Het Belfort. Jaargang 13
(1898)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 554]
| |
Voor outer en heerdCantateGa naar voetnoot(*).Pro Legibus et Patria mort parati. | |
Dorpelingen.Hoort, hoort!
Ter verte galmt alom
Het naar en doodsch gebrom
Der klokken!
Hoort!
Ze luiden moord,
Ze luiden brand;
Het stormt in Vlaanderland!
| |
Eene stem.Welaan geen tijd verloren,
Laat, mannen, op den toren,
Ons volk het noodsein hooren!
Voort, mannen voort!
De klokke luide moord,
De klokke luide brand;
Het stormt in Vlaanderland!..
| |
[pagina 555]
| |
Reciet.Over veld en over weide,
Over de eendlijk stille heide,
Voert de wind door 't ruim der luchten
't Noodgeschrei en 't bange zuchten,
Dat, uit bronzen long en mond,
Wijd- en wijder galmt in 't rond..
Moedige mannen en vurige knapen
Snellen en grijpen naar 't roestige wapen,
Klemmen ter vuist eene vork of een vlegel,
Rukken langs kouter en kronklenden wegel,
Vliegen en stormen ter dorpplaatse heen!
Vluchtende vrouwen doen velden en weien
Galmen van akelig schreeuwen en schreien;
't Kind aan de zijde der bevende moeder
Klaagt om een vader, roept naar een broeder;
Angstig alomme weeiklinkt het geween!
| |
Koor.Hoort, hoort!
De klokken luiden moord,
De klokken luiden brand;
Het stormt in Vlaanderland!...
| |
De Boeren.Vooruit! Wij gaan en stappen onverlegen
De rooversbende en volkstyrannen tegen.
Vooruit! Voor Outer en voor Heerd!
Vooruit! Wij vreezen vuur noch zweerd;
Ons bloed koopt Vlaandrens grond en tempels vrij;
De Vlaming sterft en duldt geen slavernij!
| |
De Menigte.Wee! Ach!
De laatste dag
Van Vlaandren naakt!
| |
[pagina 556]
| |
Wee! Ach!
Alom stijgt jammer en geklag;
De vijand moordt! De vijand blaakt!
Hij komt en plundert onze wonen
En rukt uit de armen onze zonen;
Hij komt en steekt met roekloos hand
Gods Outers en Gods huis in brand!
Hij komt!.. Hij naakt!..
Hoort, Hoort!
De klokken luiden moord....
| |
De Hoofdman.Stil! stil!
Bedaart u, grijsaards, kindren, vrouwen,
Geen wanhoop nu, maar vast betrouwen
In Gods besluit en heilgen wil!
Geen weenen helpt, geen klagen, kermen,
Als land en volk verkeert in nood;
't Is moed en kracht, 't zijn vuisten, armen
Van mannen, die gevaar en dood
Met kalmte in de oogen zien;
't Zijn knapen, vrome liên,
Die stout en onverveerd,
Voor Outer en voor Heerd,
Hun kloeke borsten biên!
| |
De Boeren.Hier! zijn die mannen - zijn die knapen;
Hun vuist omknelt een roestig wapen,
Maar in de breede en warme borst,
Daar klopt een hert, dat vlamt van moed
En gloeiend naar de vrijheid dorst;
Daarbinnen kookt en bruischt het bloed,
Wiens laatste gulpen zullen vloeien,
Eer Frankrijks rooversbenden
Ons veld en tempels schenden
En 't vrije volk van Vlaandren boeien.
| |
[pagina 557]
| |
De Priester.Mijn God! Is 't waarheid wat mijne ooge ziet?
Bedriegen mij de ontzette zinnen niet?
Herleeft hier 't vroom geslacht der Machabeeen,
Om Isrel - Vlaandren - uit een kolk van weeen
Te redden?
Dank! U lof en dank, o Heer!
Gij koost mijn volk tot wrekers van uwe eer;
Gij riept het in uw dienst uit hoeven en uit velden,
Gij stortte in de aders hem het bloed -
Ontvlamde in zijne ziel den moed,
Die zwakken sterkt en staalt, en boeren schept tot helden!
