gebouwen die kosteloos, zonder vergelding, werden opgericht. Zooals men ziet komt men niet zeer ver met de logica, in taalkunde. Wanneer nu dr. De Vreese verzekert en voor onbetwistbaar houdt dat betaalde scholen alleen juist is en zegt: die scholen betalen niet, zij worden betaald, dan wijkt hij af van de beteekenis door den heer Arnold aan het woord ‘scholen’ gehecht, om betalende te veroordeelen. Bij hem beteekent school niet meer het gebouw, maar het onderwijs.
Nu, het woord school heeft nog eene derde beteekenis, namelijk het gezamenlijke, de collectiviteit der schoolgaande leerlingen, want het is meer dan eens gezegd: Noch de meester, noch het gebouw, maar de leerlingen maken de school uit, zooals de gezamenlijke kristenen de Kerk uitmaken. Ook, als men zegt de strijdende Kerk, de lijdende Kerk en de zegepralende Kerk, bedoelt men daarmede niet drie verschillende gebouwen, maar wel het gezamenlijke der geloovigen op aarde, der zielen in het Vagevuur en der gelukzaligen in den Hemel.
Indien men nu die beteekenis aanneemt, dan is betalende school de volmaakte onzin niet meer dien dr. De Vreeze erin ziet, maar wel zeer juist, als zijnde het de school, 't is te zeggen de collectiviteit der leerlingen, die het onderwijs, aan haar gegeven, betaalt.
Dr. De Vreese kent nog eene andere benaming, die niet minder juist is, namelijk: Fransche school. Daarover willen wij niet verder uitweiden: het zou er nog aan te kort zijn dat wij, Vlamingen, aan de franskiljons dat wapen in de hand gaven, om tegen ons te bewijzen dat het Fransch waarlijk de taal der beschaafde standen in Vlaanderen is, aangezien de scholen waar het onderwijs betaald wordt er den naam van Fransche scholen dragen.
Eindelijk keurt dr. De Vreese ook het woord betaalschool af, dat op de deur der school in de