Het Belfort. Jaargang 13(1898)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 75] [p. 75] III. De Priester. Der HOSTIE weerglans, blank en stil, straalt op de wegen, Waarlangs de Priester gaat, in 't strenge, stille kleed; Van oog en herte kuisch; de reine hand gereed Met liefde en licht, met eigen zorg, met hooger zegen; En, deert een doorn zijn' voet, en, breekt zijn hert van leed, Hij stapt, den KELK in hand, om 't lijden onverlegen; Hij laat zijn tranen en zijn bloed, als dauw en regen, Besproeien, wat hij zaaide en doopte met zijn zweet. Vóór hem, aan 't blauw gewelf, ziet hij, - omwolkt van glansen, Omstuwd van Englen blank, met blijde, blanke kransen, - Het Godslam, wandlend in zijn wonder witte vacht; En achter, - zooals 't zoet geruisch door halm en aren Van 't gouden, golvend veld, waarop de zonne lacht - Hoort hij der menschen lof, om hem, ten Hemel varen. Eug. De Lepeleer. Vorige Volgende