Het Belfort. Jaargang 14
(1899)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 152]
| |
Boekennieuws en Kronijk.Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, door J. Vercoullie. - 2e verbeterde en zeer vermeerderde uitgave. Gent, J. Vuylsteke, 1898. De eerste uitgaaf van Prof. Vercoullie's ‘Etymologisch Woordenboek’ dagteekent van 1890; dat nu reeds een herdruk was noodig geworden, bewijst genoegzaam dat het boek aan velen is nuttig geweest, en werkelijk - hoe alledaagsch het ook klinken moge - een leemte heeft aangevuld. Werd de eerste uitgaaf gunstig onthaald, deze tweede verdient niet minder warme aanbeveling. De melding ‘verbeterd en zeer vermeerderd,’ die op den titel voorkomt, staat er niet zonder grond. ‘De inhoud van de eerste uitgave, zegt de schrijver in zijn “bericht”, is zorgvuldig nagezien en van onnauwkeurigheden gezuiverd; eenige onjuiste etymologiën zijn terecht gewezen; vele twijfelachtige hebben aannemelijker oplossingen gekregen... Bij de hoofdwoorden zijn thans ook de beteekenissen vaker aangegeven; de quantiteit der klinkers is aangeduid en de Grieksche woorden komen in Grieksche letter’. Wat de vermeerdering betreft, zij bestaat hierin dat, ten eerste, de tekst met ruim 23 blz. is aangegroeid door het opnemen van woorden die in den eersten druk ontbreken, en dat, ten tweede, de verschillende bijvoegsels, door den auteur in 1890 beloofd, er nu wezenlijk staan, zeer zeker tot groot genoegen van de gebruikers van het werk. Die bijvoegsels bevatten den etymologischen inventaris van de Nederlandsche taal (bl. 344-396), de lijsten der in het boek voorkomende Grieksche, Latijnsche, Fransche, Duitsche en Engelsche woorden (bl. 392-464), waarvan die der Fransche woorden aan de Germaansche talen, en inzonderheid aan het Nederlandsch ontleend (bl. 411 en vlgg.) afzonderlijk dient vermeld te worden. Dat die verbeteringen en aanvullingen de waarde en bruikbaarheid van het werk nog vergroot hebben, zal geen verder betoog behoeven, en onnoodig is het ook er bij te voegen, dat deze herdruk volkomen op de hoogte van de tegenwoordige wetenschap is. Verbazend mag het heeten dat de schrijver er in geslaagd is ons, in dit handig boekje, in klein 80 en nog geen 500 blz. tellende, zoo een rijke schat van vaak elders niet te vinden inlichtingen aan te bieden. Niemand zal het hem euvel duiden, als hij, met rechtmatigen trots, daar in zijn ‘bericht’ op wijst: met nog meer recht dan bij de eerste uitgave meent hij thans te mogen zeggen dat zijn boek meer stof bevat dan de andere werken van dien aard, waarmede inzonderheid de bekende woordenboeken van Franck en Kluge bedoeld worden. Vergeleken met die werken geeft het niet alleen de etymologie van veel meer woorden, maar duidt nog, zooveel mogelijk, de etymologie aan van | |
[pagina 153]
| |
de vreemde woorden welke in het Nederlandsch werden overgenomen. Ik wil het, in deze weinige regels, bij een eenvoudige aankondiging van de tweede uitgave laten. Immers, voor een bespreking van de opgegeven etymologien zelf is het noch de plaats noch het oogenblik; van den anderen kant is het Etylomogisch Woordenboek van den Gentschen hoogleeraar te goed bekend aan al wie zich op de studie van de Nederlandsche taal toelegt, dan dat het noodig weze nog eens te herhalen dat het een kostbaar, ja onmisbaar hulpmiddel bij die studie is. Ik wensch dezen herdruk veel bijval. De uitgever verdient veel lof voor de goede typographische uitvoering; er zijn betrekkelijk weinig drukfouten.
Leuven. C L.
