Het Belfort. Jaargang 13
(1898)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |
Katholieke letteren.IV.
| |
[pagina 116]
| |
de verstandelijke opvoeding hunner kinderen veel lieten gelegen liggen. Onze toekomstige schrijfster was daarbij vlug van begrip en kon dan ook op driejarigen leeftijd al lezen - een vroegtijdige letterwijsheid, welke niet zoo vaak voorkomt. Maar ook met de pen was de kleine Marie - bij dezen, haar tweeden naam werd zij genoemd - al heel spoedig vertrouwd; bovendien begaafd met een levendige fantazie, stelde zij reeds op 6 jarigen leeftijd een vertelling te boek. Gaandeweg ontwikkelde haar schrijflust zich zoo, dat zij, vooral na haar 12e jaar, het eene cahier na het andere vulde met drama's, novellen en geschiedkundige opstellen! Was dit alles nog kinderwerk, dat zelfkennis in portefeuille deed houden, op haar 17e jaar maakte mejuffrouw Sloot haar eersten ernstigen historischen roman: Voor God en Koning, welken zij waardig keurde in 't licht te verschijnen. Zij keerde juist in die dagen naar Europa - waar zij ook vroeger al geweest was - terug en toen verscheen haar eersteling bij den wakkeren Rotterdamschen uitgever G.W. van Belle, onder het pseudoniem ‘Mathilde’. Van toen af werkte de vlugge pen van onze romancière schier onverpoosd en met zoo gelukkigen uitslag, dat ‘Mathilde’ en ‘Melati van Java’ beiden aanspraak kunnen maken op een breedere plaats in onze boekenkast dan menige andere beoefenaar der letteren. Reeds in het begin van haar letterkundige loopbaan mocht ‘Melati van Java’ - beschouwen wij eerst wat mej. Sloot onder dit pseudoniem schreef - de aandacht trekken van niemand minder dan Busken Huet, die waarlijk niet aan den eersten litterator den besten een zijner Fantasien en Kritieken wijdde. Melati's Juweelkistje van tante Jet en vooral haar Dochter van den molenaar hadden hem - men schreef toen 1874 - ‘reeds eenigen tijd geleden de gunstigste meening van (haar) talent doen opvatten.’ En zooveel belang | |
[pagina 117]
| |
stelde hij in de ‘smaakvolle schrijfster’, (naar wier levensloop hij, afgaande op hare novellen, giste) dat hij haar roman De jonkvrouwe van Groenerode tot aanleiding koos, om een vriend te zijn, die feilen toonde.Ga naar voetnoot(1) Om de aandacht van zulk een vriend te trekken, zou men er toe kunnen komen met opzet feilen te begaan. Door dezen gezaghebbenden criticus en door den hoofschen prof. ten Brink, die haar Jonkvrouwe van een ‘Inleidend Woord’ deed vergezeld gaan, was Melati nu voorgoed voorgesteld aan het Nederlandsche publiek, dat zij zou blijven boeien. Beurtelings voerde zij haar lezers naar het heerlijke Insulinde, waarvan bewoners en natuur, zeden en gebruiken haar een schoonen achtergrond voor haar verhalen aanboden, beurtelings naar het goede, oude vaderland, waar zij niet minder bekoorlijke en treffende episoden doet plaats vinden. En waar zij haar verhalen ook deed spelen, steeds paarden deze, zij het niet altoos in dezelfde mate, boeiende verwikkelingen aan typische persoonsbeschrijvingen. steeds legden zij een gunstig getuigenis af van de levendige fantazie der schrijfster en van haar gezonden kijk op de menschen. Sommen wij even de voornaamste in boekvorm verschenen voortbrengselen van Melati's veder op: De jonkvrouwe van Groenerode; De familie van den Resident; In de lente vergaard (bundel novellen, o.a. De dochter van den molenaar); Fantaziën, I en II (bundels novellen); Fernand; Angeline's beloften; Van slaaf tot Vorst (historisch uit de geschiedenis van Indië); La Renzoni: Eigen schuld; Het viooltje van St. Germain; Ontmaskerd; Dorenzathe; Miss Campbell; Hermelijn; Kijkjes in onze Oost; De gesluierde schilderij; Rosa Marina; Verdwenen; Waarheen?; Nazomer; In eigen huishouden; In extremis (drie novellen); Prada; Herfstdraden; Bonte Wimpels en | |
[pagina 118]
| |
