| |
| |
| |
Inkijkjes bij Antwerpsche schilders.
(Vervolg.)
V.
Jeroom Mees.
Geboren te Hingenen, op Allerheiligen 1866.
Een aardig schildershok is dat van Jeroom Mees. - 't Is in de kapel van het godshuis Vander Biest dat, in 1505, op de Falkonrui gesticht werd als toevluchtsoord voor zestien oude vrouwkens. In de huisjes der stichting wonen thans nog altijd meêkens, - wie weet de hoeveelste sedert vijf eeuwen! - doch het tempeltje des Heeren is een tempeltje der kunst geworden, gelukkiger dan vele andere kapellen en kerken van dien tijd, die tot stallen en schuren verlaagd werden.
Mees betrekt het bovendeel, dat hij naar zijne hand inrichtte en voorzag van een glazen dak. Nog toonen daar echter de ruige balken en nokken stout en fier hunne eiken gestalten, in welker schaduwe steeds de geest van vroeger schuilt, - en 't is of de onde Friessche wandklok, wier wijzer het geboorte- en sterfuur wees van verscheidene geslachten, met haren sidderenden tik voortdurend van de snelheid des tijds frazelt. - Stille boven, vol aantrekkelijke rust, vol heilige ingetogenheid, wat pleit gij voor den smaak van hem, die u tot werkplaats koos!
| |
| |
Mees is een ernstig kunstenaar, vol afschuw voor het oppervlakkige, en zoodanig gesteld op iets degelijks, dat hij voor zich zelven te streng wordt, en dikwijls, als studieën, doeken terzij zet, die met een twintigtal borstelstreken bijzaaks ferme schilderijen zouden zijn. Hij is een portretmaler van groote verdienste, en wanneer de begrippen eens bestellers er hem niet toe dwingen gelikt en gepuimd te zijn, dan bewondert men in hem die vurigheid, dat spel van vlakke tonen, daar Frans Hals de oudvader van is. - Naar de doening der meeste groote portretschilders, geeft hij zijne koppen weêr, niet overweldigd door den drift des oogenbliks, maar met die kenmerkende eigene trekken, verkregen door aard, gewoonte, levenswijze. Altijd zijn zijne vleeschtonen kunstig, is zijne teekening vast.
Ongeteld de portretten die Mees voor bijzonderen schilderde, moeten van hem de volgende stukken gemeld worden: ‘De slapende Grijzaard’, - eene groote naaktstudie - ‘Pater zijnen Brevier lezend’, ‘De Vroolijke Meid’, ‘Overpeinzing’, ‘Jakob van Maerlandt’, ‘Seheepsman Jef’, ‘De Bierdrinker’, - portretten - en ‘De Hekelaarster’, ‘De Spinster’ en ‘De Les van Grootvader’, binnenzichten.
Mees is een warme Vlaming, die meer dan eens in openbare redekavelingen, kalm weg een afdoende woordje in 't voordeel Onzer Zaak gezegd heeft. Hij eet geen vleesch, drinkt geen bier, doch is nogal liefhebber van een rookstokje.
Jeroom Mees! indien gij u ooit aan iets dronken zwelgt, dan zij 't aan de kunst der Hollandsche meesters van het Groot Tijdvak. Gij hebt iets van hen in uwe knokels!.. Laat het ons genieten, of anders snauwt u de toekomst bitter toe: gij gaaft niet wat gij beloofdet!...
| |
| |
| |
VI.
Romaan Steppe.
Geboren te Antwerpen, den 13n Januari 1859.
Romaan Steppe, - ziedaar de echte type van den braven, lieftalligen burger, naar den ouden Sinjorenstempel. Zijne wieg stond op de Sint Pietersvliet, en 't zal, naar zijne eigene getuigenis, de nabijheid der Schelde geweest zijn, die in hem den lust van 't waterschilderen deed ontstaan.
Steppe schildert slechts met goesting wanneer hij den bewolkten hemel, het golvende, klotsende water op groote doeken brengen kan. Sommige zijner zeegezichten zijn van eene verrassende waarheid, vol ontzag en tooverachtig lichtspel.
Steppe is thans op veertigjarigen ouderdom gansch grijs; doch hij heeft tot op dezen dag al het eenvoudige, al het bedrijvige, al het zenuwachtige behouden van een goeden jongeling van achttien jaar. - Hij arbeidt in eene gezellige kamer op 't eerste verdiep. Buiten zijne schilderdoos en ezel met paneel, is er daar niets aanwezig dat van de gewone versiering eener ontvangstkamer afwijkt Van smaak getuigen er een paar borstbeelden, waarvan één in marmer en 't ander in pleister, alsmede een twintigtal schetsen, gevat in een enkel raam.
