Het Belfort. Jaargang 13
(1898)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 684]
| |
De MisdadigerGa naar voetnoot(1).Het onderwijs van den godsdienst is het eenig mogelijk stelsel van zedelijke opvoeding. Doch het is niet genoeg de kinderen de gebeden en de catechismus als papegaaien vanbuiten te doen leeren. Men moet hun bijzonder van den godsdienst overtuigen, zoodat hun gedrag en hunne werken een gedurige hulde aan den Opperheer wezen. Er zijn menschen die met den grootsten ijver hunne dagelijksche gebeden doen en hun nogthans zeer weinig deftig gedragen; zie het hof van den franschen koning Lodewijk den XIV: van buiten kwezelarij, van binnen verrotting! De invloed der opvoeding is niet genoeg door de misdaadkundigen onderzocht geweest. Zonder het te willen, zijn zij te zeer doordrongen met het algemeen begrip der Italiaansche school ‘de misdadiger is misdadiger geboren, en zal misdadiger sterven.’ Volgens Helvetius ligt het verschil van 's menschen geest in een verschil van opvoeding en volgens Loke vindt men tusschen honderd menschen, negentig die slecht of goed, schadelijk of nuttig aan de maatschappij zijn, volgens de opvoeding die zij genoten hebben (aanhaling uit het boek l'Antropologie criminelle, par le Dr E. Laurent). Lombroso zelf moet bekennen dat het zedelijk gevoelen door de opvoeding kan ontwikkelen. Hoe weinig ontwikkeld de hersenen ook zijn, er is daar plaats om een | |
[pagina 685]
| |
aantal beelden en herinneringen te bewaren van geestelijke of lichamelijke straffen die de overtreding van een bepaalde wet medebrengt 't Praktijk beantwoordt zeer wel aan het opvoedingsstelsel. Dr Bourneville en andere behalen zeer troostende uitslagen bij verachterde en krankzinnige kinderen. (Recueil de mémoires, notes etc par le Dr Bourneville.) In Italië, heb ik onlangs gelezen, heeft een menschlievend rechtsgeleerde een verblijf opgericht waar men verlatene kinderen en kinderen van misdadigers opvoedt: dat levert de beste uislagen op. Klaarblijkend moest men een kind van menscheneters in onze gestichten groot brengen, het die bloedzuchtige driften niet zou toonen die het stellig in zijn eigen stam zou bezeten hebben. De beesten zelven kan men tot zekere wetten dwingen en gehoorzaamheid opleggen. Het kind is de zedelijke wetten onbewust; 't is bij 't eerste woord niet overtuigd en vat ook niet aanstonds het verschil tusschen goed en kwaad. Door de gedurige herhaling der zedeleer, neemt zijn geest langzaam die heilzame strekking tot het rechte en het goede, en die afschuwing van het kwaad die den eerzamen mensch kenmerken (zie daarover: De la Suggestion, par le Dr Bernheim, p. 224.) 3o Midden. In 't midden kan men twee werkingen onderscheiden. 't Midden werkt op den geest als eene tweede opvoeding en voorbereidt hem tot de misdaad; 't midden werkt ook als gelegenheid tot de misdaad. Als voorbereidende oorzaak, hebben wij hooger gezien hoe klassenstrijd en omwentelingsgeest, verval van eerbied en bijzonder van godsdienst, vermindering der straffen, en vermeerdering der kansen om zonder gevaar oneerlijken handel te drijven, slechte voorbeelden enz. de voorbeschiktheid tot de misdaad doen ontstaan en aanwakkeren. ‘Sans que l'on s'en rende compte, on acquiert des notions morales et politiques, des préjugés de famille, de race etc., on s'imprègne, des idées qui font atmosphère autour de soi’ (Liébault, cité par le | |
[pagina 686]
| |
