| |
| |
| |
Driemaandelijksch overzicht.
Kunst en letteren.
Albrecht Rodenbach. - In den Nieuwen Tijd teekende Hugo Verriest, de meester van Rodenbach, eene beeltenis van zijnen leerling, die veel opgang heeft gemaakt in onze letterwereld.
Hier volgen eenige uittreksels:
‘In dat wonderlijk wezen lagen die drij grondhoedanigheden:
Hij zag het leven en teekende het na; hij had de scheppingskracht; hij had eene rustelooze bedrijvigheid, werkzaamheid en 't gene ik niet en wete hoe noemen, eenen rijkdom, eenen overvloed van wordende beelden en wezens en werelden...
Hij zag het leven. Gij zult mij misschien antwoorden: Ja, dat ziet iedereen; dat zien wij ook.
Of liever, neen, wij en zien het leven niet in de Kunst. Wij en zien het zelfs dikwijls met in de levende natuur....
Rodenbach zag het leven, het inwendig roerende leven; hij bespiedde het; hij bespeurde het, hij minde het leven en teekende het na. Het leven deed hem monkelen, het deed hem bewonderen; het deed een wederleven in hem ontstaan; het deed hem gelukkig zijn; en hij teekende het na.
En niet alleen teekende hij het leven na, maar hebbende die scheppingsmacht, bezielde hij al zijne beelden met dat innig levend leven. Alzoo zijne uchtend- en avondbeelden, alzoo zijne natuurzichten; alzoo zijne tafereelen uit geschiedenisse, uit hedendaagsche werkelijkheid, uit gedroomde werelden; alzoo zijne dramas, zijne mindere tooneelen en studentenspelen, waar menschen niet alleen, maar aarde en duinen en zee en lucht en zonne en natuur, van leven doorstraald zijn en tintelen. Het leven!
Rodenbach en maakt niet; hij schept levende wezens, wien hij geen woord of daad geven moet, maar die natuurlijk hunnen weg gaan, hun werk doen, hun woord spreken, niet van dichterswege, maar uit eigen levend wezen...
Zoo schiep hij Gudrun, de onovertroffene, de onevenaarde Gudrun.
Ik spreke van het drama niet; ik spreke van het beeld, het vrouwen-, het maagdenbeeld, Gudrun
Rodenbach heeft Gudrun geboetseerd met liefde en ingetogenheid; en bewonderend, gelijk die Griek voor zijn standbeeld, heeft hij geroepen: sta op en leef en wandel. Gudrun leeft in hare jonge, reine schoonheid, onsterfelijk! Zij leeft, van aan den lichten plooi van haren voet, door den wentel van lijf en leden, tot het kijken van oog en hoofd. Zij leeft in geest
| |
| |
en hert, en hunne ontelbare weêrspiegelingen en weêrklanken op natuur en gevaarten, onder klare of donkere lucht Haar woord is de klank van een levende ziel.
Daarbij die werkende scheppende geest was onuitputbaar. Uit hem, door zijne studieen, door zijne lezingen, door zijne kennissen, door al hetgene hij in kunst en natuur mocht genieten, welde in rijkdom en overvloed, een dichte drang van wonderbare beelden, verschillend van lijn en kleur, van leed en vreugde, van woord en zang, van ziel en zinnen, van uitborrelende leven.
In hem lag een chaos, waaruit zijn scheppende geest, de geest, gedurig, in schoone droomen, beelden en dramas en een wordende wereld deed ontstaan, als een overschoone levende panorama...
Wat ging hij worden?
De dichter, de ziel, het hert, de geest van het herwordend Vlaanderen!’
Theunissen. - Het Vlaamsche Volk in zijn nummer van 24 December geeft eene waardeerende studie over de schilderwerken, welke de Limburgsche kunstschilder Kaiel Theunissen te Luik tentoongesteld heeft.
Pater Delattre en Durendal. - Ge weet, beste lezers, dat de jonge fransche letterkundigen te Gent zitdag hielden in Februari van verleden jaar en dat het verslag hunner handelingen in het Magasin Littéraire verscheen.
Wij hebben de algemeene strekking van die vergadering bekend gemaakt: bewondering van het schoone in elke uiting der kunst; bewondering van het modernism in de letterkunde; de katholieke waarheid is immers aan geen enkelen kunstvorm verslaafd.
't Spreekt van zelf dat Boileau en pater Brouckaert zaliger er niet heelhuids van afkwamen.
Beeldt u in, beste lezers, dat een beroemde orientalist, pater Delattre al met eens zijne wigvormige schriften verlaten heeft om in een boekje van 121 bladzijden tegen de jonge liefhebbers van de letterkunde te velde te trekken
De algemeene strekking van zijn boekje?
Haarklooverij en ophemeling der zeventiende eeuw
Iedereen bewondert de zeventiende eeuw, - maar daar valt een onderscheid te maken.
Ge hebt de zeventiende eeuw, zooals ze gaat en staat, met hare meesterwerken en hare gebreken.
Ge hebt ook de zeventiende eeuw, zooals ze door zekere kleingeestige klassieken wordt verwrongen en in een klassiek en verdrietig pakje naar hunnen patroon gestoken
Willen of niet, - van op het standpunt van vijandelijkheid tegen de jonge katholieken moet pater Delattre deze laatste zeventiende eeuw verdedigen.
Nog een woord.
Pater Delattre verwijt de jonge letterkundige school hare onverschilligheid jegens de Dietsche letteren.
Wij vragen.
Wie heeft de geslachten in de onwetendheid en de verachting van onze Dietsche letteren opgevoed?