Mijn volk! kom, kom ter heilge woning,
Ik breng den God u meê en Koning,
Die wondren werkt uit nietighêen -
Die door den kleinen knaap, uit Juda's herdersstad,
Den kop verplette van den grooten Goliath!...
Mijn kindren, komt! ten tempel heen,
Geknield, gebêen!
| |
Kinderen.O! God, wij heffen en wij hoûen
Tot U ons handekens gevouwen,
Wij smeeken, zuchten vol betrouwen:
Ach! Spaar uw volk, spaar Vlaandrens gouwen.
| |
Koor.Spaar ons, Heer,
Spaar ons, Heer,
Ach zie naar Vlaandren toe
En keer
Van hem uw geeselroe!
| |
Kinderen.Verhoor ons kinderlijke beden,
Laat langer niet in dorp en steden,
Uw tempelwoon - het erf vertreden,
Uit Vlaandrens christelijk verleden.
| |
[pagina 558]
| |
Koor.Spaar ons, Heer,
Enz...
| |
Kinderen.Gij waart voor Vlaandren te aller tijden
Zijn hoop en troost in nood en lijden;
Ach! laat ons duurbren die gaan strijden,
In uwe hulp en kracht verblijden.
| |
Koor.Spaar ons, Heer,
Enz....
| |
De Priester.De klok op d'ouden toren slaat...
Het uur genaakt van scheiden;
Mijn kindren, mijn beminden, gaat,
Gods Engel zal u leiden...
Houdt uwe hoofden diep ten grond
In ootmoed neêrgebogen,
God zendt u in dees laatsten stond
Zijn zegen uit den hoogen:
Zegen
Over uwe blanke vaan,
Die met 't Kruis u vóór zal gaan;
Zegen
Over u in bangen nood
En in de ure van de dood;
Zegen,
Zegen, die ter glorie leidt,
Nu en in alle eeuwigheid!
| |
Eene Stem.De horen tuit, de horen tuit,
Welaan,
Komt aan!
De horen tuit, de horen tuit,
Vooruit!
| |
[pagina 559]
| |
De Boeren.Wij gaan!....
Vaartwel,
Geliefden, kindren, vrouwen,
Vaartwel
En blijft op God betrouwen!
| |
De Hoofdman.Op! mannen, op! Komt op!
De witte vlagge rijst,
Het kruise straalt in top;
Op! mannen, op! Komt op!
Vooruit! waar vlagge en kruise wijst.
| |
De Boeren.Vooruit!
Voor Outer en voor Heerd;
Vooruit!
Wij vreezen vuur noch zweerd;
We wijken en we wanken niet,
Zoolang de straal der ooge
Het roode kruis omhooge
In 't blanke veld van 't vaandel ziet!
| |
SLotzang.
Vlag en Kruis.
| |
[pagina 560]
| |
Koor.Vooruit! Voor Outer en voor Heerd; -
We wijken en we wanken niet,
Zoolang de straal der ooge
Het roode kruis omhooge
In 't blanke veld van 't vaandel ziet!
| |
2.o! Kruise zoo vurig en rood!
Ge straalt - en de herten verblijden
En smachten naar lijden en strijden!...
o! Kruise zoo vurig en rood!
Al dreigt - al beloert ons de dood,
Toch zullen geen schenders u naken,
Zoolange wij leven en waken -
En strijden: Voor Outer en Heerd!
| |
Koor.Vooruit! Voor Outer en voor Heerd; -
We wijken en we wanken niet,
Zoolang de straal der ooge
Het roode kruis omhooge
In 't blanke veld van 't vaandel ziet!
| |
3.o! Vaandel met blinkende kruis!
Met u gaan we strijden en sterven
En de eeuwige martelkroon erven;
o! Vaandel met blinkende kruis!
Ge brengt ons in 't Vaderland t'huis,
Waar neêrlaag gedijt tot victorie
En sneven bekroond wordt met glorie,
Het sneven: Voor Outer en Heerd!
| |
Koor.Vooruit! Voor Outer en voor Heerd;
We wijken en we wanken niet,
Zoolang de straal der ooge
Het roode kruis omhooge
In 't blanke veld van 't vaandel ziet!
St-Niklaas
Th. De Rycke.
|
|