Het Belfort. Jaargang 13(1898)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 483] [p. 483] O moederhert. O Moederhert, gij bion van smert en onuitput'bre liefde! O gij die, minnend om uw pijn, om uwe liefde in leed wilt zijn, nu mint wat straks u griefde Wat aardsche vuur heeft vlam of duur als uwe liefde, o moeder? nu wordt uw laaie liefde druk; dan baart uw leed u nieuw geluk O wonder van den Hoeder! Welzaalge stond toen ge op uw spond uw eerst'ling mocht beschouwen Te groot geluk dat u beviel!.. dit barnend heil beklemt de ziel. wat moeders moest het rouwen! En lijdt ge niet, als gij dien ziet aan uwe borst verkwijnen? Edoch uw liefde groeit met 't leed, en minder scheen de ziekte u wreed, kwam z'u alleen slechts pijnen. [pagina 484] [p. 484] En komt de dood hem uwen schoot, met wreede hand, ontrukken, uw liefde, nog vermeerd bij 't graf, wil d'and're kind'ren, die God gaf, aan 't herte nauwer drukken. Of moest, helaas! een kind eens, dwaas, het pad der deugd verlaten, hoe zou uw ziel, vol liefde en smert. niet smeeken, tot eens God het hert vermurwe des verwaten. Doch als uw kracht in 't lijden smacht, lijk 't zonlicht in den nezel; als 't kind u, moeder, toen warm kust, slaapt dan uw hertje niet gerust en stilt dan niet uw wrevel? O Moederhert, gij bron van smert en eindelooze liefde! Kon uw gevoelen flauwer zijn, veel lichter ware uw druk en pijn, veel meerder wat u griefde. Grootsch wonder Gods, gekneed uit trots en min, geluk en smerten! Soms voelt uw liefde 't lijden niet, soms is uw liefde u 't zwaartst verdriet: o raadsel, moederherten! O zielegloed! o stem van 't bloed die 't hert zoo doet ontbranden! die minnen doet wat lijden heet, die liefde en smert te zamen smeedt in onverbreek'bre banden! [pagina 485] [p. 485] O moederhart, die 't denken tart des geests veibeeldingskrachten! van waar die zielegloed, die vlam, die smert en leed, der liefde dam, met eeuw'gen spot belachten? Vanwaar?... tenzij van Hem die, blij, uit liefde tot de zielen, aan 't kruis voor zijne beulen sterft; die, als een worm die doelloos zwerft, verplet wordt met de hielen!? Tenzij van God, veracht, bespot nog daag'lijks om zijn lijden: Die, immer stervende, wil leven om 't leven onzen dood te geven, 't steeds sterven te verblijden... O moederhert, uit Jesus' smert is 't minnevuur gesproten! Hij liefde om lijden, leed om hefd': en dus kan wat het hert u grieft diens barning slechts vergrooten. Mechelen, 3 Meí 1889. L.P. Vorige Volgende