Ondanks al onze zegedagen en de genegene woorden van pater Brouckaert en pater Delattre zijn wij nog weinig gevorderd op den smartelijken kruisweg onzer vlaamsche beweging.
Een fijne schrijver, dien wij niet noemen zullen, maar wiens naam
| |
| |
iedereen zal raden, weerlegt in Durendal op geestige wijze. het boekje van pater Delattre en sluit met deze bijtende. en fiere Oostersche spreuke:
De honden blaffen, maar de karavaan gaat voorbij.
Memlinc. -Bij Kleinmann te Haarlem zijn de schilderijen van Sint Jans hospitaal te Brugge in prachtigen lichtdruk verschenen. De opschriften dezer uitgaaf zijn in 't fransch!
Ibsen. - In 't nummer van Augustus van Le Spectateur Catholique staan er eenige regelen van priester Le Cardonnel over Ibsen, welke gansch met onze meening en onze opvatting van den grooten dichter overeenstemmen.
‘Ibsen klaagt op het tooneel de leugens aan, waarop het schijnbaar geluk onzer maatschappij berust; 't is het tooneel der gedachten, welk het tooneel der vluchtige levensbijzonderheden vervangt Ibsen heeft de bron van het waar geluk niet aangewezen; hij vraagt dat wij ons zouden ontmaken van alle maatschappelijke schijnheiligheid, van elk bij overeenkomst aangenomen geloof 't Zijn de geloofspunten van loutere overeenkomst en de menigvuldige maatschappelijke overeenkomsten die de meeste hinderpalen zijn van de heerschappij van de waarheid; hetgeen men overeenkomt te gelooven belet de vurigheid van het waar geloot; de maatschappelijke overeenkomst, de eerbied voor de wet uit vrees van de tijdelijke straf doen de meeste menschen handelen en ontslaan ze voor bovennatuurlijke redenen te handelen..
Ibsen heeft den grondsteen van de nieuwe wereld niet aangeduid, maar hij schijnt in Bouwmeester Solness de ijdelheid der werken te toonen welke op God niet steunen, men schijnt te vreezen er dit zinnebeeld in te vinden.
Solness bouwde domkerken toen hij geloofde, nu bouwt hij woningen voor de menschen en hij wil er eene bouwen zoo hoog en zoo slank als het wonderbaarste van Gods huizen; als ze bijna voltooid is wil hij er boven 't vaandel en de kroon op zetten, als voortijds op de spits der wonderbare domkerk. Onder de toejuichingen van het volk wil hij zoo hoog klimmen als vroeger in 't roemrijk verleden.. Als hij boven komt wordt hij duizelig en stort hij naar beneden..’
Ibsen heeft de goddelooze maatschappij vergruisd... Wanneer zal een katholieke Ibsen de grondbeginselen der christene maatschappij ten tooneele belichamen?
Gabriel Borkman van Ibsen werd onlangs leden te Parijs vertoond. Sommige bladen namen die gelegenheid te baat om met Ibsen te spotten.
Daarover lezen wij in den Ned Spectator:
‘Over de voorstelling, zweefde een gelukkig gesternte. Lugné Poé mag er wel is waar niet in geslaagd zijn ons het wezen van Borkman in geheel zijn beteekenis, door en door te doen begrijpen en gevoelen, hij had zeer, zeer veel goeds en bewees, wat hem betreft, die figuur volkomen te hebben begrepen.
Dat het oordeel der kritiek over het algemeen zeer gunstig over Borkman luidde, is u reeds bekend. Voor een goed deel is de instemming ook van het publiek te danken aan mannen als Emile Taguet, die een reeks zakelijke feuilletons aan het werk wijdden, zoowel lang voor de opvoering als onmiddellijk er na. En vergeten wij het fraaiste niet. Sarcey is door Borkman tot Ibsen bekeerd’
Vlaamsche Letteren - De fransche letterkundigen van Belgenland lieten bittere klachten hooren over de partijdigheid met dewelke
| |
| |
hunne letterkundige beweging verleden jaar in de Revue Encyclopédique werd bekend gemaakt.
Wij Vlamingen werden niet minder eenzijdig behandeld door C. Buysse
De Revue Bleue van Parijs vatte vermoe lens op en ging aankloppen bij Pol de Mont
Dank aan dezes inlichtingen kon Gabriel Syveton een belangrijker overzicht onzer letteren mededeelen in 't nummer van 11 Decemher
Hij liet recht wedervaren aan een aantal dichteis door Buysse over 't hoofd gezien en vooral aan de jongeren.
Van Gezelle drukt het Parijsch blad:
‘Den naam van priester Gezelle verzwijgen is eene schreeuwende onrechtvaardigheid bevestigen Gezelle is Vlaanderens zuiverste lierdichter. Als 't meeste deel der katholieke schrijvers van West-Vlaanderen is hij particularist Uit vijandschap tegen het protes'antsche Holland streeft hij tegen het ene zijne school noemt het officieel Nederlandsch. Bruggeling van geboorte bezigt hij met voorliefde den woordenschat zijner gouw, die sedert zes eeuwen weinig veischilt van Maerlant's taal In zijn eersten bundel ondergaat hij den invloed van Longfellow, maar weldra maakt hij zich los en vat hij beter dan iemand het vlaamsche landschap, zijne vlakten zonder kim, zijne wemelende korenvelden, zijn boekweit en zijne klaver, zijne heldere en zingende stroompjes, zijne boomen die naar 't oosten hellen; over de boomen heeft hij de schoonste vlaam-che verzen gedicht, die met deze van Ronsard kunnen vergeleken worden. Wat den vorm betreft is hij schepper en vinder; hij verjongt de gedaante van het volkslied, hij ont lekt allerfijnste maatslagen Miskend in Holland, wordt hij door velen in Belgenland kleingeestig vergeten. 't Is waar dat anderen hem wellicht op overdreven wijze bewonderen.’