Dictionnaire français-néerlandais des termes de droit, par Paul Beilefroid, avocat-avoué, juge suppléant au Tribunal de Hasselt, chargé de cours à l'Université de Liège. - Prix: 5 fr. - Hasselt, imp. et lith. M. Ceysens, rue du Démer, no 11, 1897. Practisch is M. Paul Bellefroid's boek voorzeker in dezen zin dat het den zoeker toelaat aanstonds voor een fransch woord of eene fransche uitdrukking eenen gelijkstaanden vlaamschen term te vinden, en 't zal als dusdanig in de vlaamsche rechtswereld een goed onthaal genieten. Of het geschikt is om onze tegenwoordige rechtstaal, die over tijd in Nederland met het harde doch juiste woord ‘karikatuur’ bestempeld werd, tot eene degelijke nederlandsche en tevens strenge rechtskundige taal te herscheppen, valt te betwijfelen. Dit was ook zijn doel niet, zegt schrijver ons in zijne inleiding, en is ook zijne taak niet, zou hij er kunnen bijvoegen. Inderdaad hij biedt geen didaktisch werk aan, doch enkel eene verzameling der woorden en termen in de hedendaagsche rechtstaal te vinden. Is nu die rechtstaal onbestemd en onvolmaakt, dan zal de woordenlijst natuurlijk van denzelfden aard zijn. In den grond mangelt het den vlaamschen rechtsgeleerde, voor 't vaststellen zijner woorden, aan maatstaf. De vertalingen in onze woordenboeken te vinden zijn onvoldoende, en die welke voor eenige wetboeken bestaan, zeer uiteenloopend. O ze Vlaamsche Academie heeft tot nu toe nog geene woordenlijst van rechtstermen uitgegeven. Even teleurstellend is 't dikwijls bij onze Noorderburen op zoek te gaan, daar in vele gevallen begrippen en termen, in onze wetboeken voorkomend, in de hunne niet te vinden zijn. Als enkel voorbeeld diene de vertaling onzer belangrijke trilogie 1) assassinat, 2) meurtre, 3) homicide, die Bellefroid vertaalt door 1) beraamde moord, moord met voorbedachten rade, 2) moord, 3) doodslag, manslag. Het Nederl. Strafwetboek gebruikt met meer juistheid moord voor assasinat en doodslag voor meurtre. De derde term komt er niet in voor. M Obrie stelt voor dezelfde terminologie aan te nomen en voor homierde een nieuw woord in te voeren, bijv. het oude ‘ontlijving’. Hoe onvast onze rechtstaal ook zij, het ware nochtans op vele plaatsen den schrijver mogelijk geweest meer juistheid in de keus der woorden en uitdrukkingen, meer beperktheid in het opgeven van synoniemen aan den dag te leggen. - Hij schijnt zich inderdaad meer bekommerd te hebben om den belanghebbenden eene groote keus van woorden op te disschen, dan wel om hem altoos 't gepaste woord aan te duiden, hetgeen bij 't gebruik twijfel en aarzeling moet te weeg brengen. Ons dunkt, dat de schrijver ook te veel houdt van de gesmede woorden en uitdrukkingen, die nooit door welkdanige spreker zullen | |
[pagina 154]
| |
gebruikt worden. Dat spruit meestal uit de in Belgié vrij algemeene zucht om fransche woorden en uitdrukkingen, in al hunne deelen, letterlijk te vertalen, in plaats van in het taaleigen op zoek te gaan. Zoo bijv. de fr. uitdrukking de plein droit wordt allerbest door van rechtswege weergegevenGa naar voetnoot(1). Bellefroid heeft ongelijk (1. vbo plein) die uitdrukking te vertalen door van vollen rechtswege, iets wat hem overigens niet belet bij droit dezelfde uitdrukking kortaf door van rechtswege weer te geven Gevaarlijk is 't ook alle woorden van vreemden (meestal franschen) oorsprong te willen vervangen door een nederlandsch woord; negenmaal op tien is dan 't nederlandsch woord eene onjuiste vertaling en is 't op