De freule, beide laatste werken uitgekomen in 't najaar van 1897. Dat wil nogal wat zeggen, niet waar? Al die boeken te bespreken zou wel een gansche aflevering van Het Belfort eischen. Beperking dus. Vele werken van Melati hebben een karakteristieken familietrek gemeen: zij schetsen een vrouw, die de hoofdrol, neen meer, den beau rôle vervult en wier voorbeeld weldadig werkt op de andere personen. Ja, de schrijfster mag gaarne het goede, dat door een der voornaamste mannelijke personen harer verbeelding verricht wordt, doen geschieden onder den invloed van die bevoorrechte hoofdpersone, wier karakter zij nog meer doet uitkomen, door naast haar eenige minder edel bewerktuigde seksegenooten te stellen. Zoo hebt ge in Verdwenen de moedige, standvastige Reyna, die onbeschroomd, hoewel met weedom in 't harte, zelfs haar levensgeluk opoffert aan haar plicht: 't gehoorzamen aan een nukkige stiefmoeder, die eerst haar jeugdiger vriendin was, en 't trouw blijven aan haar verdwenen, zwakken bruidegom. In Hermelijn het eenvoudige, doch energieke meisje, dat vol hoop in Indie haar man gaat vinden, haar illusien vervlogen ziet, maar toch door onverstoorde zachtheid en zelfopofferende plichtsbetrachting de liefde van den echtgenoot, wien zij werd opgedrongen, weet te winnen. In La Renzoni verschijnt de heldin in de gedaante van een ongehuwde tante, wier gansche leven één lange zelfopoffering is voor haar naasten, in wier geluk zij het hare vindt. De roman Rosa Marina doet u een argeloos meisje, een onervaren echtgenoote bewonderen, die haar echtvriend, voor wien zij aanvankelijk slechts een ideaal schildersmodel is, tot ander inzicht brengt. Waarheen? en Vacantie schetsen u jonge meisjes die zich kloek een eigen weg banen in de heerschzuchtige wereld; In Extremis en Van slaaf tot Vorst echtgenooten, wier zelfopofferend plichtbesef liefde vervangt en liefde kweekt; in Bonte Wimpels, | |
[pagina 119]
| |
een harer beste werken, waarin ook aan den stijl veel zorg is gewijd, een moedige onderwijzeres, bij wie een oud-leerling verstandigen raad, trouwen steun en zelfopofferende hulp vindt voor 't volbrengen van zijn zwaren plicht: 't huwen ‘met den handschoen’ van het meisje eens vriends, welk meisje en hij elkaar wederkeerig hebben leeren beminnen. En zoo zouden wij door kunnen gaan. Ter voorkoming van verkeerde oordeelvelling zij er intusschen op gewezen, dat van eenige vooringenomenheid tegen den man bij de schrijfster geen sprake is. In Prada b.v. is het een mannenfiguur, een verminkt officier, die op zijn geheele omgeving een veredelenden, verheffenden invloed uitoefent. Denk echter niet, dat Melati's werken door dien familietrek op elkander gelijken. Even afwisselend als de Indische natuurtafereelen, wier schoonheid zij met blijkbare voorliefde maalt, is haar letterkundige arbeid. Haar verbeelding doet haar steeds nieuwe verwikkelingen, nieuwe toestanden aan de hand - en bij dat alles overschrijdt zij de grenzen der waarschijnlijkheid niet, noch bij de vaak voortreffelijke schildering der karakters, noch bij de aaneenschakeling der gebeurtenissen. Hoewel het niet haar genre is, heeft zij zich toch, en met goed gevolg, enkele malen op het terrein van den historischen roman begeven. Vooral Van slaaf tot Vorst mag uitstekend geslaagd genoemd worden. Waarheid en verdichting gaan op de meest gelukkige wijze hand aan hand; 't geheel geeft een even aanschouwelijk als leerrijk beeld van het leven in onze Oost in de tijden, dat Johan van Hoorn er Gouverneur-Generaal was. De oorzaken van het verval der Oost-Indische compagníe deden haar menige typische bijzonderheid invlechten. Minder gelukkig is de schrijfster geweest met In eigen huishouden. een dagboek-verhaal, de ervaringen bevattend van een bijster onbeduidend mevrouwtje | |
[pagina 120]
| |
of laten we liever zeggen van een pas getrouwd bakvischje. Het boek is hier en daar zelfs vrij langdradig, want het jonge mevrouwtje boezemt den lezer niet genoeg sympathie in, om hem veel belang te doen stellen in haar - overigens zeer loffelijke - pogingen, om een goede huishoudster te worden; haar teleurstellingen laten hem onverschillig. De tactvolle schoonmoeder, die altijd nog een wakend oog blijft houden op haar geliefden zoon, is een veel aangenamer persoonlijkheid. Ook haar jongste werk, De freule, een boek voor de rijpere jeugd, is minder gelukkig. Wij missen er de natuurlijkheid der personen, den spannenden loop der zaken. Indien wij de voorrede goed begrijpen en het boek een vertaling naar het Poolsch is - het hadde zonder schade voor Melati's en onzer letteren naam onvertaald kunnen blijven. Naast Bonte Wimpels