Schiller - Op het Nederlandsch Tooneel werd de Maagd van Orleans, het bekend treurspel van Schiller veitoond.
In zijn dramatisch overzicht schrijft de Gids van October
‘Hoe handig, met hoeveel verstand en hoeveel smaak ook en scène gezet, hoe voortreffelijk ook gespeeld, hoog boven de volkomenst uitgebeelde Jungfrau von Orleans blijft staan de ideale Johanna der historielegende.. die Joseph Fabre zijn treffend volksdrama in de pen gaf..’
Het Magasin Littéraire van October meldt dat het meest gelezen boek in Duitschland de Willem Tell van Schiller is.
M. Barrès. - M. Barrès beloofde een nieuwen roman aan La Quinzaine, het groot katholiek letterkundig blad van Parijs
Van zijn boek Les Déracinés geeft Bijvanck eene ontleding in den Gids van December:
‘Met de ontwortelden of nog liever de van hun wortel beroofden bedoelt Barrès: menschen die, uit hun natuurlijke omgeving overgebracht, alleen een kunstmatig leven kunnen leiden en daardoor verkwijnen als planten die geen sappen uit den grond kunnen tiekken door gemis aan wortels. Men stelle zich jongelieden voor die een opvoeding krijgen in strijd met hun erfelijken aanleg, kinderen van het land die op doode talen moeten blokken... of studenten uit de provincie naar Parijs overgeplant die hun levenstaak in de hoofdstad willen vinden Over zulken handelt Barrès in zijn Déracinés.
De schrijver gaat van de stelling uit dat de opleiding aan de fransche lyceen, sinds het begin van de eeuw door Napoleon geoiganiseerd, de natuarlijke ontwikkeling der jongel eden stoort en hun gedachten en
| |
| |
begeerten trekt naar de kunstmatige atmosfeer van de kosmopolitische hoofdstad...
Zoo heeft Barrès zonder toch het persoonlijke, dat merk van de kunst, op te offeren, een boek geschreven dat iets meer brengt dan persoonlijke bekentenissen of een in elkaar gezet verhaal. Hij schildert den tijdgeest, en hij geeft een vorm aan het historisch leven dat ons omringt in een groot, een nieuw en een blijvend boek’
De Felibers. - Le Spectateur Catholique van October zegt dat de voornaamste Felibers Roumanille, Mistral, Aubanel, Mathieu en tien anderen allen rechtzinnige katholieken zijn.
F. Lateur. - In Biekorf verschijnen er schetsen, onderteekend F. Lateur, welke een fijn opmerkzaam oog, eene klank- en beeldrijke zeggenskracht verraden.
Begeert ge een staaltje van zijnen trant?
‘Hij drentelde rond, op den verdrietig verlatenen werf. De noenzonne beet de bloote steenen en 't scheen alles dood, weggescholen en benauwd van dat gloeiend zonnevier De wagenaars zaten en druilden op de bokken van hunne rijtuigen, de peerden stonden op drie pooten, hunnen kop neerewaarts, scheef tusschen de tramen, en ze stampten nu en dan eenen korten stamp, om de vliegen te weren, die geweldig dul waren. Een bende leegloopers lagen, elk op zijnen buik, in de schaduwe te slapen. Er reed een traag gerid voorbij, dat verdween achter den hoek Een hond kwam lamlendig aangestapt en ging, bij 't baanhuis, onder de zonneblommen liggen pinkoogen...’
Van een ander opstel sprekend, getuigt de Vl. School Dat is het werk van een literair kunstenaar, van een die zien en voelen - en daarenboven ferm schilderen kan
A du Bois - Zoudt ge gelooven dat het nu nog mogelijk is van heidensche denkbeelden doordrongen te zijn, uitsluitend de grieksche kunst, het grieksche leven, ja de grieksche afgoden met een heidenschen geestdrift te beminnen?
Dit is het geval met giaaf A du Bois in zijn boek Leuconoe met verfijnde grieksche kunst maar ook met heidensche ongebondenheid opgesteld.
Die man is verloren voor de christene kunst, hij veracht ze.
Zou hij, zooals E Gilbert het in de Revue Générale doet opmerken, het slachtoffer met zijn eener al te klassieke opvoeding, in dewelke de heidensche kunstenaars nog altijd den boventoon zingen?
Van Nouhuys. - Over Van Nouhuys' Studien en Critieken lazen wij in den Ned Spectator van 2 October:
‘De toewijding is een der uitnemendste eigenschappen van Van Nouhuys als criticus. Dagen lang houdt hij zich met denzelfden schrijver bezig Hij tracht hem te leeren kennen ook als de man zichzelf niet kent. Dan komt er een tweede eigenschap bij, een gave Zijn critisch hoofd staat in verband met een critisch hart, steeds tot waardeeren geneigd. Hij gaat geheel in den schrijver en zijn werk op en deze eigenschap is ongewoon bij een man en dan bij een man die zelf meester en artiest is.
Ook als bemiddelaar tusschen het oude en nieuwe is Van Nouhuys de geschiksie persoon, daar hij met beide richtingen in vriendschapsbetrekking staat Te bezadigd en te veelzijdig om geheel den jongeren toe te behooren, is hij ook weer te verstandig om bij de ouden te zweeren.
