Het Belfort. Jaargang 13
(1898)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 566]
| |
H. TaineGa naar voetnoot(1).De geschiedenis is het geliefkoosde vak van Taine. Behalve in de onderwerpen van zuiver wijsgeerigen aard treedt hij overal op als geschiedschrijver, Maar in den beginne had hij zich weinig en slechts in het voorbijgaan met de eigenlijke geschiedenis bezig gehouden. Hij had zijne aandacht nog niet gevestigd op het politieke en maatschappelijke leven van een volk in zijne ontwikkeling of geweldige wijziging. Zijne Essais welke tot dit vak behooren zijn niet talrijk; ondanks hunne groote verdiensten, kunnen zij niet onder de historische werken gerangschikt worden. Men vergelijke zijn opstel over de Histoire de la révolution d'Angleterre van Guizot, over l'Histoire de France van Michelet, over l'Anabase et la retraite des dix mille, waar hij ons Xenephon voorstelt als een spiegel, die nauwkeurig de voorwerpen terugkaatst zonder iets bij te voegen, af te nemen of te veranderen. De geschiedenis zou nogtans het hoofdvak voor Taine worden en de laatste helft van zijn leven in beslag nemen. Haar verdankt hij zijn naam en grooten roem. De wijsgeeren kennen het boek: de l'Intelligence: de geletterden zijn La Fontaine en de Littérature anglaise; de touristen de Voyage aux Pyrénées, maar geheel Frankrijk kent les Origines de La France contemporaine Dit meesterwerk, ongelukkig onvoltooid gebleven, gaf aanleiding tot een hartstochtelijken strijd, en eene bijna algemeene verrassing. Van eenen kant jubelde men over eene overwinning, van den anderen kant betreurde men een afval van beginselen, van weerskanten stond men verbaasd dat een zoo warme voorstander van omwenteling in de philosophie, zoo weinig omwentelingsgezindheid in de geschiedenis toonde; dat hij zoo eerbiedig jegens het verleden van Frankrijk eene heiligschennende hand aan de legenden der republiek sloeg, om de reuzen van de Conventie tot onbeduidende dwergen terug te voeren. Taine had voorzichtig in zijne voorrede verklaard: ‘Oude staatsinrichting, omwenteling, nieuwe regeeringsvorm Deze drie tijdvakken zal ik met de grootste nauwgezetheid trachten te beschrijven. Ik verklaar hier openlijk dat ik niet anders beoog, men zal den geschiedschrijver toelaten als naturalist te handelen, ik stond voor mijn onderwerp als voor de gedaanteverwisseling van een insect. De gebeurtenissen zijn overigens belangrijk genoeg, om op zich zelve beschouwd te worden, en alle bijbedoelingen uit te sluiten.’ | |
[pagina 567]
| |
Men wilde de waarheid dezer verklaring niet inzien, en terwijl de spiritualisten zich bij voorbaat verheugden over den terugkeer van den schrijver tot het christendom, ging van de overzijde een hevig geschreeuw op over de volbrachte heiligschennis. Aan beide zijden was men het spoor bijster. Het oordeel door Taine geveld over de omwenteling en hare leiders berustte niet op eene wijziging in zijne denkbeelden en beginselen, maar op eene buitengewoon geduldige en aandachtige studie der feiten, op eene schrandere psychologie; hij had de juiste waarde of onwaarde begrepen van grondwetten, in het leven geroepen ten gebruike van een denkbeeldig en afgetrokken menschdom, van omwentelingen welke plotseling met het verleden van een volk breken, en door middel van decreten zijne zeden en wetten willen hervormen en verbeteren. Indien zijn billijk oordeel over den heilzamen invloed van het christendom op de maatschappij voor zijne historische eerlijkheid pleit, het laat niet toe te besluiten dat hij eenigzins aan de waarheid der christelijke leer geloof hecht. Immers de voorgewende strijd tusschen het geloof en de wetenschap wordt herhaaldelijk als onvermijdelijk door hem bevestigd. Daarbij komt dat hij het strengste determinisme blijft aankleven en verdedigen. Hetzelfde beginsel dat hij in zijne