voorhand veroordeeld om in den zin, waarin de purist het zou willen doen doorgaan, ongebruikt te blijven. - In zijne inleiding geeft schrijver zelf toe, dat een aantal vreemde woorden burgerrecht gekregen hebben in 't nederlandsch en moeielijk kunnen ter zijde gelaten worden. Waarom ze dan niet, kort en goed, alleen bewaard? Waarom ze slechts gegeven naast, dik wijls achter eene reeks onbekende en ongepaste? In algemeenen regel is 't vrees voor spotternij die ons weerhoudt in 't gebruik dier woorden, vrees onze vlaamsche taal te doen aanzien als arm en ontoereikend. Instinkmatig rijst dan het spook te voorschijn van zeker fransch dagblad der hoofdstad, meester in 't jokken. Zal echter de lachlast zich minder deugd doen aan woorden, vlaamsch van tooi, doch ellenlang of onjuist, en alleen verstaanbaar voor den smid? Lafontaine schreef eens eene fabel ‘Le paysan, son fils et l'âne,’ en er bestaat een vlaamsch spreekwoord ‘Doe wel en zie niet om’. - Wie lachte ooit om 't fransch voorkomen van engelsche woorden als constitution. prohibition, importation, waaraan 't werk van 't engelsch taaleigen zoo diep ingedrukt werd, dat ze bij 't uitspreken voor een franschman onkennelijk zijn geworden. Als eenige voorbeelden gelden: Crédit = vertrouwen, handelsvertrouwen, crediet. Fabrique = werkplaats, nijverheidsgesticht, fabriek. Ministre = minister, landschepen. Contrat = 1) overeenkomst, 2) schriftelijke overeenkomst, 3) voorwaarde, 4) contract. Elk dezer vier woorden heeft eenen zin op zich zelf, en enkel 't laatste geeft volledig het fransche contrat weer. Met de grootste omzichtigheid moet men te werk gaan in het opgeven van synoniemen. Te licht aanziet men als eensbeteekenend woorden die een zelfde slag van zaken uitdrukken, onderling verschillend door eene kleine bijzonderheid, die er verscheidene soorten van maakt. In rechtstaal, waar elk begrip eene goede bepaalde beteekenis heeft, dient daar vooral op gelet. Bij acquércur, hetgeen schrijver door verkrijger vertaalt (verwerver ware misschien juister) geeft hij als tweeden zin kooper, waarschijnlijk omdat Ledeganck in art. 1601, 1607 en andere van 't Burgerl. Wetb. onjuist kooper gebruikt heeft, waar de fransche tekst acquéreur heeft. Het burgerl. wetb. onderscheidt uitdrukkelijk tusschen aquéreur en acheteur. Er dient dus in 't vlaamsch ook onderscheid gemaakt. Emancipation vertaalt Ledeganck door zelfmaking; hij steunt het | |
[pagina 155]
| |
woord op 't gebruik van verwante uitdrukkingen, die in oude kostumen voorkomen, zooals ‘zijns zelfs zijn’, ‘zijns zelfs worden’ en ‘zelfs maken’. Hij geeft redenen waarom ontvoogding en handlichting hem niet verkieslijk schijnen. M. Paul Bellefroid, in plaats van een keus te doen, geeft de drie voorbeelden. Welk van de drie zal rechter of advokaat nu bezigen? Met gemelde onvolmaaktheden aan te stippen, willen wij geenszins de verdiensten des schrijvers verminderen. Ons inzicht is enkel, overeenkomstelijk met schrijvers verzoek in zijn voorwoord uitgedrukt, hem eenige wenken te geven, die hem wellicht bij eene volgende uitgave van nut kunnen zijn. Wij herhalen het: de ‘Dictionnaire des termes de droit’ is van groote practische waarde; in algemeenen regel geeft hij naast 't fransche, het gepaste vlaamsche woord, dat vroeger slechts in de verspreide woordenlijsten, die enkele vertalingen van wetboeken versierden, te vinden was. En daarom zal redereen die vlaamsch in rechtszaken gebruikt, den schrijver dank weten.
(D. Warande). A.C. adv.