Met eerbied staar ik op de studie, aan Maeterlinck gewijd. Van
| |
| |
Nouhuys schrijft even wijsgeerig over de eischen van de dramatiek als hij vernuftig ontleedt de techniek van rhythme en klank Hoe heeft hij zich eigen weten te maken de theorieen van Maeterlinck, zich daarin weten te werken. Ja, ik denk bij zooveel werk en hoofdbrekens op dit en ander gebied dikwijls wat wordt het geslacht van heden toch afgebeuld door al die absolute muziek, mystiek en nieuwe dramatiek
Het verlangen naar iets beters en de afkeer van het banale worden duur genoeg geboet
Een staalije van Van Nouhuys teer, critisch geweten geeft zijn studie over Maeterlinck Ik vind voortdurend mijn eigen woorden te ruw, te grof... Ik zou ze willen zoeken fluweelig als zachte vrouwenhanden om dit haast onstoffelijke aan te raken...’
Guido Gezelle. - De heer F. Vanden Bosch heeft in Durendal van October eenige bladzijden van Pol de Mont vertaald over Guido Gezelle.
Die vertaling is van de volgende, belangwekkende regelen voorafgegaan
De Gids, het groot Neêrlandsch tijdschrift heeft eene lange en meesterlijke studie van Pol de Mont over Guido Gezelle laten verschijnen.
De katholieken zijn gewoon aan hunne tegenstrevers de zorg over te laten deze kunstenaar, te ontdekken die het meest de christene kunst verheerlijken, 't is nog eens uit de pen van eenen ongeloovige dat deze schitterende en verdiende hulde aan het dichterlijk vernuft van Gezelle vloeide, welke te lang achterbleef
Wij hebben voor de lezers van Durendal den arbeid van Pol de Mont vertaald en wij wenschen bij menigeen de begeerte te verwekken den dichter van Tijdkrans vollediger en inniger te leeren kennen.
Helaas! de boom dei waarheid wast maar op het graf.
Zal Gezelle zijn schoon, droomerig, lijdzaam hoofd eerst op het oorkussen van de dood moeten neerleggen, vooraleer de gloriekroon, die hem verschuldigd is, zijne werken omstrale en allen als een man bekennen dat Gezelle de katholieke letteren grootelijks heeft verheerlijkt.
dat hij het dichterlijk erfdeel van zijn land merkelijk heeft vermeerderd,
dat hij in de geschiedenis der christene kunst eene eerste plaats bekleedt nevens den naam van Lamartine en nevens den naam van Verlaine?
Ja, Pol de Mont heeft gelijk, de dag zal aanbreken dat diegenen die dorst hebben naar zuivere en rechtzinnige mystieke gedichten, in eene en dezelfde bewondering Gezelle en Verlaine zullen vereenigen, - den deugdzamen, gestrengen en eenvoudigen priester en den ontredderden en boetvaardigen zwerver, - twee geniale en geloovige dichters!.
Paul Mussche. - Men neme in acht dat er nevens het bekend jong Belgenland ook een levendig en belangwekkend katholiek jong Belgenland bestaat Nevens Durendal en Le Spectateur Catholique streeft ook La Lutte onder 't flink bestuur van den veel belovenden dichter G Ramaekers In La Lutte van October lazen wij met genoegen de schetsen in proza van Paul Mussche die met een fijn oog, warm gevoel en echte kleuren de natuur vertolkt. Vrije verzen staan er ook in te lezen, die 't lezen waard zijn. Is 't niet zonderling dat de fransche dichtkunst om te verjongen, om verfrisschende en opwekkende lucht in te ademen, verzen moet scheppen als de Vlamingen?
Herman Robbers. - Hoe schrijft men hedendaags romans ook in onze Dietsche letterwereld?
Daarop antwoordt de Gids van November:
| |
| |
‘De observator constateert enkel de verschijnselen die hij voor zich ziet, hij luistert naar de natuur en schrijft op wat zij hem dicteert Maar is eens het feit geconstateerd en het verschijnsel goed waargenomen, dan treedt de experimentator voor den dag, om feit en verschijnsel te verklaren. Op den roman toegepast krijgt men dit: de observator in den romanschrijver geeft de feiten zooals hij ze heeft opgemerkt, stelt het punt van uitgang vast, kiest het terrein waarop de personen en de gebeurtenissen zullen optreden; dan komt de experimentator en neemt de proef, hij laat de personen zich in een zeker verhaal bewegen om te toonen dat, laat ons zeggen, een bepaalde hartstocht, in een bepaald midden en onder bepaalde omstandigheden, die en die bepaalde verschijnselen zal te weeg brengen...’
Dikwijls past de schrijver opmerkzaamheid en proefneming toe op de gebeurtenissen van zijn eigen leven en van zijne eigene omgeving
‘In onze letterkunde der latere jaien hebben wij een menigte romans en grootere novellen, waarin de persoonsbeschrijving de autobiographie nadert. Ik denk hier nu niet aan Couperus' Metamorfoze, noch aan Emants' Op Zee, maar meer aan boeken als Jong Holland van Emants, Een Passie van Vosmeer de Spie, Martha de Bruin van Van Groeningen, Een Zwakke van Coenen, waarin jonge mannen, aan het begin van hun schrijversloopbaan, in den vorm van novelle of roman hebben neergelegd de vruchten van hun waarnemen en experimenteeren op hunne onmiddellijke omgeving en, voor een goed deel, op hun eigen persoon In al deze boeken werd, met meer of minder talent, meer of minder scherp waargenomen, een bepaalde eigenschap, een haitstocht van den eind-eeuwschen jongen Nedeilander geteekend.’
