't ware onredelijk het te miskennen -, maar waar blijft het standaardwerk dat alléén in staat is aan eene taal of letterkundige richting de onsterfelijkheid te verzekeren?
Iets nieuws doen - en daarom iets aardigs voorbrengen - is voor het meestendeel dier schrijvers (de lezer vergeve me dien naam zoo algemeen hier gebruikt) de hoofdzaak gebleven, en weinige onder hen hebben in het bevreemdende tevens het eigenaardige weergegeven.
Hunne perels ook zullen weinig bewonderd worden, omdat ze van gezochtheid in uitdrukking tot volkomene onverstaanbaarheid zijn overgegaan.
Wat ze waarlijk gedaan hebben - en dat heeft 't Belfort zeer gepast doen opmerken - dat is hier te lande eenen krachtigen stoot gegeven aan de beoefening der Fransche letteren. Die hebben ze doen toenemen, maar wat hebben ze in dank van den vreemdeling ontvangen?
Die mannen hebben ondervonden wat reeds zoo dikwijls gezegd en herhaald is: ‘Petits Belges kunnen in Frankrijk als school niet in aanmerking komen? En 't is niet te verwonderen: de Fransche letterkunde der laatste jaren loopt al genoeg verloren tusschen ‘réalistes - parnassiens - symbolistes - mystiques - naturalistes-décadents’ en wat weet ik al, dan dat ook de vreemden zouden in aanmerking komen, die de Fransche taal voor hunne werken op vreemden bodem gebruiken - ik zei bijna: misbruiken.
Daarom ook zien we tegenwoordig velen dier jonge mannen zelf naai Frankrijk verhuizen.
Mochten de ‘vurige aanleiders’ van nieuwe scholen het begrijpen!
Mochten die vooral, welke door geboorte, omgeving en moedertaal Vlamingen zijn, niet langer meer den Franschen slenter aankleven!
Waarom moet onze stam ter verheerlijking en verbreiding der Fransche letteren bijdragen? Er is voor een ware dichter, een geniaal schrijver weinig aange-