achten wij haar schoonste werk den roman Verdwenen, waarvan de karakterschets der heldin - de fiere, moedige, zich zelf beheerschende Reyna, die gehoorzaamt aan heur tot haar tweede moeder verheven nukkige vriendin; trouw blijft aan haar zwakken verloofde, hoewel deze haar edelmoedige pogingen, om hem ter zijde te staan, met een Laffe vlucht beloont; den lagen laster koen veracht en het menschelijk opzicht met voeten treedt; geen eigenbaat kent en in alles haar plicht nauwlettend betracht - waarvan de karakterschets dezer koninklijke figuur gerust kan gesteld worden naast de voorstelling van de welbekende Eline Vere, die heel wat minder te doorstaan had dan Reyna, maar de kracht miste om haar leed te verduren. Couperus' stijl moge dien van Melati in haar gezelligen schrijftrant al overtreffen, zijn woordenkeus zorgvoller zijn, in helder inzicht in het menschelijk hart, het jonkvrouwelijk gemoed en in talent om met gloed en verve belangrijke en spannende verwikkelingen te ontwerpen, behoeft zij niet voor hem onder te doen. En waarin zij | |
[pagina 121]
| |
verre boven den profeet van het ‘noodlot’ staat: haar Verdwenen ademt een gezonden, een levenwekkenden geest; er gaat van dat boek een aansporing ten goede uit, terwijl Eline Vere een verweekelijkenden invloed uitoefent en ziekelijk-dweepende jonge dames stijft in haar lafhartig gesteen over grootendeels ingebeelde smarten. Zeiden wij in den aanvang, dat Melati reeds bij 't begin van haar literaire loopbaan de algemeene aandacht trok, en kunnen wij getuigen, dat ieder nieuw boek van haar nog altijd met graagte wordt ontvangen, met genoegen gelezen door de breede schare, die bibliotheken doet bloeien en leesgezelschappen in 't leven houdt, van ‘Mathilde’ - hier komen wij aan het tweede pseudoniem van mejuffrouw Sloot - kunnen wij niet hetzelfde zeggen. Of Mathilde's werken dan beneden die van Melati staan? Dit allerminst. Hooren we b.v. eens, wat een bevoegd beoordeelaar, wat J.R.v.d. Lans schrijftGa naar voetnoot(1) naar aanleiding van haar (later ook onder den pennenaam Melati van Java verschenen) novelle De nieuwe mevrouw Verhooghe, waarin de langzame, weldadige gedaanteverwisseling wordt geschetst, welke een verwaarloosd gezin onder den invloed eener voorbeeldige tweede moeder ondergaat: ‘Wie dit verhaal gelezen heeft, zal moeten erkennen, dat de schrijfster het genre meester is, als misschien geen ander onder ons. Hier hebben we vooreerst een uitstekend gevonden verwikkeling, zonder afgezaagde trucs, zonder romaneske toevalligheden, een greep uit het dagelijksch leven en toch niet alledaagsch, neen idealistisch genoeg van opvatting om te verheffen en zelfs ongezocht te stichten. Die verwikkeling is zoo geleidelijk in haar verloop en tevens zoo kunstig uitgesponnen, dat zij de illusie | |
[pagina 122]
| |
der werkelijkheid vereenigt met de spanning van het meest avontuurlijke verhaal. Meesterlijk vooral is de ontwikkeling der karakters, ontwikkeling is hier het rechte woord, wijl die karakters met geen enkel woord worden beschreven, maar zich vanzelf openbaren in de gesprekken en handelingen, met andere woorden, zich in de actie ontwikkelen. En dat alles gaat met een gemak, een natuurlijkheid, een ongedwongen manier van zeggen, die telkens de novelliste de race verraden.’ Een dergelijk oordeel nu zullen alle werken van Mathilde, het eene meer, het andere minder, uitlokken en het is een vaststaand feit, dat onze schrijfster bij alle lezers, die haar werken leerden kennen, in blakende gunst staat. Maar waaraan is dan de minder algemeene bekendheid van Mathilde toe te schrijven? Heeft zij zooveel minder geschreven dan Melati? Dit ook niet. Ziehier een lijstje van haar voornaamste pennevruchten: Voor God en Koning (historisch-romantische novelle uit het einde der vorige eeuw); Euphrosyne (novelle, ook met historischen achtergrond); Twee moeders; De Engel der Bergen; De Tjierda's; Nathalie; Juliaan en Juliane; Het hangende zwaard; Anonciade; Louise Florinska; Genezen; Irene; In den vreemde; Uitgeweken; Michael de zanger (historisch uit de Fransche omwenteling); Weergekeerd; Het geheim van Duberly; De Amerikaansche; het groote, in prachtuitgave verschenen historische werk Jeanne d'Arc, benevens vele kleinere novellen en schetsen, eenige kinderboekjes en ettelijke werkjes voor de rijpere jeugd. Weder een eerbiedwaardig lijstje, niet waar, al zijn deze werken ook niet van zoo grooten omvang, als Melati er schreef. En wat opmerkelijk is: Mathilde moge al eens een of ander type aan Melati ontleenen - de gep. kapitein in Fernand en de ex-bierbrouwer in De Amerikaansche gelijken elkaar in menig opzicht - in haar verhalen is zij steeds oorspronkelijk, al blijft zij ook in de meeste daarvan getrouw aan haar | |
