Het Belfort. Jaargang 13
(1898)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 778]
| |
Over de Synoniemen.De studie der synoniemen is van het grootste belang voor al wie onberispelijk schrijven wil. Het gebruik van gelijkbeteekenende of zinverwante woorden verlevendigt en veredelt den stijl en bewijst den rijkdom eener letterkundige taal. De synoniemen zijn niet alleen als zoovele kleuren en tinten om de schrijftaal bevallig te schakeeren, maar hunne volledige erkenning is zelfs de noodzakelijke voorwaarde, zonder welke geene waarheid of nauwkeurigheid van uitdrukking mogelijk is. En nochtans laat de studie der synoniemen bij het onderwijs in hoogere klassen veel te wenschen over. Tot in de hoogste leergangen van het Middelbaar Onderwijs onthaalt men het jeugdig gemoed onzer leerlingen op alle soorten van geestverstompende oefeningen; niet zelden bepaalt zich het onderwijs tot het verklaren en het van buiten opzeggen van de regels der Grammatica, en in het Hooger Onderwijs besteden de philologen al hunnen tijd aan het bespreken van emendatiën en critische aanmerkingen. Waarom niet meer studie gewijd aan de aesthetische opvatting van een werk, b.v. aan de juiste beteekenis der woorden en uitdrukkingen? Kon men niet meer drukken op de verschillende beteekenissen, den leerling op de fijne onderscheidingen tusschen de woorden oplettend maken en bij gelegenheid de vraag oplossen, wanneer en in welk verband een woord den voorkeur verdient, wanneer een ander, dat bijna dezelfde beteekenis heeft, dient gebruikt? | |
[pagina 779]
| |
Mijns dunkens, zou de stijl van menigen student er al heel wat mede gebaat worden. Zij, die nooit het geluk hadden den voet in hoogere klassen te zetten, hebben, wel is waar, de werken over synoniemen handelende - en deze zijn talrijk -; maar wat hebben we met synonymische werken als die van Weiland, Bruining, Martin, die òf van een verkeerd standpunt uitgaan, òf zeer onvolledig zijn en altijd verouderd mogen heeten. Zelfs het Handwoordenboek van J.V. Hendriks (Tiel 1898) voldoet geenszins aan de eischen, die men redelijker wijze in onze tijden stellen mag? Niet alleen de methode is gebrekkig, ook de stof van dit werk is rampzalig bijeengebracht. Moest men overal den regel toepassen, die bij het groepeeren van synoniemen als aaien, pluimstrijken, streelen gediend heeft, dan ware een werk van driemaal grooteren omvang niet ruim genoeg om al de synoniemen te bevatten. Maar ook de methode is in het geheel niet wetenschappelijk: de beteekenis der woorden wordt zonder orde opgegeven; men houdt geene rekening met de figuurlijke en eigenlijke beteekenis; talrijke verwijzingen komen niet uit; kortom, evenals in de vijftiende uitgave van J.H. Eberhards Synonymisches Hantworterbuch is hier gebrek aan orde, aan regelmatigheid, aan toelichtende voorbeelden, en 't wordt meer dan tijd, in het belang van het Onderwijs en van de Nederlandsche letterkunde, een wetenschappelijk woordenboek van synoniemen op te stellen. Wij weten dat die taak lastig valt, dat er eene uitgebreide voorstudie en een ernstig onderzoek naar de beste methode noodzakelijk is, eer men zulk reusachtig werk aanpakke. Maar ook wij weten dat de Kon. Vl. Academie, die reeds zoovele diensten aan de Ndl. letterkunde bewees, meikwaardige antwoorden op hare prijsvraag over een svnonymisch handwoordenboek zal uitlokken, dat eene wetenschappelijke bewerking der synoniemen van de hand van eenen geleerde in voorbereiding is, maar dit mag niet beletten dat wij hier | |
[pagina 780]
| |
eenige ernstige bedenkingen bloot leggen, die niet alleen den schrijver van dergelijke woordenboeken ten goede komen, ook wel dengenen, die ondertusschen, bij gebrek aan een goed handboek, door persoonlijke opzoekingen deze leemte in het onderwijs willen aanvullen. De eerste en voornaamste vraag, die eene beslissing vereischt, betreft de keus der woorden. Zal men een reeds bestaand woordenboek nemen, de synoniemen daarin voorkomende ziften en schiften, wegschrabben of vermeerderen? Zal men, zonder de minste lezing, woorden en uitdrukkingen bedenken die synoniem zijn met eenige andere termen, die in de beste lexica te vinden zijn? Zal men bij het aandachtig lezen der beste Nederlandsche schrijvers de woorden excerpeeren die inderdaad als synoniem nevens elkander voorkomen? Het antwoord kan niet twijfelachtig luiden. Eene regelmatige lezing der beste schrijvers alleen zal ons volledig en Nederlandsch werk doen verrichten. Het spreekt van zelf dat dialectisch gekleurde woorden niet in aanmerking kunnen komen, wanneer deze