professeur Beinheim dans son traité de la Suggestion). De huishoudkundige en mogelijke physische invloeden, hebben wij hooger aangehaald. De omgeving als onmiddellijke oorzaak is tot hiertoe nog niet zeer bestudeerd geweest, en ten onrechte. De gelegenheid maakt den dief, zegt het spreekwoord; 't is natuurlijk het midden dat de gelegenheden verschaft en door verschillige wenken den mensch van den rechten weg doet afdwalen. De diefstallen in de uitstallingen der groote magazijnen geven ons een klaar bewijs en ook een goed begrip van dien onmiddellijken invloed. Lijk de lezer waarschijnlijk reeds weet, is er een soort van zedelijke ziekte die men kleptomanie, steelzucht of steelziekte, noemt, en veeltijds bij vrouwen uit den goeden stand voorkomt. In Parijs onder anderen, zijn die gevallen niet schaarsch. Die steelzuchtige damen zijn gauw gekend, en de politie en winkeliers hebben hunne namen. Heeft een dier vrouwen een diefstal begaan, men verwittigt onderduims den man die de waarde van 't gestolene terugbetaalt. 't Is natuurlijk niet uit gebrek van geld dat die, dikwijls zeer rijke vrouwen, een misdrijf begaan, en 't geen zij dan nog stelen zijn gewoonlijk dingen van onbeduidende waarde. Doch het gestolene met alle kunst en smaak aan den toog of venster uitgestald, heeft zoozeer hunne oogen betooverd, dat zij onmogelijk den onmiddellijken aandrang hunner zinnen kunnen weerstaan. Dr Dallemagne in zijn Etiologie fonctionnelle du crime (Rapport au 3e congrès d'Anthropologie criminelle tenu à Bruxelles 1892) tracht te doen zien dat de misdaad haren oorsprong vindt in eene onvoldane begeerte van lichaam of geest. Door haren duur of hare hevigheid, brengt de begeerte een zoodanige spanning bij den mensch, dat hij onmogelijk kan weerstaan en om zoo te zeggen in een ziekelijken toestand verkeert zoolang die inwendige spanning geen uiterlijk werksel gehad heeft. Alzoo zijn bij voorbeeld de diefstal uit honger en aanslag tegen de zeden, de grovere vormen der | |
[pagina 687]
| |
begeerte; en de misdaden in omwentelingstijden, de koningmoorden enz. de uitwerksels eener onvoldane geestelijke begeerte. 't Midden is hier nogmaals de aanstoot der begeerten. Hoevelen zijn er niet die gelukkig en tevreden in hun eenvoudig dorpje leefden, en eens in de stad - waar leven en streven, genoegens en begeerten zoo breed verschillen - het pad van 't goede verlaten en in alle misdaden vallen. Iets wat ook nog mijn gezegde staaft dat het midden, de gelegenheden, machtig tot de misdaad uitlokken - is het overgroot getal misdrijven door bedriegelijken handel. Met den vooruitgang in de scheikunde, heeft men niet alleen alle eetbare, maar zelfs alle nijverheidswaren, met eene klimmende spitsvondigheid vervalscht. 't Is zoover gekomen dat de Staat - om eene algemeene vergiftiging te beletten - onderzoekslaboratoriums heeft moeten inrichten, en de afkomst, de gehalte en samenstelling der verkochte waren op de factuur eischt. Moet ik U spreken van die schurkeiijen in 't groot die de finantieele wereld in een dievenhol veranderen! Men spreekt met afschuw van Cartouche, die valsche titels deed uitbetalen, maar wat is dat bij de schandalen van groote en kleine Panamas, die 't geld van den spaarzamen werkman, burger en boer in de handen van nietsvoortbrengende bankiers doen rollen? Hoe moet men die speculatie heeten van dien rijken Amerikaan, die onlangs de granen opkocht, millioenen op een week verdient, wen duizende menschen voor hem honger lijden en op vele plaatsen oproer en bloedigen burgeroorlog losbersten. Is die handel- en beursschuimerij ook rechtvaardigheid? Lombroso beweert dat er menschen zijn die, alhoewel misdadiger geboren, toch nooit geen misdrijf begaan, omdat zij in de gelegenheid niet zijn van kwaad te doen. Dat gezegde van Lombroso bevat wel de grootste waarheid die hij ooit geschreven heeft. 't Is voorzeker gemakkelijk deugdzaam en rechtvaardig te zijn, als men buiten de gelegenheden van ondeugd leeft; doch laat | |
[pagina 688]
| |
de gunstige omstandigheid tot onrecht daar zijn, dan zijn het niet alleen zij die volgens Lombroso misdadiger geboren zijn, maar nog vele anderen die hunne hebzuchtige driften niet in den toom kunnen houden. Zoo komen wij aan den vierden invloed op de misdadigheid: 4e Persoonlijk werk. Lijk we hooger zagen stelt de spiritualistische tak der Fransche misdadigersschool een groot belang in de persoonlijke zedelijkheid en werking van eenieder. ‘Le crime ne s'impose à personne; il est l'oeuvre de la volonté humaine et il a toujours son origine dans une faute personnelle, domestique ou sociale... Le mal n'envahit point d'un seul coup la conscience humaine; il rencontre des résistances; il procède à la façon de ces assiégeants qui font des travaux d'approche, livrent des combats successifs avant de donner le dernier assaut.’ (A Guillot, juge d'instruction à Paris.) De positivisten in 't algemeen, spreken zeer weinig over den persoonlijken invloed die, volgens mijn dunken, een zeer grooten rol speelt. H. Maudsley nogtans in zijn boek ‘le Crime et la Folie’ (uit het Engelsch vertaald en uitgegeven door de Bibliothèque scientifique internationale) bespreekt in het laatste hoofdstuk, den invloed dien eenieder kan en moet uitoefenen op de vorming van wil en verstand. ‘L'homme par une constante vigilance sur lui-même et un exercice habituel de la volonté dans une direction voulue arrivera ainsi à contracter insensiblement l'habitude des actions, des sentiments et des pensées auxquels il souhaitait de s'élever. Il peut en un mot grandir par degrés son caractère jusqu'à l'idéal qu'il s'est proposé (Le Crime et la Folie, p. 259.) Een weinig verder schrijft hij ‘La meilleure éducation paraît être celle qui se proposerait d'apprendre à l'homme à se connaître lui-même ainsi qu'à connaître le monde qui l'entoure et dont il est à la fois | |
[pagina 689]
| |
une partie et un produit; celle qui le mettrait en état de devenir le ministre et l'interprête inconscient de la Nature et d'être constamment dans ses pensées et dans ses actions en complet accord avec elle.’ Onnoodig te doen opmerken dat H. Maudsley een overtuigd aanklever van Spencers zedelijkheid is: de mensch, lijk alle andere levende en onlevende wezens, is onverbiddelijk aan de natuurwetten onderworpen; die wetten navolgen is zedelijkheid; er tegen in gaan, ondeugd. 't Ligt in ons bestek niet dat stelsel te onderzoeken: men leze daar over met veel vrucht het werk van den E.H. De Baets: Les bases de la morale et du droit. Niet alleen als steun van de zedelijkheid, toch ook in de kennis van zich zelven en het omliggende, is de Godsdienst en bijzonder de veropenbaarde godsdienst hoogst noodig en zijne strenge bewaring een uiterst belangrijk punt in den persoonlijken strijd tegen het onrecht. Nosce te ipsum, ken u zelven. De veropenbaarde godsdienst leert ons de minste gevaren kennen die de kwade driften op onzen weg spreiden. Van de lichte ongehoorzaamheid aan de wettige overheid, tot den diefstal en moord, leert zij de verschillige vormen van 't onrecht aan. Waakt en bidt, 't is te zeggen: wees op uwe hoede, laat U door geen bedriegelijken schijn in den waan wiegen. De kwade driften hebben een meer uiterlijk voorkomen, en de misdaad heet ‘zonde’. 't Kwaad staat niet in ons eigen op: maar er is daar een vreemd wezen, de duivel die bekoort. Dat uiterlijke van den aanval zet meer tot strijden aan, men staat tegen het kwaad op als tegen een indringer. In de hedendaagsche stelsels integendeel, onstaat het kwaad enkel uit eene anormale richting der hersenen: men is er mêe geboren (Lombroso), en 't is onnuttig gestreden. De geloovige vindt daarenboven ongetwijfeld - zoo wetenschappelijk als godsdienstig gesproken - een machtigen steun in 't gebed, waardoor hij den Meester aller dingen ter zijner hulp vraagt (lees daarover: les Réactions défensives, p. 13, van het boek: Étude | |
[pagina 690]
| |
sur quelques symptômes des délires systématisés et sur leur valeur, par le Dr A. Marie). Zoo de strenge bewaring der godsdienstige begrippen voor iedereen een waarborg van zedelijkheid is, zijn er toch nog andere oorzaken die den persoonlijken strijd raken. Door het verlies zelve der godsdienstige gedachten, hebben die oorzaken nu een schijnbaar overheerschenden invloed. Alzoo de sterke dranken. De alcool is een schrikkelijke verbeester der zedelijke gevoelens. Lijk wij hooger zagen, is zijn eerste uitwerksel den mensch zelfbeheersching en bewustzijn te ontnemen. Met de gedurige herhaling der dronkenschap, verliest men alle wilskracht en verstand door een vergiftiging der hersenen. Voeg daarbij het