poèmes néerlandais). C. Busken-Huet (Portraits du temps). Erasme (Ce que les femmes pensent de leurs maris). Littérature scandinave. Essaie Tegner (Frithrof). - Andersen (Contes choisis). Madeleme Thorezen (Dans les Fiords). Henri Hertz (La fille du roi René). Blicher (Une cause criminelle). Holberg (Le potier politicien). Brandès (Th. Gautier, Ste Beuve). Frederika Bremer (Le voyage de la Saint-Jean, En guerre et en paix). De Russische letterkunde prijkt met de namen van Tourguenieff, Dortoiewski, Lermontof, Nicolas Gogol, Leo Tolstoi, Les poètes russes. Het spreekt van eigen dat, in deze uitgaaf van meer dan 500 boekskens, het paart van den leeuw voor de Franschen is. Niettemin is de verzameling met uiterste zorg en bescheidenheid gedaan, hoogstdenkelijk door een katholieken Belg van Vlaamschen oorsprong. De naam van den bijzondersten voorrede-schrijver, Alfred Ernst, verspreidt immers den geur van onze Limburgsche Kempen. Wat er van zij, ik stond aangenaam verrast toen ik onder den wereldberoemden rouwzang van Lord Byron over Griekenland vond aangestipt dat de Vlaamsche dichter Karel Ledeganck daarin zijne begeestering had geput bij den aanvang zijner Ode aan Brugge: | |||||||||
[pagina 237]
| |||||||||
‘Wie ooit een doode maget zag.....’
‘Dus zong de bard van Albion.....’
Dees laatste alleen bewijst dat ‘de Nederlandsche litteratuur in den vreemde langs om meer doordringt’. R.M.
Gedachtenis der eerste H. Communie of duurzame herinnering van hetgeen de kinderen en hunne ouders toen gehoord, gezien, gevoeld en voorgenomen hebben, door D.B., pastoor, met kerkelijke goedkeuring. Drukker, De Smedt, te Ukkel. Het boekje bevat 1o eene aanspraak van den herder der parochie tot zijne eerstcommuniekanten; 2o de voornaamste middelen van volherding na de eerste communie; 3o eenige woorden tot de ouders om hunne kinderen voor het bederf te behoeden; 4o eene opwekking, gevolgd van de schoone gebeden om gezamenlijk de beloften des Doopsels te vernieuwen en de Eerstcommuniekanten onder de machtige bescherming der allerh. Maagd Maria te stellen. Dit alles is kortbondig vervat in 16 bladzijden, fraai gedrukt en bestemd om in het Gebedenboek der eerstcommuniekanten geplaatst, bewaard en dikwijls herlezen te worden. Alwie er belang in stelt dat de kinderen, na hunne eerste communie braaf en deugdzaam blijven, is verzocht, te dien einde, dit boekje te helpen verspreiden. Prijs: 8 centiemen het stuk; 3 fr. de 50; 5 fr. de 100.
Het oude Oostende en zijne driejarige Belegering (1601-1604). Opkomst, Bloei en Ondergang met de beroerten der XVIe eeuw, door Edm. Vlietinck (met teekeningen, plattegronden, zichten enz.). Oostende, J. Vlietinck, uitgever. De wetenschap gaat met reuzenschreden vooruit, alle vakken van de menschelijke kennis worden doorgrond en in die bedrijvigheid staat zeker de studie der geschiedenis op den laatsten rang niet. Nuttig en goed is het te weten wat onze voorouders deden want, daargelaten de ingeboren on veredelende zucht naar kennis, is zeer dikwijls het verleden de school van het heden. Alle arbeid op dit gebied moet dus aangemoedigd worden en lof gesproken, en dit lofspreken wordt een waar genoegen wanneer men een degelijk werk als dit aan de openbare aandacht mag aanbevelen. Oostende is, zoomet door hare uitgestrektheid en groote bevolking, eene onzer meest bekende steden, waar met alleen een groot deel onzer bevolking maar zelfs de vreemde henen gaat gedurende het badseizoen. De ‘Driejarige belegering’ door Albrecht is eene der grootste gebeurtenissen onzer nationale geschiedenis; immers met Oostende viel de laatste sterkte van het protestantisme in onze landen. De schrijver weet de gebeurtenissen klaar en duidelijk voor te stellen in eene aangename en sterlijke taal, en hij schetst ons plastisch en aanschouwelijk de toestanden De talrijke platen welke het boek opluisteren en welker uitvoering allen lof verdient, brengen op hunne beurt het hunne bij om alles in het klaarste daglicht te stellen. Wie dus zijne bibliotheek met een schoon en nuttig boek wil verrijken en eene nuttige en aangename studie doen, koope dit werk van den heer Vlietinck, die overigens op historisch gebied aan zijn proefstuk met meer is. | |||||||||
[pagina 238]
| |||||||||
Toponymische studie over de oude en nieuwere plaatsnamen der gemeente Bilsen, door Jef Cuvelier en Camiel Huysmans, uitgegeven door de Koninkl Vlaamsche Academie te Gent, A. Siffer, 1897. Dit werk schijnt ons zeer volledig en verdienstelijk te zijn, anders zou het ook niet door de Vlaamsche Academie ter uitgave zijn aangenomen. Die Kritik in der englischen Literatur des 17. und 18 Jahrhunderts, von Paul Hamelius. Bruxelles, Société belge de Libratrie, 1897. Dit werk behoort tot de verzameling uitgegeven door de philosophische Faculteit der hoogeschool te Luik, en werd haar destijds door den schrijver aangeboden om den doctorstitel in de germaansche philologie te verwerven. Hier in 't kort de thesen, die de jonge geleerde op lofwaardige wijze behandelt:
Die bemalten romanischen Holzdecken im Museum zu Metz, door A. Schmitz, in-8o, met platen, Dusseldorf, Schwann 1897, prijs fr. 3.75. Deze romaansche houtzolderingen werden [voor] eenigen tijd in een particulier huis te Metz ontdekt en naar het nuseum overgebracht. Het hoofdsieraad bestaat uit gestyliseerde [...], die met grooten zwier en verscheidenheid zijn aangebracht. [...]ele bouwmeesters van onzen tijd, die hunne zolderingen met ‘stu[...]versieren, waarvan maar al te dikwijls brokstukken op onze tap[...] recht komen, zullen hunne plafonds binnen 600 jaren niet in museums zien prijken. V.N.