psychologie leert, in zijne letter- en kunstkritiek toepast, dient zonder de minste wijziging als leiddraad in de geschiedenis. Niet alleen leidt hij de algemeene gebeurtenissen als onvermijdelijke gevolgen uit algemeene oorzaken af, maar het karakter en de daden van ieder persoon worden met dezelfde strengheid ontleend en teruggevoerd eerstens tot den bouw en het samenstel van zijne hersenen, en tweedens tot de talrijke omstandigheden wier invloed hij onderging. Bijgevolg is in dit afgrijsselijk reuzendrama van de omwenteling waar de mis- en heldendaden met elkander afwisselen, geen spoor van verantwoordelijkheid te zoeken noch te vinden. Ziedaar de ware grondslag en de verderfelijke geest van het werk, dat de geschiedenis volstrekt onafhankelijk van alle zedelijkheid maakt, en haar als het gevolg van den strijd tusschen blinde krachten voorstelt. Men begrijpt nu het zeggen van Taine: dat hij de geschiedenis alleen als eene natuurwetenschap beschouwt en behandelt Wij kunnen deze beschouwing onmogelijk tot de onze maken, omdat de vrijheid van den mensch in de geschiedenis der maatschappelijke ontwikkelingen eene hoofdrol speelt. Want door de tusschenkomst van eene met vrijheid bedeelde oorzaak, erlangen de feiten hunne ware beteekenis, en treedt hun verband in het volle daglicht. Worden integendeel alle gebeurtenissen door eene ijzeren noodwendigheid beheerscht, dan verliezen zij als onvermijdelijke gevolgen der natuurwetten alle belang in onze oogen. Voor een Nederlander is het gewis een genoegen, ter staving van het ware diepere begrip der geschiedenis, te kunnen wijzen op Bilderdijk, waar hij ter ‘Inleiding van zijne lessen’ zegt: ‘Men inoge de gebeurtenissen, de feiten als het geraamte der geschiedenis aanmerken, waarvan de tijdrekening en landbeschrijving de ligamenten en verbindselen zijn . het wezen zelf der geschiedenis is leven, beweging en kracht, van zedelijke beginsels uitgaande, en door de eigenaardige drijfveer des menschdoms, en de wijziging der aangenomen begrippen in haar vorm en gedaante bepaald. Zij is derhalve eene wijsgeetige studie... inderdaad eene beoefenende mensch- en staat-, eene algemeene en bijzondere zede- en rechtskunde: en wee hem die zonder in deze heiligdommen der waarachtige kennis, en in de geschiedenis dezer wetenschappen | |
[pagina 568]
| |
ingewijd, ja genoegzaam doorkneed te zijn, eene roekelooze hand naar de gouden stift der waarheid, welke die der geschiedenis is, uitstrekt.’ De geschiedenis leert ons den weg kennen langs welke de hand der Voorzienigheid het menschdom ondanks zijne vrijheid onfeilbaar tot zijne bestemming voert Daarin ligt juist het verhevene en grootsche der goddelijke leiding, dat zij de vrijheid ongerept latend, haar als werktuig van hare oogmerken weet te gebruiken. Even als zij de onbezielde wezens door dwingende natuurwetten regeert, beheerscht zij de wereld der geesten door zedelijke wetten De mensch wikt, God beschikt, zegt de wijsheid der volkeren. Den mensch is het veigund zijne vrijheid voor het goede of kwade te gebruiken, zijn levenswandel naar verkiezing in te richten, maar hij kan zich niet aan de leidende hand der Voorzienigheid onttrekken, en ondanks zich zelven werkt hij mede aan de uitvoering van hare eeuwige raadsbesluiten. De geschiedenis van den mensch vloeit voort uit de samenwerking van deze twee hoofdoorzaken, en kan zonder beider invloed niet begrepen worden. Hetzelfde geldt van de volkerengeschiedenis, zij is geroepen Gods plannen door de vrijheid der volkeren te verwezenlijken, nader te verklaren en te beschrijven. Vergeten wij niet, wat reeds de H. Augustinus bemerkt, dat de maatschappij als maatschappij hier beneden haar laatste doel bereikt en daarom ophoudt te bestaan. Hieruit volgt dat zij voor hare gemeenschappelijke misdaden reeds in dit leven moet gekastijd, en