verpestend midden van herbergen en kioegen, en men zal zonder verwondering dat afschuwelijk monster zien ontwikkelen dat men eenen zatlap noemt, een beest zonder ondernemings- noch zedelijk gevoel. Een weelderig en ontuchtig leven verdooft niet minder de hoogere gevoelens van zedelijkheid en naastenliefde. Ongelukkige die den afgrond betreedt door rozen en myrtetakken bedekt. Eens een stap over die diepte en men rolt steeds dieper en dieper Gevoelens van wellevendheid en eerbaarheid verdwijnen voor een wrangen ikzucht in dar eindeloos en onverzadigd zoeken naar weelde en genot. Geld moet er zijn, veel geld en daarom zal men oneerbaren handel drijven, valsche titels uitgeven, van alle slinksche middelen leven, tot dat men voor diefstal, moord, of zedenschennis, in de handen van 't gerecht valle In dat alles kan de persoon machtig tusschenkomen: de eerste stap beslist bijna altijd over gansch het leven. Het zedelijk gevoelen moet gedurig door 't strijden gelouterd worden. De eene nederlaag brengt de andere mede en eindelijk het verlies van alle zedelijke gevoelens. Dan is 't geweten, vermoeid van een onvruchtbaar strijden, doof geworden en zwijgt. 't Geweten is een heilige stem, als een tweede persoon die in 't hart van lederen mensch huist. 't Geweten steunt op de ze- | |
[pagina 691]
| |
delijke kennis, geeft raad en licht, en is desnoods een onverbiddelijke rechter. Die naar dien raadsman wil luisteren, en hem steeds ongestoord laat klappen, heeft geen gendarmen noodig om hem te herinneren dat 't goed van zijn gebuur geheiligd is. Doch naarmate die stem verslapt, verlamt ook die zedelijke steun dien men in zijn binnenste gevoelt, en dan wordt het noodig, ja hoogst noodig dat er langs alle hoeken en straten gendarmen staan, dat de nachtwacht uitgaat, dat men in plaats van kerken, gerechtshoven bouwt als paleizen, en gevangenissen steden groot lijk Hoogstraeten-Merxplas. Al dat uiterlijk getoog moet aan de zwakkeren van wil de noodige zelfbeheersching geven en een beter besef van den eigendom hunner geburen. Welke nu van de vier genoemde invloeden: hersenontwikkeling, opvoeding, midden, persoonlijke werking de machtigste is, valt in 't algemeen moeilijk te bepalen. Maar al te dikwijls zien wij de vier invloeden te zamen werken om de misdaad te doen ontstaan. De kinderen wier hersenen van jongs af een onnatuurlijken groei genoten hebben, zijn minder vatbaar voor de hoogere zedelijke vorming die de kroon aan 's menschen ontwikkeling spant. De opvoeding als vormster van karakter en verstand, heeft op hen minder invloed. In 't maatschappelijke leven geworpen, zijn zij door hunne lagere neigingen zelve, meer door slechte als door goede voorbeelden aangetrokken. Persoonlijke oefening tot de vertaaing van wil en zelfbeheersching, is hun ook minder eigen. Benedikt, hoogleeraar te Weenen, beweert dat de misdaad tot de neurasthenie of zenuwzwakte behoort, 't is te zeggen dat zij rust of samengaat met eene algemeene verslapping van 't zenuwstelsel. Die opvatting bevat voorzeker waarheid in dezen zin, dat de neurasthenische zieken bijna altijd aan verlamming van wilskracht mank gaan. De misdadiger ook is lui in willen, lui in daden; hij heeft een onoverwinnelijke tegengoesting voor regelmatig werk en zoekt door alle slinksche middelen aan 't dagelijksch leven te | |
[pagina 692]
| |
geraken. Binnen en buiten 't gevang, leeft hij steeds als een vraatzuchtig en niets voortbrengend ongediert op den rug der maatschappij. Gedurig in opstand tegen de wetten der huidige beschaving, voimt hij met zijne makkers - kleine en groote - een bestendig omwentelingsleger dat door zijne dagelijksche daden zelven, een vierden staat - den staat der regeeringloozen of anarchisten uitmaakt. Zoohaast de geneeskundige bezigheden het mij toelaten, zullen wij samen den strijd onderzoeken die de maatschappij tegen de misdaad voert (gerechtshoven, gevangenissen, bescherming der verlatene kinderen, enz.), alsook de toekomst der misdaad.
Gheel, 21 Junij 1898. Dr Fr. Meeus. |
|