Het Belfort. Jaargang 13
(1898)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 571]
| |
Algemeen koor.Laat, zusters, laat uw feestgezangen
In zoete akkoorden opwaarts gaan;
Laat klinken, uit uw kinderrangen,
Uw dank voor 't goed aan u gedaan,
Door hem, die vijf en twintig jaren,
Gehuld in 't heilig priesterkleed,
Zijn God gediend heeft op de altaren
En voor het heil der kindren streed.
| |
Reciet.Kan men ooit naar waarde roemen
Zijne priesterlijke deugd?
Ooit genoeg de liefde roemen
Die Hij toedroeg aan de jeugd?
Steeds was Hij de vader
Van klein en van groot;
Van allen te gader
De trooster in nood.
| |
[pagina 572]
| |
Wie ooit zich al weenen,
Beriep op zijn hart,
Ging dankzeggend henen,
Getroost in zijn smart.
| |
Solo voor basstem.Nog klinkt te zijner eer in 't ronde
In Waasland, Aalst en Dendermonde
Waar Hij verbleef, het lofgezang:
| |
Koor.Hem zeegne God! Hij leve lang!
Hem zeegne God! Hij leve lang!
| |
Duo.Aan u thans, Burstenaren,
Die zijne kindren zijt,
Ook aan ons kinderscharen
Heeft Hij zich toegewijd.
Hij kwam met deugden sieren
Ons hart en onzen geest,
Aan ons, met vreugd te vieren
Zijn zilvren jubelfeest.
| |
Solo.Wat een zalig gevoel moet zijn hart thans doorvloeien,
Dit gesticht, Hem zoo lief, te zien groeien en bloeien;
Zich als herder te zien door zijn schapen omringd,
Waarvan elk op zijn beurt zijne goedheid bezingt.
Een terugblik te slaan op zijn werken en wegen
Immer zichtbaar bekroond met den hemelschen zegen!
| |
Koor.Wat geluk voor zijn harte,
Wat een stroom van genot,
Al die schatten vergaderd,
Voor de glorie van God.
| |
Solo.O Jezus harte, nooit volprezen,
Mocht U ons bede welkom wezen:
| |
[pagina 573]
| |
U vraagt ons dankbre kinderstem
Geluk en zegen steeds voor Hem.
O wil, tot heil der Burstenaren,
Hem lang nog onder hen bewaren;
Laat Hem nog lang, in dit gesticht,
Ons leidsman zijn in deugd en plicht.
Dat zij, tot in zijn oude dagen,
Zijn hartsgenot, zijn zielsbehagen,
Dat zij Hem, reeds van hier op aard,
Als onderpand, een Hemel waard!
| |
Koor.Moog' Hij, bij zijn Burstenaren,
Immer opgeruimd van geest,
Eens belaân met deugd en jaren,
Vieren 't gouden jubelfeest!
Mogen nieuwe kinderrangen,
Hem alsdan, zijn deugd ten loon,
In vernieuwde feestgezangen,
Wijzen op de hemelkroon!
En thans herhaald ons feestgezang:
Onze vader, onze vriend, hij leve lang!
Hij leve lang!
A.V. Bultynck.
|
|