Thans spreekt men veel van een werk dat zich bij de genoeir de is komen aansluiten: De roman van Bernard Bandt door Herman Robbers.
Al die werken vertoonen drie merkwaardige hoedanigheden . nauwkeurige, geduldige waarneming, zorgvuldige proefneming en liefdevolle behandeling van de taal.
Jammer is 't dat al die werken met het geloof en de zedewet geene rekening houden.
Zouden er in ons christen leven, volgens ons christen oorbeeld geene tafereelen kunnen waargenomen worden met dewelke een christen kunstenaar, met blakende liefde voor taal en kunst bezield met dezelfde fijnheid van opmeikzaamheid, met dezelfde schakeeringen van taalrijkdom, belangwekkende proefnemingen zou kunnen doen?
L. Gautier. - Met genoegen lazen wij in Durendal van September de volgende regels:
‘Aan wijlen L. Gautier staan de katholieke modernisten een dankbaar herdenken schuldig.
Te zijnen tijde - voor dertig jaar - was het de eisch, bijna een grondbeginsel bij de christenen onze eeuw en de kunst van onzen tijd te verachten ten voordeele van 't nieuw klassiek heidendom L. Gautier dierf de verdediging nemen van de lettervruchten der negentiende eeuw...’
Menige vlaamsche strijder, menige liefhebber van het schoone, het ware en het edele heeft ook uit de werken van L. Gautier een deel van zijnen ijver geput.
Hélène Swarth. - De Kleine Schetsen van Hélène Swarth verschijnen te Erfurt in het Duitsch overgezet. Van deze dichteres staan er schoone verzen in den Gids van November.
Jan ten Brink. - Jan ten Brink kreeg in den Ned Spectator van 20 November eenige bittere woorden naar het hoofd omdat hij in eene
| |
| |
bijdrage in de Revue Encyclopédique de namen verzweeg der jonge Noord-Nederlandsche schrijvers:
‘Niet genoemd zijn onder de besten:
Marcellus Emanis, Jacques Perk, Hélène Swarth, van Nouhuys, Van Deyssel, Gorter, Netscher, Wagenvoort, Van Groeningen, de Erensen, Aletrino, Frans Coenen, Heyermans, Borel, Meviouw Snydek van Wissekerke.. Genoeind zijn er vier!
We hebben medelijden met den wel eens beminlijken man, die toch ook zijn dagen van grootmoedigheid en enthoesiasme heeft gehad, maar zich nu heeft laten verleiden tot een daad, die in niemands oogen verschoonbaar kan zijn. Hij had zoo eenvoudig de waarheid kunnen zeggen, 't had hem zoo weinig behoeven te kosten’
Georg Brandes en Huet. - Het letterkundig portret van Brandes in den Gias is waarlijk schoon geteekend. De lezenswaardige studie wierd in 't nummer van October voortgezet en de beroemde werken van Brandes, namelijk dit over Shakespeare aan eene knappe ontleding ondeiworpen.
Aan die schets ontleenen wij de volgende belangrijke regelen:
‘Aan een Nederlander, die Brandes bestudeert, dringt zich onwillekeurig de vergelijking op met een landgenoot, die als hij populair en impopulair geweest is - populair bij het lezend publiek, impopulair bij de machthebbenden - en die als hij baanbreker geweest is in de litter ure critiek. Er is inderdaad veel overeenstemming tusschen Georg Brandes en Conrad Busken Huet Als Huet heeft Brandes zich door zijn scherpe pen vijanden gemaakt, vooreerst onder de kerkelijken, daarnaast onder de toonaangevers in 's lands politieke leven. Als Huet heeft Brandes zich ruimte moeten verschaften, door het land te verlaten, en heeft hij niet alleen een wijkplaats gezocht in een cultuurcentrum, dat meer dan eenig andei zijn rechtzinnigen landgenooten antipathiek was, - het hemeltergend wuft Parijs, Berlijn, de hoofdstad van Denemarkens erfvijaud, - maar ook zijn landgenooten onthaald op een beschrijving van zijn nieuwe vaderstad Parijs en Omstreken, Berlijn als Duitsche Rijkshoofdstad. Als Huet heeft Brandes zich aanhoudend beklaagd over de kleinheid van zijn land, en heeft hij ondervonden, wat het lot is van een groot talent, dat voor een klein publiek schrijft. En eindelijk hebben deze beide merkwaardige mannen met elkaar gemeen, dat zij een nieuwe kritische methode in hun land invoeren, en dat zij, niettegenstaande al hun minachting en gros voor de letterkunde van hun vaderland, over de groote dichters van datzelfde vaderland de beste en meest waardeerende studien geschreven hebben, die ei bestaan.’
| |
Taalkunde.
Germaansche Taalkunde - In Ameiika is een tijdschrift opgericht gewijd aan Germaansche Philologie. In het 2e nummer staat er eene studie over het Berhjnsch biokstuk van de Madelghijs
Fransche klankleer. - Er is een fonetiesch Woordenboek van de fransche taal verschenen, onmisbaar voor al degenen die onderricht in de fransche taal moeten geven.
Het heet Dictionnaire phonétique de la langue française en verscheen bij Carl Meyer te Hanover Het kost 5 fr.