Die Kunst im Hause Geschichtliche und kritisch-asthetische Studien uber die Decoration und Ausstatiung der Wohnung, von Jacob von Falke. Sechste Auflage Wien, Carl Gerold's Sohn, 1897. Prijs: Mk. 7.20 = Fr. 9. Dat er reeds zes uitgaven van dit werk verschenen zijn, bewijst dat het aantrekkelijk is. Het heeft tot doel ons aan te moedigen onze woningen harmonisch in te richten, met een esthetisch oog, - dat met minder uitgaven een schooner geheel weet tot stand te brengen dan de soms recht onsmakelijke ‘kunst’ van den behanger. Het werk behandelt in elf hoofdstukken de volgende onderwerpen: Het grieksch-romeinsch woonhuis; de woning der middeleeuwen en der 16de-18de eeuw; stijl en harmonie; stijl der muurschilderingen; de muren en zolderingen; de vloeren; de vensters en hunne versieringen; de meubelen; het dekken der tafels, enz. Wat betreft het versieren der meubelen, zijn wij het met den geeerden schrijver op bl. 287 niet geheel en al eens. Naar de beginselen van Vrollet-le-Duc moet van een gebouw of voorwerp het versterwerk niet alleen constructif zijn: het mag ook wel decoratif heeten. Maar er moet toch altoos een innetlijke samenhang bestaan tusschen de twee elementen. Men mag niet à tort et a travers versteren, al blijft men ook in den stijl van het voorwerp. Last not least beschrijft Falke de rol der vrouw in het huiselijk leven. Bravo! Wij zijn eveneens een vijand der vrouwen-emancipatie. De vrouw behoort in het huisgezin. Zoo verstond Milton het ook in zijn Paradise Lost: Nothing lovelier can be found
In women, than to study houschold good;
And good works in her husband to promote.
(D. Warande).
V.N.
Een Zonnestraaltje. Uit Logeeren Twee oorspronkelijke verhalen voor meisjes, door Johanna van Herdin. Amersfoort, G.J. Slothouwer, 1898. Dit boekdeeltje is, in ons tijdperk van vrouwen-emancipatie, een aangenaam verschijnsel en bewijst hoe diep de schrijfster overtuigd | |
[pagina 156]
| |
is dat de roeping der vrouw daarin bestaat de zonnestraal van het huisgezin te zijn. Ook leeren wij er uit dat meisjes naar een kostschool te zenden soms een gevaarlijke zaak is. Gelukkig is het karakter der heldin van het eerste verhaaltje, Eva, van dien aard, dat het niet door slechten invloed van makkertjes ken worden bedorven. De twee verhalen, voor jonge meisjes bestemd, zijn volstrekt niet vervelend of flauw, ofschoon er geen liefdesgeschiedenis in voorkomt. Misschien juist daarom! Ik ken een meisje van meer dan twee en twintig jaren, dat het Zonnestraaltje met diepe aandoening gelezen heeft. De tweede novelle is misschien een weinigje overdreven. Maar wij zien er met genoegen eene waarschuwing in tegen het, voornamelijk in Holland, zoo zeer in zwang zijnde uit logeeren gaan der jonge meisjes. Het geheime doel hiervan is toch eigenlijk de meisjes zoo spoedig mogelijk aan den man te brengen. Hoeveel beter echter zal een man eene jonkvrouw leeren kennen, als hij haar aan den huiselijken haard, in haar eigene omgeving ziet te werk gaan. Menigmaal ontstaat door uit logeeren gaan een ‘wederzijdsch huwelijksbedrog’. V.N.
De Gedichten van Constantijn Huygens, naar zijn handschrift uitgegeven, door Dr J.A. Worp. Deel VII, 1661-1671. Deel VIII, 1671-1687. Groningen, J.B. Wolters 1898. Wij vestigen de aandacht van den lezer op het artikel over deze belangrijke verzameling in den jaargang 1896, bl. 78 en 1897, bl. 181, van ons tijdschrift. Wat wij toen geschreven hebben komt ook nu weer te pas. Dr Worp zet zijnen arbeid met onvermoeiden ijver en grondige kennis der zaak voort. Ook de uitgever verdient een ‘pluimpje’, voor het even fraaie als praktische kleed, waarin de Gedichten prijken.