Kleine Schriften zur Zeitgeschichte und Politik, von Georg. Freiherrn von Hertling, Freiburg i. [...], 1897, 673 bl., in-8o, fr. 6,25. De Munchensche hoogleeraar von Hertling, die kortelings den tweeden doctorstitel honoris causa ter Leuvensche hoogeschool verwierf, is geen onbekende voor ons. Wij lazen dus met dubbele belangstelling de opstellen, die de schrijver onder bovenstaanden titel tot een lijvig boekdeel vereenigde. H behandelt de beginselen van wier gezonde opvatting geheel het politisch-sociale leven afhangt: Vrijheid, gelijkheid, democratie, monarchie, absolutisme. De geleerde hoogleeraar toont vooral zijne grondige kennis der middeleeuwsche wijsbegeerte in zijne wederle[...]ng van Ritschl, die reeds vroeger ter perse kwam. Dan moeten wij ook het stuk Naturrecht und Socialpolitik, als behoorende tot het belangrijkste gedeelte van het werk, nog bijzonder vermelden. Evenzeer als den inhoud moeten wij deze sierlijken stijl roemen, waarm de uitstekende geleerde zijn diepzinnige gedachten kleedt. V.N. | |||||||||
[pagina 239]
| |||||||||
Duimpjesblad. - ‘Een stem uit het Woud’ door Victor De Lille, drukkerij, V. De Lille, Maldegem. Een werkje, oorspronkelijk en frisch van opvatting, waarin de schrijver toont hoe een klein volksjongen ook kunstenaar worden kan. Het verhaal heeft een echt geschiedkundigen grond, waarop dan ook alles berust. Vele historische bijzonderheden die tot nu toe om zoo te zeggen gansch onbekend bleven. Jammer dat de taal van den schrijver nog al wat te wenschen overlaat.
Koninkl. Vlaamsche Academie. Vergadering van 15 Februari. - Na voorlezing van het verslag der vorige bijeenkomst, deelt de bestendige sekretaris mede dat op 10 Februari nog een handschrift, in antwoord op de prijsvraag van geschiedenis, is ingekomen. De vergadering beslist dat het handschrift aan de jury van beoordeeling zal medegedeeld worden, en dat deze later over het in aanmerking komen van dat stuk zal beslissen. Uit naam der Commissie voor nieuwere taal- en letterkunde, doet de heer Coopman het voorstel dat door de Academie zal uitgegeven worden het Liederboek van Dokkum. Deze uitgave zou bezorgd worden door de heeren J. Bols en Flor. van Duyse. Dit voorstel wordt aangenomen. Vervolgens leest de heer Gailliard een uitvoerig verslag voor over de werkzaamheden der Commissie van Middel Nederlandsche letteren, van hare oprichting af tot op heden. De heer Coopman deelt, namens de bijzondere Commissie voor het Woordenboek der Nederlandsche Taal, een schrijven mede van de Redactie van het Woordenbeek, waarbij deze haren dank betuigt voor het toezenden van uittreksels. Deze brief zal in de Verslagen en Mededeelingen worden opgenomen. Door den heer Broeckaert wordt medegedeeld dat de Commissie van geschiedenis heeft verkozen tot voorzitter, den heer Sermon, tot ondervoorzitter, den heer Bols en tot secretaris, den heer Broeckaert. Op voorstel dier Commissie besluit de Academie tot het uitgeven door den heer de Potter, van eene ‘Historische bibliographie der Belgische steden en dorpen.’ Verder wordt besloten tot het uitgeven van een handschrift, door den heer P. Tack ingezonden, dat bevat eene Bibliographie van de Oudneder frankische bronnen en Geschiedenis van de studie dezer bronnen. Een voorstel strekkende om eene kunstafdeeling in te richten zal in de volgende zitting besproken worden.
