Het Belfort. Jaargang 13(1898)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 257] [p. 257] Jerusalem. Jerusalem, gij draagt niet meer Een koningskroon gelijk voor eeuwen, En toch herdenkt gij telkenkeer Den blijden uittocht der Hebreeuwen. Gij noodigt op die zegepraal Bij paukgeschal ontelbre Joden, Verzekerd van een gul onthaal Op 't feest der ongezuurde brooden... Aanhoudend ziet men offervee Bij kudden door uw straten sleuren, Naar 't Heiligdom, alwaar een zee Van bloed het outer rood zal kleuren... Door iedre poort waarlangs de stoet Naar Moriah is opgekomen, Zal eens uw eigen rookend bloed Met gloeiend goud naar buiten stroomen. Met Abel ving het bloedbad aan, Gij hebt gewaad door roode zeeen; Geen oog uit Juda plengt een traan Om de Onschuld, overstelpt van weeen. Hij heeft zijn liefdedorst gelescht De Christus, stervend voor ons leven, Zijn machtig ‘Consummatum est’ Doet de Aarde op hare polen beven. De zon verbleekt als had de maan Haar goud met zilver overtogen, Men ziet den dag gesluierd staan Op de onbewolkte hemelbogen. [pagina 258] [p. 258] De duisternis heeft post gevat. Gelijk aan grauwe najaarsdampen, Verschijnen dooden in de stad Bij 't schemerlicht der Sabbatlampen. Met Jeremias aan het hoofd, Doorzweven de afgestorven vaadren De plaats wier luister is gedoofd, Wier rampen en kastijding naadren. Gelijk een schip aan 't vergezicht De zee bestijgt met volle zeilen, Verschijnt het glanzend manelicht Om nacht en duisternis te peilen. Op Sion klinkt de feesttrompet Om Pascha aan het volk te seinen, Terwijl de wraak de wapens wet Van legioenen puikromeinen. Jehova hebt gij moe getergd, Uw Heiland aan het kruis genageld, Wees Israël als moed het vergt, Verwoesting op uw hoofden hagelt. Nabuchodonozor, de zon, Wier zengend vuur gij niet mocht weren, Smeult onder 't puin van Babylon, Maar Titus zal het zwaard hanteeren. Op Nero's wenk, voert de Oceaan Een sterke vloot van krijgsgaleiën Met stormgetuig en beukers aan, Wier staal uw muren plat rammeien. Jerouchalaïm, van de kruin Der hoogte Schedelberg geheeten, Aanschouwt de Christen op uw puin Judaea capta, neergezeten. En later zal de Halve Maan, De strijdbanier der Muzelmannen, Op Golgotha te pronken staan, Het Kruis uit Gods domein verbannen. Verhef nog eens uw dichterstem, Torquato Tasso, heldenzanger, God wil het! naar Teiusalem! Sta op, Europa, toef niet langer! Karel Quaedvlieg. Vorige Volgende