Le dossier d'un brigand (Brussel, 1898, 77 bl.). Onder dezen titel geeft Theod. de Lantsheere een boekje uit dat eene belangrijke bijdrage is voor de geschiedenis van den Boerenkrijg. Reeds in 1895 had Em. Hiel de gevangenneming van Wilm de Lantsheere als onderwerp van een vaderlandsch gedicht gekozen (Dietsche Warande 1895, bl. 439). De H. de Lantsheere verhaalt thans omstandig geheel die geschiedenis. Ter gelegenheid van den aanval door de Brigands van de woonst van de Roose te Opwijk op 22 October 1798 werd de Lantsheere even gelijk Seghers en De Lausnoy als opstokers aangeklaagd. De Lantsheere werd in den Kerstnacht van 1798 te Lebbeke aangehouden, naar Brussel vervoerd en van daar naar Parijs; en het was slechts in Juli 99 dat hij weer in vrijheid gesteld werd en naar Opwijk terug kon komen. Na vele moeilijkheden bekwam de gemeente Opwijk aan de Roose slechts 5000 fr. te moeten betalen in plaats van 42,374 fr. 35 die aan De Roose door de Rechtbank van Dowai toegekend waren geworden. De verschillende stukken in het boekje medegedeeld geven ons een klaar gedacht van de toestanden in dewelke men in die droeve tijden hier ten lande verkeerde, en van de dwingelandij die het Fransch regiem hier zoo hatelijk maakte. Het volgende is hier ook aan te stippen. De vrouw van de Lantsheere had aan haar man te Parijs geschreven, maar de brief was onderschept geworden. In de ondervraging die de Lantsheere onderging, vroeg men hem welke die citoyen Uel was van wien zijne vrouw hem schreef; en de Lantsheere had het zeer lastig om aan den rechter te doen verstaan dat die Uel of Ue enkel vous in onze taal beteekent. A.D.C. | |
[pagina 157]
| |
Koninklijke Vlaamsche Academie. Vergadering van 18 Januari. De heer Van Even, bestuurder, houdt eene toespraak, waarin hij een overzicht geeft van de voornaamste werkzaamheden gedurende 't afgeloopen jaar en tevens hulde brengt aan zijnen voorganger Prof. Alberdingk Thijm. Deze betuigt zijn hartelijken dank voor deze vriendelijke woorden. Na de lezing van het verslag wordt overgegaan tot de benoeming der jury voor het beoordeelen der uitgeschreven wedstrijden. Een ingekomen antwoord op de prijsvraag betreffende de middeleeuwsche eigennamen wordt als geheel onvolledig ter zijde gelegd. Voor de beoordeeling van het ingezonden antwoord op de prijsvraag betreffende de Geschiedenis van België van 1792 tot 1814 worden benoemd de heeren Coopman, Broeckaert en Sermon. Tot leden der Commissie van rekendienst worden herkozen de heeren Claeys, de Pauw en Obrie. De heer Thijm, verzoekt het bestuur aan de orde der eerstkomende vergadering te willen stellen, een voorstel tot inrichting eener afdeeling van Schoone Kunsten. Tot lid der Commissie voor het vaststellen der Terminologie in de Nederlandsche Spraakkunst, wordt benoemd de heer Claes. De aangekondigde lezing door den heer E. Hiel, wordt op zijn verzoek tot eene latere bijeenkomst verschoven.
Studie over het Leven en de Werken van Karel Van Mander, dichter, schilder en kunstgeschiedschrijver, 1548-1606. Prijs: fr. 5,00. Velen kennen ongetwijfeld ‘Le livre des peintres de Van Mander traduit il y a quelques années par Henri Hymans’. Doch kennen zij den kunstgeschiedschrijver, zij zijn misschien min bekend met den dichter en den schilder en in dit opzicht vult de heer Plettinck waarlijk eene leemte aan. De uitgave is zeer verzorgd en behelst verscheidene schoone platen. Het werk is opgedragen aan Minister Beernaert, die zijne medehulp beloofd heeft aan het comiteit dat ijvert om aan Van Mander een standbeeld op te richten te Meulebeke, zijne geboorteplaats.