De heer A G Van Hamel, de bekende Nederlandsche voorstander van de berucate Alliance française, schreef daarover in den Ned. Spectator van 6 November:
‘Het moest er noodzakelijk toe komen De groote apostel der wetenschappelijke en praktische fonetiek, Paul Passy.. moest, na al wat hij op
| |
| |
dit gebied reeds heeft geleverd, een fonetisch woordenboek schrijven, aan landgenoot en vreemdeling een lange lijst van fransche woorden in handen geven waarin kort en duidelijk, in onbedriegelijke teekenen, de juiste uitspraak van elk dier woorden zou zijn aangegeven
En de heer Passy heeft dat woordenboek geschreven, in verbond met een Duitscher, den heer Michaelis, Rektor eener school te Spandau; onder het hooge patronaat van prof Gaston Paris hebben de beide heeren, na een arbeid van zes jaren, hun werk in de wereld gezonden....
Het woordenboek lezen is, natuurlijk, in den aanvang niet gemakkelijk, maar het gewent spoedig, de heeren Passy en Michaelis hebben gelijk: het lezen der fonetische teekens is spoedig aangeleerd. Bovendien, eigenlijk lezen wordt hier niet geeischt: het blijft bij raadplegen en ontcijferen. En voor dat raadplegen kan de gelegenheid zich telkens voordoen Nog heden morgen sprak een mijner leerlingen, die pas zes maanden in Parijs heeft doorgebracht, den mannelijken vorm van net uit als nè. Ik protesteerde en verbeterde nèt, er werd getwijfeld. Dadelijk Passy en Michaelis opgeslagen; het stond er duidelijk.... dat dit adjectief, mannelijk en vrouwelijk, met hoorbare t wordt uitgesproken ...’
Op de volgende regelen trekken wij vooral de aandacht onzer lezers:
‘Dit boek heeft, trouwens, niet alleen beteekenis door de bijzonderheden die het in de eerste plaats wil doceeren. Het is ook merkwaardig als monument van de methode die bij de studie der levende talen tegenwoordig steeds meer wordt toegepast Door aan het gesproken woord de eerste plaats toe te kennen, het geschreven woord slechts in de tweede plaats te noemen, door de uitspraak te laten voorafgaan aan de spelling en over deze te laten heerschen, zal ook deze dictionnaire er toe bijdragen om het gevoel te versterken dat de taal een stuk leven is, en ook als een stuk leven, dat is als klank en gedachte, moet worden behandeld.’
Angelsassensch. - Van Kluge's Angelsassensch leesboek is bij Max Niemeyer te Halle eene tweede uitgaaf verschenen. Het bevat een woordenboek en kost 5 Mark.
Williram - Iedereen weet dat de Oudhoogduitsche Williram eene omschrijving is van het Hooglied door Williram, den abt van Ebersburg in 1085 gestorven De Leidsche tekst A behoort tot de merkwaardigste handschritten van dit stuk De taal ervan is middenfrankisch en Kogel denkt dat deze tekst op de grenzen van het Nederlandsch spraakgebied onstaan is. In Sievers' Beitrage XXII, 3, 4 Oct. '97, deelt ons Van Helten, met zijne gewone nauwgezetheid de klank- en vormleer mede van den Leidschen Williram.
Plaatsnamenkunde - Wij lezen in de Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie '97 bl 566:
‘De heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs zendt aan de Academie een schrijven van den heer Jan Bouchery, secretaris van het 23e Nederlandsch Letterkundig Congres, vragende dat er op last der Regeering, met het oog op de plaatsnaamkunde, een werk zou uitgegeven worden in den aard der Nomina geographica Neerlandica De heer Minister zou gaarne het oordeel der Academie kennen aangaande het nut en de gepastheid van dergelijke onderneming, haren waarschijnlijken duur en de kosten er van. - Verzonden naar het bureel’
Leuvensche Bijdragen. - De 1e aflevering van den tweeden jaaigang der Leuvensche Bijdragen is voor korte dagen verschenen. De
| |
| |
heer L. Goemans begint eene studie over het dialect van Leuven en de heer Lecoutere wijdt een zaakrijk overzicht aan de Nederlandsche Philologie. Uit dit overzicht blijkt het o.a. dat de pogingen der Westvlamingen en de pogingen van kan. Muyldermans tegen het officieel Nederlandsch geenen bijval vinden bij de taalkundige faculteit onzer katholieke hoogeschool.
| |
Wetenschappen.
De uitvinding der drukkunst. - Er is nieuws in onze wetenschappelijke wereld.
Jan Brito, een poorter van Brugge, is de uitvinder der drukkunst!
Eerst drukte men gansche bladzijden met houten platen, daarna regelen, met metalen plaatjes; de eerste die beweegbare boekstaven deed gieten en bezigde was Jan Brito, die nog eenige jaren voor Gutembeig drukte.
Dat staat bewezen in een zeer geleerd weik van den befaamden archivaris van Brugge, den heer Gilliodts-Van Severen, wien de beschavingsgeschiedenis en de taalgeleerdheid reeds zoovele kostbare uitgaven te danken hebben
Zijn arbeid verscheen in de maatschappij l'Emulation.