noch geacht kunnen worden ook in ruimeren kring bekend te zijn, noch werkelijk iets kunnen bijdragen om de taal met nieuwe hulpmiddelen te verrijken. De stellig verouderde woorden, alleen nog bij de eigenlijke taalgeleerden bekend, moeten zonder voorbehoud buitengesloten worden; men vraagt vooralsnu practisch werk, geene speculatieve studie. Andere woorden zijn niet meer gangbaar, maar, hetzij dat zij hier of daar nog voortleven in engeren kring, hetzij dat zij als historische termen, als benamingen van vroegere instellingen, gebruiken enz., nog in herinnering zijn gebleven, hetzij dat een smaakvol dichter ze somtijds gelukkig weet aan te wenden, of dat uit den aard hunner vorming de oorspronkelijke beteekenis duidelijk spreekt: in elk dezer vier gevallen hebben zij nog eene kiem van leven behouden en niet zelden is er slechts de adem van het genie toe noodig, om die kiem tot nieuwere ontwikkeling en bloei te doen ont- | |
[pagina 781]
| |
spruitenGa naar voetnoot(1). Iedereen begrijpt dat in zulk geval die woorden met vermelding hunner historische ontwikkeling nuttig kunnen opgenomen worden. Men wachte zich verder bij het bepalen van de synonymische onderscheidingen de etymologie der woorden na te gaan; in het leven van ieder woord vallen allerlei veranderingen en wisselingen voor; de etymologie geeft ons, wel is waar, de oorspronkelijke beteekenis; maar juist deze is vaak verouderd en moet verworpen worden. Dooigaans is dus het beschaafd gebruik bij de schrijvers, het onderzoek der gesprokene taal het eenige middel om hier met zekerheid te werk te gaan. In de keuze der synoniemen weze men verder zeer streng; men beperke zooveel mogelijk hun getal; het Ndl. woord heeft, over het algemeen iets bepaald, waardoor het in beteekenis met een ander woord niet mag gelijk staan. De grens afbakenen, waar een woord uit een synoniemengroep treedt en met andere groepen begint synoniem te worden, is moeilijk; ieder geval moet op zich zelf beoordeeld worden met inachtneming van alle omstandigheden, die daarbij in aanmerking komen. Men bepale zich echter gewoonlijk tot die woorden die een samengesteld of algemeen begrip aanduiden en verzamelingen zijn van enkelvoudige en eng omschreven begrippen; afgeleide woorden, naamvalsverbuigingen die om hunne verwantschap van beteekenis met andere woorden dienen geplaatst, neme men in geene afzonderlijke afdeeling op; men schrijve dus: behendig, handig, bedreven enz. Deze bewerking schijnt mij iet min wetenschappelijk, maar veel nuttiger dan de historische of de philologische! Nu nog een woord over de wijze waarop wij de stof moeten bewerken. In het midden der bladzijde schrijve men eene reeks synoniemen; daaronder bepale men het algemeen begrip dat in elk woord terug te | |
[pagina 782]
| |
vinden is. Vervolgens zal de auteur elk woord, zonder groote etymologische uitweidingen, afzonderlijk bespreken met er het karacteriseerende van op te geven en melding te maken van de figuurlijke en de eigenlijke beteekenis, alsook van het bepaald gebruik des woords. Maar vooral vergete men niet achter de bespreking van ieder woord eenige toelichtende voorbeelden uit de oudste en jongste werken van Zuiden Noord-Nederlandsche schrijvers aan te halen. Zulks heeft immers zijn nut in. Een woord, op zich zelf genomen, is een bloote klank, eene ijdele abstractie. Eerst in verbinding met andere woorden wordt het de uitdrukking, het beeld eener gedachte; eerst als onderdeel van een volzin verkrijgt het ziel en leven. De voorafgegane omschrijving heeft enkel de hoofdtrekken geschetst; de aanhalingen voegen er de fijnere toetsen en tinten aan toe en voltooien het beeld. Door passende voorbeelden uit geschriften aangehaald, verkrijgt de letterkunde haar recht, en aan het talent der schrijvers, die van den rijkdom der taal het volle gebruik wisten te maken, wordt rechtmatig hulde bewezenGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 783]
| |
Om te eindigen willen wij de aandacht der leeraren en der leerlingen op de lezing vestigen: al lezende leert men niet alleen de juiste beteekenis der woorden, maar men kent onderscheiden woorden, waaruit men kiezen kan, wanneer men eene gedachte nauwkeurig wil uitdrukken. Het Ndl. Wdb. is in dit opzicht een groote schat. Ik spreek niet van de volledigheid, van den rijkdom der aanhalingen, van de juistheid der verklaringen, ik prijs vooral de voortreffelijkheid der methode, de flinke bewerking van talrijke synoniemengroepen, die, jammer genoeg, in deze laatste jaren niet werd voortgezet. Jozef Jacobs. Boom, 6 November 1898. |
|