Worterbuch der Elsässischen Mundarten, door E. Martin en H. Lienhart, 1e, 2e en 3e afl. Strassburg Karl J. Trubner, 1897 4 m. Het werk, waarvan wij hier melding maken, is uitgegeven als leestgeschenk der professoren der hooggeroemde universiteit van Straatsburg. De bewerkers, Dr Martin en Dr Lienhart, hebben tien jaren lang, in alle deelen van het land, in alle verschillende kringen der bevolking de oorkonden, welke de stof van het werk uitmaakt verzameld. In 10 vellen druks worden de vokalen a, e, i, o, u, en het grootste deel der letter f behandeld. De woorden worden in de gewone schrijfwijze gedrukt; daarneven worden hunne verschillende klanken, volgens de klankleer van den taalvorscher Krauter, weergegeven. Niet alleen voor taalvorschers is dit werk van buitengewone waarde, maar ook de folkloristen en zedegeschiedschrijvers vinden in dit woordenboek onuitputtelijke bronnen om hunne studiën uit te brerden en op te helderen. Geloof, ongeloof, zinspreuken, spreekwoorden, kinderrijmen, raadsels: alles toont ons van nabij den volksgeest van voorheen in zijn onvermoeibaar voortbrengen. Getuigen der groote belangstelling van een aantal letterkundigen bij het verschijnen van dit werk, zijn de gelukwenschen, welke uit | |
[pagina 158]
| |
alle oorden aan de bewerkers werden gestuurd. Reeds voor dertig jaar werd het voornemen opgevat een woordenboek der eigenaardigheden der landelijke taal te verzamelen, doch te vergeefs. Thans is die wensch toch verwezenlijkt.
Jaarboek van de Scalden. - Beter laat dan nooit. Mocht die spreuk onze verontschuldiging zijn niet eerder op dit prachtig boek gewezen te hebben. Ik zeg boek, er zijn er twee, een met verzen en proza, opgeluisterd met penteekeningen en een ander vol met afbeeldingen in similigravuren van de tentoongestelde kunststukken: beeldhouwwerk, decoratiewerk, plakkaten, teekeningen, boekbinderij, grafzerken, kunstsmeewerk enz. enz. Deze boeken zijn uitgegeven ter gelegenheid van de tweede tentoonstelling van monumentale, decoratieve en toegepaste kunst te Antwerpen, in Juni-Juli laatst door de maatschappij ‘De Scalden’. In het letterkundig deel komen bijdragen voor van V. De Meyere, Pol de Mont, Dirk De Vos, Fritz Hamo (Fransch), L. Mortelmans, L. Outrop, Pauw II, M. Rudelsheim, Jef Thijs, K. Van de Woestijne, J. Van Eylen (Fransch), Edm. Van Offel, L. Verhee. Aan het prentenboek hebben medegewerkt: W. Albrecht, J. Anthone, J. Baetes, A. Boggen, J. Bascourt, H. Colen, K. Colen, S. Deckers, E. Deckers, E. Declercq, De Decker, F. De Vriendt (monument van den Boerenkrijg te Hasselt), J. Dupon, J. Evrard, J. Gelem, Fr. Gogo, J. Hassall, J. Hofman, Fr. Joris, J. Junes, A. Kels, Fr. Koch, H. Kokken, P. Libert, J. Mees, Fr. Mortelmans, L. Muller, J. Posenaer, Fr. Proost, E. Pellens, E. Rommelaere, L. Rothier, A. Strymans, L. Stynen, O. Van De Voorde, K. Van Havermaet, A. Van Mechelen, H. Van Perck, L. Verhees. Beide boeken zijn prachiig geprent op de persen van De Vos en Van de Groen, 22 Jezusstraat te Antwerpen.
