Het Belfort. Jaargang 13(1898)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 622] [p. 622] Feest-cantate uitgevoerd op het Zilveren Jubelfeest van den Werkmanskring van Sint-Baafs, gevierd den 28 Augustus, 1898. Koor. Duurbre Kring, uw Werkmanszonen Zingen blijde uw jubeltonen! Beeld des Vredes, dubbel schoon Met uw zilvren jarenkroon! In ons veel bewogen leven En bij welvaart en bij nood Zijn wij, Vrede, u trouw gebleven En wij blijven 't tot den dood. Levenskracht is hemelzegen... Uwen tijdkrans vlocht de Heer. 't Hooglied uit ons hart gestegen, Rijze in dank te zijner eer. Looft Hem, Vaders! Looft hem, Moeders! Meisjes, Knapen, stemt uw lied! 't Is de gunst des Albehoeders Die den tijdkrans groeien liet. Eene stem. Vergeefs de stad bewaakt, zoo God de wacht niet houdt; Zoo God het huis niet bouwt, 't is al om niet gebouwd. [pagina 623] [p. 623] Heil!... Aan 't broederhuis van Vrede Bouwden 's Heeren handen mede; Vijf en twintig maal verjaard, Blijft het door den Heer bewaard... Stevig staat de broederbond Op geloof en deugd gegrond. Schatten, duurder dan het goud, Huislijk heil en zielbehoud, Vrede en orde zijn ons goederen Van gemeenschap onder broederen, En, naast eer en deugd, Woont hier Vlaamsche vreugd. Knapen. Wij zijn het lentgetijde, Wij zijn de hoop, de jeugd; Ons harte frisch en blijde, Schept lust in spel en vreugd. Flinke turners! Drilt u goed! Rap van hand en licht van voet! Kloeke spieren! Vlugge leên! Zwaait u op kadans dooreen! Meet uw passen! Richt uw tred Naar de maat der scheltrompet! Kinderen. Als de struiken groeien En de bloempjes bloeien, Gansch de lente is als een lied Dat den Schepper hulde biedt. In de huldeklanken Die Hem juublend danken Heft ook nederig tot Hem 't Kleinste vogelken zijn stem. [pagina 624] [p. 624] Bij het jubelzingen Uwer mannenkringen Mag in 't plechtig feestakkoord Ook der kindren stem gehoord. Kindren al te gader, Roemt den kring, die vader, Tot geluk van huis en haard, In zijn plicht en deugd bewaart. Met den feestzang mede Stijge ons kinderbede! Heer! Voorkom des werkmans nood! Gun aan 't werk het daaglijksch brood. Reciet. 't Waren hachlijke tijden... Bange strijden... Somber, wrevelig lijden... 't Volk door leed en druk gesard, Woelt, met veete en wrok in 't hart. Donderluchten broeien... Storremwinden loeien... Wee! de sluwe zielenroof Hitst den haat door list en logen; 't Volk verbitterd, 't volk bedrogen Smaadt het vaderlijk geloof... Koor. Heil onz' Vrienden, mild en goed! Heil de Stichters, vroom en vroed! Heil de Vaders van den Kring Die 't bedreigde volk ontving, 't Volk verbond in broedermin, Plichtgevoel en godsdienstzin! [pagina 625] [p. 625] Kinderen. Vlecht bloemenkronen! Heft liedren aan! Viert in uw vreugdbetoonen Wat liefdrijk werd gedaan! De kroon mag 't hoofd hun sieren Die met den Kring te gaâr Hun jubel medevieren Van vijf en twintig jaar. De Heer verleng' hun dagen Tot hooger levenssom; En 't bloeien van hunn' Kring, wiens wijdingsfeest zij zagen, Verblijd' hun ouderdom.... Slotkoor. Ja, bloei' hij voort in krachtig leven, De kring die met den gouden band Van 't een en 't zelfde vreedzaam streven Ons harten alle omspant! De Kring, die 't Vaderwoord van Romen, De Wereldwet van Recht en Plicht, In 't leerzaam hart heeft opgenomen En wandelt in haar licht! Licht van Vrede! Spreid uw stralen Over berg en heuveltop, En voor 't needrigste der dalen Ga uw daagraad zeegrijk op! Vrede! Vrede!... Bij de glansen Stralend uit uw morgengloor Plukten wij ons jubelkransen, Zongen wij ons jubelkoor. Dr H. Claeys, Pr. Vorige Volgende