[pagina 123]
| |
streven, de hoofdrol toe te bedeelen aan eene onder hare zusters uitmuntende vrouwe, wier invloed bij alles en ieder ten goede werkt. Haar verbeeldingskracht houdt met haar pen gelijken tred. Wat dan wèl de reden mag zijn van Mathilde's mindere populariteit? Deze: zij schreef voor Katholieke tijdschriften, vooral voor de Katholieke Illustratie, en liet, waar Melati zich, om den term te bezigen, op ‘neutraal’ terrein bewoog, goed recht wedervaren aan haar oprecht geloovige inborst, haar innige Katholieke overtuiging. Uit Mathilde's werken straalt godsdienstzin, spreekt een kinderlijke overtuiging, een vertrouwvolle onderwerping aan Gods alles bestierende hand. Kon v.d. Lans terecht zeggenGa naar voetnoot(1), dat wat Melati van Java schreef ‘voor velen harer Katholieke landgenooten tot dusver nog een gesloten boek’ bleef, voor de niet-Katholieke landgenooten zijn onze werken, onze tijdschriften altegader gesloten boeken, is onze letterkunde een quantité négligeable. Maar van den anderen kant - in de Inleiding tot deze artikelen werd er reeds op gewezen - hebben wij ook de hand in eigen boezem te steken: wij schonken niet altijd genoeg aandacht aan onze eigen auteurs, hoewel toch hun werk zoo terecht een ‘apostolaat’ mag genoemd worden, een apostolaat ter verspreiding van goede beginselen, gezonde opvattingen op godsdienstig en zedelijk gebied. Gelukkig komt hierin verbetering. 't Zou thans niet meer gebeuren, dat een werk als Mathilde's Jeanne d'Arc onbesproken bleef, zooals met dezen ernstigen geschiedkundigen arbeid indertijd geschied is. Onze tijdschriften toch beginnen hoe langer hoe meer het belang ook van belletrie en historisch-romantische verhalen in te zien. 't Moet echter voor mej. Sloot verre van aangenaam zijn geweest, bij haar eigen geloofsgenooten niet overal de erkenning te vinden, waarop zij recht kon doen | |
[pagina 124]
| |
gelden. Des te levendiger mag haar voldoening wezen, dat zij als Melati van Java zeer werd gewaardeerd en in staat was onder het groote publiek die denkbeelden en gevoelens op maatschappelijk en zedelijk gebied te verspreiden en te verdedigen, welke door andersgezinde auteurs maar al te veel worden aangevallen en ondermijnd. En nog gaat zij aldus stil haar weg, het woord van Chateaubriand tot richtsnoer kiezend: ‘Pour démontrer l'influence d'une institution morale ou religieuse sur le coeur de l'homme, il n'est pas toujours nécessaire, que l'exemple rapporté soit pris à la racine même de cette institution; il suffit qu'il en décèle le génie.’ 't Wordt inmiddels tijd, dat wij de schets van mej. Sloot voltooien. Gewezen zij dan nog op deze bewijzen der erkenning van haar verdiensten: in 1893 werd zij benoemd tot lid der ‘Maatsch. van Nederlandsche Letterkunde’ en bijna al haar werken werden onmiddellijk na hun verschijnen vertaald in het Duitsch - o.a. in Alte und Neue Welt, Germania, Kölnische Volkszeitung, Deutsche Hausschatz, enz. - Fransch, Engelsch, Deensch, Italiaansch en misschien ook nog in andere talen, wat na te gaan zou zijn, indien de loffelijke gewoonte bestond, den auteurs steeds kennis te geven van de lotgevallen, hun geesteskinderen in den vreemde beschoren. Behalve haar romantischen arbeid leverde mej. Sloot anoniem of onder andere pennenamen ook vele artikelen over historische, literaire en andere onderwerpen in tijdschriften (De Portefeuille, Nederland, Huisvriend, Katholieke Gids, De Wetenschappelijke Nederlander, De Wachter, Dietsche Warande) en verschillende jaarboekjes. Een werkzaam en nuttig besteed leven, voorwaar! Moge het mej. Sloot gegeven zijn nog veel voor onze letteren te kunnen doen. Aan talent en werklust ontbreekt het haar niet.
Den Haag. A.J. Oostdam. |
|