Groote prijskamp van toonzetting van 1899. - De Minister van Landbouw en Openbare Werken brengt ter kennis der belanghebbenden dat een dubbele prijskamp wordt geopend voor een gedicht in Nederlandsche taal en een gedicht in Fransche taal, om op muziek gebracht te worden voor den prijs van toonzetting van 1899 (prijskamp van Rome). Een prijs van 300 frank of een gouden medarlie van dezelfde waarde, zal aan de schrijvers der bekroonde gedichten toegewezen. De gedichten zullen met meer dan drie muziekstukken van verschillend karakter, onderbroken door zangverhalen, behelzen, niet meer dan twee honderd verzen bedragen, en behooren tot het lyrische of tot het dramatische vak. Het is onnoodig dat zij geschikt wezen voor de tooneelopvoering. De schrijvers mogen naar believen eene alleenspraak maken of verscheidene personnages doen optreden. De Belgische schrijvers die aan den prijskamp willen deelnemen | |||||||||
[pagina 240]
| |||||||||
moeten, voor den 1en April 1899, hun werk zenden naar het secretariaat der koninklijke Belgische Academie van wetenschappen, letteren en schoone kunsten (Brussel). De handschriften mogen geen enkele aandurding dragen, die den schrijver kan doen kennen. Zij zullen vergezeld gaan van een gesloten briefje, bevattende den naam en de woonplaats van den schrijver. Het is verboden, op pene van verbeuring van den prijs, een valschen naam te gebruiken.
Woordenschat, verklaring van woorden en uitdrukkingen onder redactie van Taco de Beer en Dr Laurillard. Van deze nuttige en practische uitgave is thans aflevering 17 verschenen, gaande van Rogationes tot Slijk.
Davidsfonds. Vergadering van het Hoofdbestuur, 10 Februari 1899. - Het Hoofdbestuur hield donderdag 16 Februari zijne gewone zitting onder het voorzitterschap van den eerw. heer Dr Claeys, ondervoorzitter. De heer Helleputte, voorzitter, verhinderd in de Kamer van volksvertegenwoordigers, kon slechts op het einde der zitting aanwezig zijn. De vergadering was talrijk: 22 leden waren aanwezig. Het verslag der laatste zitting werd goedgekeurd, alsmede de rekeningen van het dienstjaar 1898 en de begrooting voor 1899. Het budget bedraagt ongeveer 26,000 fr. De volgende werken zijn in bereiding: Jaarboek, Mengelingen, Platen van den Boerenkrijg, Oude Geestelijke liederen, door Fl. van Duyse, Reis naar Congo (met platen), door P. de Mey, Vaderlandsche historie, van David, Verhalen uit het Meetjesland, door pr. Edg. Pattijn, een wetenschappelijk werk van kanunnik Martens. Men heeft overvloed van handschriften en is om zoo te zeggen geriefd voor twee jaar. Een lid vraagt, meer en meer eischend te zijn in het aanvaarden van nieuwe werken. Tot bereiding der jubelfeesten voor ons 25 jarig bestaan, in 1900, wordt eene commissie benoemd bestaande uit de leden van het bureel en de heeren Peters, Duclos, Ossenblock, Siffer en Van Geel. Eene afdeeling zal gesticht worden te Ath; men neemt akte van den brief van bedanking geschreven door het Willems-Comiteit voor de gestemde som van 1000 fr.; de quaestie van het hulpgeld voor het gedenkteeken op Groeningekonter wordt verschoven tot de volgende zitting; onze uitgaven zullen geschonken worden aan het studentengenootschap der Germanisten te Leuven. Verdere maatregelen van louter bestuurlijken aard worden nog genomen.
- Zondag 12 Februari speelde met groot welgelukken de verdienstelijke tooneelkundige afdeeling van het Davids-Fonds van Heist-op-den-Berg, het vaderlandsch drama ‘Een jonge held’ door De Wagenaere. Dit stuk is ontleend aan den Boerenkrijg.
† Frans Van Herzeele, Gentsche toondichter; hij vervaardigde de muziek voor verschillende tooneelstukken van H. Van Peene en Nestor de Tière. - Frans van Havermate, te Antwerpen, beeldhouwer, geboren te St-Nicolaas. - Montigny, dierenschilder te Tervuren. - Graaf de Chambrun, stichter van het Musée Social te Parijs, en schrijver van vele werken over de arbeidersquaestie. Hij was een echt katholiek en zijne liefdadigheid kende geene palen: ook heeft Frankrijk, met de Regeering aan het hoofd, hem koninklijk begraven. - Dr Robert Fruin, hoogleeraar te Leiden, lid der Kon. Vlaamsche Academie, een van Nederlands eerste geschiedschrijvers. |
|