Gedenkbladen van Willem Rogghé. Met eene inleiding van Max Rooses. - Willem Rogghé was een bekwaam schrijver en oprecht Flamingant. Hij leverde enkele goede dichtstukjes en was gedurende een aantal jaren opsteller der Gazette van Gent. Eene aanzienlijke rol in den Vlaamschen kamp vervulde hij niet, en zijn invloed op de leiders der staatkundige partij, welke hij diende, schijnt zeer gering geweest te zijn. In zijn ouden, ziekelijken dag oordeelde hij het nuttig een soort van Memoires te schrijven, welke thans door partijgenooten (het Vlaamsch Taalverbond) in het licht zijn gegeven. De Gedenkbladen behelzen eenige bladzijden, welker inhoud aan het thans heengaand geslacht herinnerd mochten worden, naast vele andere, die, als zonder eenig belang, het jongere geslacht doodonverschillig zullen laten. Rogghé vertelt zijn levensloop in volle oprechtheid, maar men begrijpt met waarom hij zoozeer uitweidt op zijn politiek geschrijf. Dit, ja, kon, in den tijd waarop Baas Kimpe verscheen, succès hebben gevonden bij de leden der vrijmetselaarsloge le Septentrion en bij de kroegpolitiekers, maar hoe kon de schrijver, die, in den grond, een braaf man schijnt geweest te zijn, er aan denken een blad te herinneren, dat hij wist niets dan schimp en laster, in gemeene taal, tegen zijne andersdenkende stadsgenooten te hebben uitgebracht? Zijn weinig loffelijk gediag o.a. tegenover den opsteller van den Nouvelliste de Gand, die hem een gemeenen, valschen trek, weken lang, met scherpe pen op het duurst betaald zette, zou Rogghé hebben moeten overtuigen dat het beter ware geweest Baas Kimpe in der [...]eek te laten, waar dit blad sedert zoo lang in gezonken lag. | |
[pagina 159]
| |
Duikalmanak. - Met bijzondere ingenomenheid verdient begroet te worden de thans voor de 14de maal verschijnende Duikalmanak, uitgave van A. Siffer te Gent, prijs fr. 1,00. De verdienstelijke samensteller Dr. Guido Gezelle zorgt er voor dat in elken nieuwen jaargang van dezen wandkalander, waarvan het blok ook in boekformaat te verkrijgen is, veel nieuws staat, keur van aanteekeningen op folkloristisch gebied. De verschillende namen der maanden, de beteekenis der dagen, gebruiken en geplagentheden op deze in zwang, spreekwijzen en spreekwoorden, ernst en boert, 't een wisselt het ander af. Naast de ‘schuim-woorden’ mode, familie, queste, profijt, cito, lecren wij het ‘dietsce’ snof, maagschap, hader, bate, varings; naast ‘al te goed is buurmans gek’ en ‘krukkende wagens duren 't langst’ leeren wij hier het synonieme: ‘die te goed is, wordt begekt’, en ‘piepende kerre, rijdt verre’. Een beetje ondeugend is de parodie op ‘honi soit qui mal y pense’, t.w. ‘hongersnood maakt smalle pensen’. Nu dit zijn slechts enkele voorbeelden, die mogen pleiten voor den rijkdom van inhoud van dezen eigenaardigen kalander. (Hollandsche Lelie.)
Jaarboek van ‘Vrede’ te Antwerpen. Het verslag door den Voorzitter den heer P.J. Backx voorgedragen, nu ernstig en dan luimig en altijd belangrijk en zaakrijk, hangt een volledig tafereel op van de werkzaamheden van dien bloeienden en steeds groeienden werkmanskring. Het overzicht over de verschillende intichtingen op sociaal gebied in die maatschappij werkzaam zal met belangstelling gelezen worden door iedereen die niet onverschillig blijft aan de zedelijke en stoffelijke opbeuring van den werkmansstand.
M.J.A. van Droogenbroeck, de dichter van Dit zijn Zonnestralen, een bekwame toonkundige, heeft op zes liederen van Kinderlust door Th. Coopman eene eigenaardige muziek geschreven, geheel in het karakter der gedichten en volmaakt in het bereik der kinderstemmen. Deze liederen met begeleiding van piano of harmonium zijn getiteld: 1. Meiliedje, 2. Zoete zonne, 3. Meidans, 4. Het Ruitertje, 5. Marschlied en 6. Een Ambacht leeren. De zang wordt ook in cijfermuziek opgegeven zooals in de merkwaardige verzameling: Danmarks Melodier til Brug for Skolen og Hjemmet. De zes muziekstukken, in groot formaat en op sterk papier gedrukt, zijn bij inschrijving te bekomen tegen 40 centimes per nummer of fr. 1.75 per verzameling. Kinderlust tegen 2 fr. per exemplaar.