Eerst maakt hij ons met de voorgaande bespreking van het vraagstuk bekend; dan beschrijft hij de bekende boekwerken van Brito; in zijn derde deel betoont hij dat Jan Brito poorter van Brugge was, dat hij geen boekschrijver, maar een drukker was en dat hij de kunst uitvond om met gegoten staven te prenten
Ontwikkelingsleer. - In Australie heeft men twee soorten van eierleggende zoogdieren ontdekt Zie de uitkomsten van het onderzoek van Dr. Semon in zijn werk: Im Australischen Busch und an den Kusten des Korallenmeeres (Leipzig, Engelmann)
De Avesta en de Bijbel. - Hoogleeraar Aiken van de katholieke hoogeschool van Washington onderzocht in eene meikwaardige studie de punten van overeenkomst tusschen den Avesta en den Bijbel Sommigen beweren dat de Bijbel zekere leeringen aan den Avesta te danken heeft en daarom pogen zij 't ontstaan van den godsdienst van Zoroaster zoover mogelijk achteruit te schuiven
't Schijnt nu zeker, volgens hoogleeraar Jackson van New-York, dat wij den oorsprong van de leering van Zoroaster in de zesde eeuw voor Christus moeten stellen en bijna zeker dat de Avesta uit den Bijbel geput heeft
(Muséon)
Het Romeinsch colonaat. - Uit belangrijke latijnsche opschriften, deze laatste jaren in Afrika ontdekt, kan men den oorsprong en den aard van het Romeinsch colonaat bepelen
De keizerlijke domeinen waren verdeeld in landgoederen of saltus, welke reder afzonderlijk aan een conductor of pachter, of ook wel aan een genootschap van conductores verpacht werden Daar de conductor geen slaven en dientengevolge geen arbeidskrachten genoeg had, om den geheelen uitgestrekten saltus productief te maken, bepaalde hij er zich toe het beste akkerland door zijn eigen personeel te laten bebouwen, terwijl het overschietende land in perceelen verdeeld en aan kleine boeren, coloni genaamd, verpacht werd. Daar deze te arm waren om eene som gelds als pacht te betalen, werd hun vergund hunne akkertjes te bebouwen tegen afstand van
| |
| |
een bepaald deel der opbrengst, tevens waren zij verplicht eenige dagen in het jaar op het door den conducter zeil in cultuur gebrachte land te komen werken, wanneer men daar bij ploegen, wieden of oogsten handen te kort kwam Nu erkende het Romemsche recht slechts dat pachtcontract voor bindend, waarbij van eene pachtsom sprake was; de verhouding tusschen conductores en coloni was niet wettelijk geregeld. In deze leemte voorzag o.a. keizer Adrianus door het uitvaardigen van een voor alle domeinen geldig statuut. Doch met dat al was de toestand der coloni verre van benijden swaardig.
Tijdens de bloeiperiode der republiek was de kleine boerenstand de kern van het volk; de boer was onafhankelijk, diende in de legioenen, stemde in de comitia. Welk een hemelsbreed verschil is er tusschen deze staatsburgers in den vollen zin des woords en de ongelukkige coloni. De colonus was immers weliswaar persoonlijk vrij, doch verplicht gedurende zijn geheele leven het stuk land hetwelk hij bewoonde te bebouwen, na zijnen dood ging de verplichting op zijne kinderen over. Zijn invloed op het Staatsbestuur was geene; hij was in alles afhankelijk van zijn landheer. De coloni bestonden uit twee zeer verschillende categonen. De eerste, doch deze was verieweg in de minderheid, werd gevormd door van huis en hof verdreven Italiaansche boeren, welke niet in de plebs uibana wilden opgaan en dus elders een bestaan moesten zoeken, de tweede, verreweg de talrijkste, uit nomaden, die men van de gienzen van het Romeinsche gebied in het hart der provincie had verplant, met het dubbele doel om van hun lastige invallen bevrijd te raken en hen te bezigen tot het in cultuur brengen van woest land. Daar zoowel de Italianen als de nomaden te berooid waren om eene pachtsom te betalen, mochten zij zien gelukkig rekenen, wanneer de keizer of liever de in diens rechten tredende conductor zich met een deel van den oogst tevreden stelde. Het was in het belang van beide partijen dat het pachtcoatract zoolang mogelijk duurde; het is dus niet te verwonderen dat het spoedig in ertpacht overging.
(N. Spectator).
Vigouroux. - Wij bevelen aan onze lezers, vooral aan dezen die dikwijls opwerpingen tegen den godsdienst moeten weerleggen, het volgend boekwerk van Vigouroux. Le Nouveau Testament et les découvertes archéologiques modernes
De Noormannen in Amerika. - Edm. Neukomm beschrijft in zijn werk. Les dompteurs de la mer, (Parijs, Hetzel), de ontdekkingen van Amerika vóor Columbus. Het eerste boek beschrijft: de ontdekking van Amerika door de Noormannen, het tweede: de Noordsche volkszettingen in Amerika; het derde . eene nieuwe ontdekking van Amerika, en het vierde, de Dieppenaars in Brazilie Zoodat Amerika minstens driemaal door de mannen van 't Nooiden is bezocht geworden, de laatste maal pas vier jaar voor Columbus' eersten tocht, en dat nog wel door lieden van Dieppe.
Bijbelkunde. - Van den eeiw. pater Lagrange in de Revue Biblique.
‘De Katholieke Kerk waarborgt ons den uitleg der teksten, welke geloofspunten bevatten... Maar de H Kerk zegt ons niet als de omstandigheden van het verhaal letterlijk moeten opgenomen worden en geen enkel punt van godgeleerdheid is op de wezenlijke echtheid dezer feiten gegrondvest dat de vrouw van eene ribbe van den man gemaakt is of dat het serpent gesproken heeft. Wij mogen dus
| |
| |
onderzoeken wat de schrijver bedoelt Het is duidelijk dat hij eene ware geschiedenis wil vertellen, maar hij is te geleerd en te schrander om niet te vatten hoe vreemd haie bijzonderheden zijn en hij stelt ons zelf op den weg van den zinnebeeldigen uitleg.