Zijne Majesteit koning Leopold II bezit een van Steppe's schilderijen: ‘Vóór den Storm’, de Russische afgezant te 's Gravenhagen kocht van hem ‘Eene baar’, en een groot getal zijner doeken zijn Duitschland ingereisd.
Romaan Steppe hield, tot nu toe, zeven persoonlijke tentoonstellingen: ééne te Brussel, en zes te Antwerpen. De zes laatste hield hij gezamentlijk met beeldhouwer Van Beurden.
| |
| |
| |
VII.
Karel Ooms.
Geboren te Desschel, den 27n Januari 1845.
Karel Ooms' schilderzalen zijn ruim, rein, helder. Men bespeurt er overal orde, regelmaat, schikking, rijkdom, smaak. Ondanks het vele er aanwezig, is er tot het minste stukje toe verzorgd, hangend of staande op zijne gepaste plaats. De overvloed dringt er overal door, ondanks zich zelve, doch de spaarzaamheid omlijst er de weelde, en de eenvoud tempert er de pracht. - Schoone plaatsen, met deugdelijke meubelen, schilderijen van Ooms zelf en schilderijen van oudere en nieuwere kunstenaars.
In de kunst is Ooms een geest van het stellige. Van zijn allereersten tijd af, bemerkt men bij hem eene buitengewone meesterschap in de teekening, een wonder gemak van samenstelling, eene nipsche nauwkeurigheid, eene vaste, uitgebreide kennis van geschied- en oudheidskunde. - Zie zijne ‘Opvoeding der Grakken’. - ‘Mijne twee zonen zijn mijne schoonste sieraden!’ riep Cornelia uit. - Niets meer, niets minder dan dezen volzin, dezen uitroep geeft die schilderij weder, met hare drij figuren die zoo rond zijn, zoo regelmatig van lijn, en geplaatst in 't volle licht. Het tafereel is bondig als de spraak der Spartiaten, en de lichamen zijn op zijn Grieksch geboetst.
‘De Opvoeding der Grakken’ legde al Karel Ooms' eigenschappen en hoedanigheden aan den dag. Zonder aan een zijner andere, latere werken te gelijken is het toch aan allen verwant.
Voor Ooms, de felle teekenaar, hebben die smijerige, smeltende, nauw afgebakende omtrekken van ons Noorden geenen aantrok. Hij moet krachtige lijnen hebben, volle licht, straffe schaduwe, hevige onderwerpen, typen met getaande wezens, bepaalde trekken. Zie, onder anderen, zijne ‘Voorzegging’, ‘Vlaamsche Vrijbui- | |
| |
ters’, ‘Spaansche Furie’, ‘Onderzoek in Plantijns Drukkerij’, ‘Een Bohemer’, - breede scheppingen, van tel. - Zijn geest is vlug en zijne verbeelding stout, zijne hand is veerdig en zijn oog ziet klaar, doch zelden is zijn hert ontroerd, zelden ontsnapt hem eenen kreet van zielsverrukking. In de schaarsche oogenblikken van begeestering trillen er echter edele tonen in zijn lied, zijn palet is weelderig, zijn penseel spreekt, de kleur wil de lijn overmeesteren: hij wordt Vlaamscher. Zie ‘Verboden Lezing’, doch vóóral ‘Waar Geluk’.
Zoon onzer Kempen, heeft Ooms in zijne kinderjaren dikwijls de vlakke hei doorkruist, waar de zonne des zomers zoo barnen kan; als jongeling, droomde hij van het wonnige Zuiden, met zijn schitterenden hemel, zijne blauwe waters, zijne heldere vergezichten, zijne bruine menschen. Zij die de teekengaaf in ruime mate ontvangen hebben, gelijken zelden de magneetnaald!
Karel Ooms sleet zijne beste jaren in noeste vlijt, doch hij oogstte gouden vruchten. Zijn nederig geboortehuisje werd zijn eigendom; benevens zijn prachtig verblijf en zijne werkplaats te Antwerpen, bouwde hij zich een landgoed te Cannes, in het weelderige Provence, het land der olijven, de streek van Mistral; hij is door zijne werken vertegenwoordigd in de Muzeums van Antwerpen, Brussel, Praag, in den Belgischen Senaat en 't Antwerpsch Gerechtshof. Voor hem wordt het geen winter meer, want nauw komen de grauwe dagen of hij steekt naar 't Zuiden over, om slechts naar Antwerpen terug te keeren wanneer de zonne warm schijnt.