voor hare goede daden beloond worden. Voor den enkelen mensch bestaat een ander leven waar hij voor de vierschaar Gods strenge rekenschap van zijn handel en wandel zal afleggen, de maatschappij daarentegen bestaat als gemeenschap na dit leven niet meer, zij moet dus hier hare rekening vereffenen, en of wel beloond, of wel gestraft worden. Nu is het echter zonneklaar dat met het begrip der vrijheid, de begrippen van rekenschap, verantwoording, belooning en straf innigst samenhangen, dat het loochenen van de vrijheid alle verantwoording, straf en belooning vernietigt, wijl niemand een boom wegens zijn goed of slecht gedrag beloont of kastijdt. Deze beschouwing verklaart het vreemd verschijnsel, dat Taine bij het verhaal der gebeurtenissen, zijne philosophie vergetend en eenvoudig als mensch redeneerend, de verhaalde misdaden der revolutie brand nerkt en veroordeelt als gevolgen van het misbruik der vrijheid. Inderdaad om de vrijheid te loochenen moet men de stem der natuur smoren, welke op veelvuldige wijze haar bestaan verkondigt. Zij verklaart den oorsprong van de algemeene overeenstemming der menschen, zelfs van hen, welke haar met woorden ontkennen, maar door hunne levenswijze openlijk betuigen. Wanneer de mensch op het punt staat eene goede daad te verrichten, kan hij naar verkiezing zijne aandacht vestigen op de beweeggronden, die het zinnelijk vermogen tegen de beslissing der rede inbrengt. Wie een slechte daad wil bedrijven bemerkt en erkent dat er genoegzame redenen bestaan, geschikt om ons van het kwaad af te schrikken, en ons tot het goede aan te moedigen. Omgekeerd wie het goede doet, voelt zich tot het kwade bekoord en aangetrokken en vreest soms onder de bekoring te bezwijken. Wij hebben bij onze handelingen eene dubbele overtuiging . vooreerst dat onze beslissing door niets wordt opgedrongen, en tweedens dat wij zelven krachtens onze vrijheid de beslissing nemen; met andere | |
[pagina 569]
| |
woorden wij zijn overtuigd dat de beslissing in onze handen ligt, dat wij heer en meester van onze handelingen zijn. Cicero noemt de geschiedenis den spiegel, den trouwen naklank der tijden, de fakkel ter opsporing der waarheid. Het past derhalve den geschiedschrijver uit de groote wereldgebeurtenissen, uit de lotgevallen van staten en volken levenswijsheid en nuttige lessen voor de toekomst te putten. Geene gebeurtenis van aanbelang in de geschiedenis staat op zich zelve; zij is veeleer slechts het gevolg van tal van verschillende, vaak diep verborgen liggende krachten, van beginselen, die in korteren of langeren tijd ontstaan, tot rijpheid gekomen en eindelijk vruchtdragend geworden zijn. Wie nu de drijfveeren, de oorzaken, de eigenaardigheden van het werelddrama oplettend onderzoekt, ontmoet noodzakelijk onder de werkende krachten de vrijheid van den mensch, welke door woord en daad het goede bevorderend de maatschappij op veilige paden leidt, of door het verspreiden van slechte beginselen tot den ondergang voert. Dwaas moet het daarom heeten, de feiten der geschiedenis en hun onderling verband uit het samenwerken der natuurwetten uitsluitend te willen verklaren. De algemeene beschouwingen over de revolutie zijn treffend en juist. Maar Taine kan volgens zijne philosophie niet inzien, wat de graaf Jozef De Maistre met recht bemeikt, dat het heerschend kenmerk en de hoofdfout der revolutie bestaat in haren haat van allen godsdienst, in haren wilden hartstocht tegen God en de Kerk. Deze bunde woede tegen alles wat met den godsdienst in verband staat kan alleen hare uitspattingen en misdaden verklaren; zij heeft de noodige hervormingen belet, en met geweld verbeteringen ingevoerd, welke zonder haar, zonder slag of stoot de instellingen zouden erlangd hebben, eindelijk geeft zij de reden van de onmacht der revolutie om in Frankrijk eene inrichting te