De H. Gittée die sedert lange jaren in het Walenland verblijft heeft reeds verschillende werken uitgegeven om het aanleeren onzer taal aan onze Waalsche broeders te vergemakkelijken. In zijn boekje Premières leçons de néerlandais parlé à l'usage des wallons (Namur, 8o 223 p.) geeft hij eenige lessen uit die niet als eene spraakleer aanzien mogen worden maar als eenvoudige lessen die aan de Walen het Nederlandsch zullen leeren gelijk het gesproken wordt. Dit gewrocht kan aldus niet als leerboek voor Middelbare scholen aangenomen worden; maar het zal groote diensten bewijzen voor de Walen die het Vlaamsch in hun ambt moeten gebruiken. Men kan het ten sterkste aanbevelen aan al de Waalsche ambtenaars die in Vlaanderen werkzaam zijn. Zelf voor zulke Walen die grondig onze taal geleerd hebben zullen deze lessen dikwerf van nut kunnen zijn om hun het verschil te doen kennen tusschen onze goed gesprokene en onze geschrevene taal. Enkel zouden wij gewenscht hebben dat de H. Gittée | |
[pagina 160]
| |
een of twee hoofdstukken zou gewijd hebben aan de samengestelde werkwoorden met afscheidbaar en onafscheidbaar voortzetsel. Ik neem heel goed aan dat dit een der moeilijkste zijden onzer spraakleer is voor niet geboren Vlamingen; maar het is onmogelijk onze volzinnen te verstaan indien men dit gedeelte onzer spraakkunst niet kent. In eene tweede uitgaaf zal de H. Gittée goed doen deze leemte te vullen. A.D.C.
Davidsfonds. Verschenen: Gedenkboek der Davidsfeesten te Lier op 22 en 23 Augustus 1897. Zondag 21 Januari hield de afdeeling Brussel hare jaarlijksche algemeene vergadering vereerd met de tegenwoordigheid van Mgr. Jacobs. De voorzitter de heer H. De Windt en de secretaris de heer Peeters verslag doende, bestatigen den bloei der maatschappij en van de letterkundige afdeeling in hunnen schoot gesticht. Dit jaar zijn vlaamsche leergangen ingericht, door het publiek met gretigheid gevolgd, en gezien het toenemen der aanhoorders uit alle rangen der samenleving zal men vragen aan Staat en Stad, even als het Willemsfonds, door hulpgelden geholpen te worden. Er werd besloten alle jaren eene mis voor de afgestorvene leden te doen lezen in de Zielen-Octave. Mgr. Van Aertselaer, de nieuwe deken van Sinter-Goedele, is tot eerevoorzitter gekozen. De uitgaande leden van het bestuur werden herkozen behalve M. Berger, die vervangen werd door M. Deridder.
Standbeeldennieuws. - Te Warschou had de onthulling plaats van een standbeeld van den Poolschen dichter Michiewiez. - Beeldhouwer Mignon wordt te Luik herdacht door een monument op de place d'Avroy. - Te Brugge zal aan Roodenbach, schrijver van Bruges-la-Morte een gedenkteeken opgericht worden. - Het katholieke Frankrijk ievert voor een standbeeld aan Bossuet. - Te Tunis werd verleden maand een gedenkteeken opgericht aan Mgr. Lavigerie.
† Pater Jan Badeni, provinciaal der Jezuiëten te Krakau, schrijver en redenaar van talent, nauwe bloedverwant met den gewezen voorzitter van den Oostenrijkschen ministerraad. - Generaal Annekoff, de vermaarde militaire Russische ingenieur, strategist van den Turco-Russischen oorlog en de ontwerper en bouwer van den transcaspienschen en transiberischen ijzerenweg. - Gerard Keller, Hollandsche letterkundige, romancier en reisbeschrijver. - André Le Pas. Fransch-Belgische schrijver van zekeren naam. - d'Ennery, de bekende Fransche tooneelschrijver; hij won met zijne pen rond de 10 millioen, hij had den ouderdom van 86 jaar bereikt. - Pater Croonenbergs, S.J. schrijver van belangrijke mededeelingen over zijnen missietocht in den Zambèze. - Frans Nizet, taalgeleerde, werkzaam aan de koninklijke bibliotheek. - Edward Temmerman, te Eekloo, toonkundige aan wien Ledeganck zijn gedicht ‘Het Klavier’ opdroeg. - Edouard Hervé, bestuurder van le Soleit koningsgezind blad te Parijs. - Xavier Olin, hoogleeraar te Brussel, gewezen minister van spoorwegen, schrijver van verscheidene werken over onteigening en verzekering door de gemeenten, ook, in samenwerking met zijnen schoonbroeder Edmond Picard, van ‘Traité des brevets d'invention et de la contrefaçon industrielle’. |
|