Ooms is thans bezig aan eenen tegenhanger van zijn doek ‘De laatste Dagen van Rubens’, dat zich in Amerika bevindt.
| |
| |
| |
VIII.
Piet van Engelen.
Geboren te Lier, den 12n Mei 1863.
Een uitsprong der Lange Leemstraat, een straatje zonder einde - en zonder naam. Een blind muurken, waarover hijfteranken, vlier- en acaciatakken hangen, een drijtal geslotene burgershuizen, eene hooge linde, en in dezer schaduwe een hoeveken, met witgekalkte muren, groene deuren en groene vensterluiken. De blaren rollen er over het pad en 't is er stil, stil..... Hoeveel beter en gezelliger is 't daar dan in die pralerige Lange Leemstraat, waar de menschen der hooge of schijnhooge wereld elkaar voorbijstappen, stijf lijk stokken en fier lijk hanen!
In een der drij burgershuizen is Piet Van Engelen's werkwinkel. Langs een tamelijk donkeren gang, over eenen vloer met pleisterplekken op, al tusschen kassen en bakken en stukken beeldhouwwerk dóór geraakt ge aan een trapken. Klim op! - Ge loopt eene deur voorbij, waarop een kaartje van schilder Willem Albracht, ge kijkt door een venster en bemerkt dat er op den achteruit beeldhouwers aan den arbeid zijn. Is 't daar dan een heel kunstenaarsnest? - Nog een wipken en ge zijt bij Piet Van Engelen.
Eene spleetgordijn door, - die onmisbare, zware spleetgordijn, die de werkhuizen onzer Antwerpsche schilders van ouds gemeen hebben met de Hollandsche drinkhuizen, - en ge bevindt u te midden van hanen, kalkoenen, rashonden, patrijzen, fezanten, hoenders, otters, smirreltjes..... en menschenkoppen.
Piet Van Engelen schilderde eerst figuren en daarna beesten. Weelde en geestdrift geven thans, in dit laatste vak, den toon bij hem: hij aanbidt de kleur en baadt met wellust in de afwisselende, rijke tinten van het bonte gevedert der huis- en wildvogels; hij kent de hondsoorten en staat in bewondering voor een mooien
| |
| |
pels, een geraamte der type van een of ander slach dezer dieren. - Over 't algemeen zijn Piet Van Engelens beesten in goeden staat: niet verarmoeid. Zij eten, drinken, loeren, springen, vechten, - doch lijden niet. Er zit overvloedige kundigheid in die schilderijen, opmerkelijke adelsgezindheid, veel dat ruim de oogen, doch niet het hert voldoet. En hij heeft nochtans een hert, en kan het herte raken, die Piet, want zie zijn ‘Weesje’, dat lieve, innige stuk uit zijn eerste tijdvak. Dát dingt naar 't hoogste, dát beeft van aandoening, dát blijft onuitwischbaar in het geheugen geprent: 't is eene brok leven, daar de bezieling den gulden toon op wierp.
Uit het bestaan der dieren zijn ook tragische, innige tafereelen te schilderen: stervensnood, ziekte, armoede, verlatenheid, pijn, wee zelfs zijn het aandeel der dieren, zoowel als dat der menschen. - Een hond zal erbarmelijk stenen en klagen bij het afsterven zijns meesters, en hij zal trouwhertig blijven waken naast eene sponde daar geen mensch toe nadert. - Wie heeft nooit gezien wat droeve blikken het vrachtpeerd werpt naar de deur der herberg, waarbinnen zijn voorman toeft, hem, 't arme dier, vergetend, zoowel als het huisgezin, ginds verder?
Kome er voor u ras een derde tijdvak, o Piet, een tijdvak dat gij diep en vorschend schouwen zult in 't leven der dieren, lijk gij vroeger in 't leven der menschen staardet, en dán bewaart de rechtveerdige toekomst eene kroon voor u.
Bij de beste onder Piet Van Engelens talrijke schilderijen tellen: een stuk zijnde in 't Muzeum van Luik, een bij den schilder K. Ooms, een in de verzameling Huybrechts en een in de verzameling Osterrieth te Antwerpen.
E. De Grave.
|
|