stichten van welke de toekomst genoegzaam gewaarborgd en verzekerd is Men kent het ongunstig oordeel door Taine over Napoleon I gevel! Volgens zijne methode tracht hij het karakter van dien krijgsheld te kenschetsen door de beschouwing van zijn ras, van de plaatsen tijdsomstandigheden in welke hij leefde, van zijne heeischende eigenschap De slotsom van het onderzoek komt hierop neer, dat de geschiedenis Napoleon als een monster van overdreven eigenliefde en zelfzucht wraakt Deze uitspraak is te algemeen. De zelfzucht, de ondeugd, welke op de scherpzinnigste wijze zich onder de schoonste vormen vermomt, maakt ons wijs dat wij onbaatzuchtig handel n, wanneer wij ons eigen belang en voordeel najagen, dat wij uit louter naastenliefde handelen, terwijl wij slechts ons belang voor oogen houden. Indien wij onze belangen dienen terwijl wij eene goede zaak voorstaan, overtuigen wij ons zonder moeite, dat wij de zaak om zich zelve lief hebben. Dit kan met eenigen schijn van waarheid bevestigd worden; omdat de de zaak niet alleen ons als middel dient, maar ook als het waie een doel van ons zelven wordt. Daarom meenen wij voor haar te doen wat wij eigenlijk voor ons doen Zoolang de twee belangen samengaan is de uitkomst heilzaam. Maar zoodra er eens scheiding of tegenstelling ontstaat, komt het Ik onmiddelijk boven, neemt de eerste plaats in, en onderwerpt alles aan zijne nukken, hoe verder de twee belangen uit elkander gaan, des te meer overweldigend en overmeesterend wordt de zelfzucht, zij zit op den troon, en haar moet alles opgeofferd worden. | |
[pagina 570]
| |
Ziedaar de sleutel ter verklaring van Napoleon's gedrag. Gedurende de jaren van het Consulaat ging het belang van zijne grootheid gepaard met de belangen van Frankrijk, met zijne onafhankelijkheid en rechtmatigen invloed in Europa; met den vrede op godsdienstig gebied, met de herstelling van zijn bestuur. Toen Napoleon Oostenrijk te Marengo versloeg, met Engeland den vrede sloot, het concordaat teekende, de wetten, financien en het bestuur herstelde, werkte hij voor Frankrijk zoowel als voor zich zelven en de keizerskroon, die hem in de verte toelachte. Tot dusverre kon de zelfzucht zijn roem niet bevlekken. Maar de overeenstemming hield geen stand. Weldra denkt hij alleen aan de verheffing van zijn naam, aan zijne heerschzucht welke geene onafhankelijkheid gedoogt, noch ontziet; het eigen belang bekomt de overhand boven het algemeen belang. Van dit oogenblik wordt de breuk ieder jaar breeder, de hoogmoed onhandelbaar, de heerschzusht uitzinnig, de verdrukking loodzwaar. Oorlog volgt op oorlog, vredestractaat op vredestractaat, maar niets kan de eigenliefde voldoen. Het landsbelang vordert de grenzen niet verder uit te breiden, Frankrijk te laten rusten en adem halen, zich met Engeland te verzoenen, van alle gewaagde ondernemingen af te zien, niet te zamen Paus en Keizer te willen zijn Maar deze stem van het algemeen belang wordt niet gehoord, omdat zij offers vergt van den hoogmoed en de heerschzucht. De oorlog met Spanje, met Rusland, het gevangen nemen van Plus VII, de onbezonnen onderneming der 100 dagen, ziedaar zoo vele voorbeelden van den strijd tusschen het algemeen en persoonlijk belang, waarin het eigenbelang zegeviert, maar Napoleon en zijn land in het verderf stort.
Wij hebben genoeg gezegd om te besluiten dat de roem aan den naam van Taine verbonden van overdrijving niet vrij te pleiten is. Niemand zal zijne burtengewone geestesgaven ontkennen, maar door eene valsche philosophie misleid, bleken zij onvruchtbaar en zelfs schadelijk voor de kennis der waarheid. Zijn hoogmoed, die het heilzaam licht der openbaring versmaadde, werd streng gestraft; hij verloor den rechten weg, strandde op de klippen der dwaling, en werd onbekwaam de gestelde vragen wetenschappelijk op te lossen. Dr A. Dupont. |
|