Wij vinden hei God met onwaardig dat hij ons eenvoudig eene geschiedenis leert, met trekken welke de inbeelding van het volk overzet en welke de schrijver als zinnebeelden bezigt Wij zouden niet willen dat zielen verloren gaan, omdat zij iets weigeren te aanvaarden, welke de Kerk hun niet oplegt te gelooven’
Het spreekt vanzelf dat wij die verklaring op de rekening van den schrijver laten. Wij nemen ten andere de veiantwoordelijkheid op ons niet van hetgeen wij tusschen aanhalingsteekens aanstippen
Mozaïeken. - Men heeft in decembei 1896 ten Oosten der Doode Zee en wel in de puinen eener oude kristene Basilika te Madebo, de oude hoofdstad der Moabieten, eene mozaiek ontdekt die tot vloer der basilika diende. Van deze mozaiek, die oorspronkelijk eene oppervlakte van niet min dan 280 vierkante meters bedekte, zijn er slechts 18 oveigebleven. Deze mozaiek verbeeldt eene kaait van Klein Azie, Syrie, Palestina en het Noorden van Egypte Zij dagteekent waarschijnlijk uit de vijfde eeuw n. Chr, en is van het grootste belang voor de kennis der aardrijkskunde Ook wordt zij tegenwoordig in al de wetenschappelijke tijdschriften besproken
| |
Vlaamsche belangen.
De Bond van Ardooie - Bestaat er een middel, beste lezers, om onze groote dorpen voor de vlaamsche zaak te winnen en ons volk door kunst en wetenschap op te beuren?
Jawel; gaat naar Ardooie, woont de zittingen bij van den vlaamschen bond, die tweemaal in de maand bijeenkomt; aanhoort de sprekers, die handelen over allerlei vlaamsche wetenswaardigheden en gij zult overtuigd zijn dat er middel is om ons volk te beschaven.
Daar worden de vlaamsche tijdschriften met gretigheid gelezen; daar worden de dietsche werken aangekocht en ter lezing uitgegeven; daar stelt men belang in de vlaamsche letterkunde, daar weêrklinkt het vlaamsche lied, daar bloeit vlaamsch geestesleven, dank aan de edelmoedige pogingen van dichter Karel Van de Putte.
Vlaamsche Katholieke Landsbond. - De afgevaaardigden van den Landsbond vergaderden te Brussel op 5 December. Verschillende belangrijke punten werden besproken:
- M. De Ceuleneer opent de zitting en geeft mededeeling van het volgende
1o Over het examen op de Gentsche hoogeschool voor de diplomaten. De kandidaten moeten een aantal talen kunnen, doch het Vlaamsch wordt verwaarloosd
2o Over het Fransch in de nonnenscholen. Te Oostende worden liederen gezongen, waaruit de kinderen moeten leeren dat Fiankrijk hun vaderland is De Landsbond zal werken om dit te beletten.
- Advokaat De Visschere geeft verslag over de rekening sedert het bestaan van den Landsbond en advokaat Priem wordt als schatbewaarder aangesteld.
- Dr Laporta stelt voor eenen omzendbrief naar de maatschappijen te sturen ten einde nieuwe leden aan te werven.
- De Vriendt's en Coremans' wetsvoorstel.
| |
| |
M De Ceulenefr bestrijdt eene dagorde, waarin het lang dralen der Kamers wordt betreurd, aangezien men de Kamers op dit oogenblik niets te verwijten heeft
De bespreking der wet komt op den negenden rang der dagorde van de Kamer, doch volksvertegenwoordigers hebben beloofd alle mogelijke middelen aan te wenden om het wetsvoorstel na de wet op de vakvereenigingen te bespreken en h t uitvoerend bureel van den Landsbond zal waken om, indien het noodig is, eene nieuwe vergadering bijeen te roepen; ook zal er onmiddellijk een brief naar de Kamei gestuurd worden
De dagorde van den heer De Keyzer wordt verworpen en de steller aanvaardt de voorstellen van het bureel.
- Het Vlaamsch voor het krijgsgerecht Er wordt beslist dat de Vlaamsche Bond zal aandringen bij de volksvertegenwoordigers van Brussel om ten spoedigste de bespreking van Van der Linden's wetsvoorstel te bekomen, de heer Van der Linden, in zijnen brief naar de vergadering gezonden, zegt dat het verslag van den heer de Borchgrave over zijn voorstel binnen kort zal neergeleid worden
- Boerenkrijg Te Tielt zal er een plechtig feest gevierd worden. De heer Lambrechts vraagt eenen gouwdag te Turnhout om aldaar het feest te bereiden Van Diest en Limburg, geen nieuws. Gelden ontbreken eene inschrijving zal in de dagbladen geopend worden.
- Eeuwfeesten van 1902 Gelden moeten ingezameld worden om deze feesten luisterlijk te vieren
- Vlaamsch in de Burgerwacht Men zal vragen te Brussel alles in de beide talen te verhandelen
De Vriendschap van Roeselare. - Kent ge de oudste Vlaamsche lettergilde? 't Is de Vriendschap van Roeselaere Zij vergadert elken vrijdag avond en ieder lid op zijne beurt spreekt over letteren of wetenschappen Deze maatschappij onderhoudt ook het edel en beschavend geestesleven onder hare leden
Belangstelling in kunst en wetenschap, 't is hetgeen in ons land meest ontbreekt, wij zijn voornemens in 't Belfort het vlaamsch leven bekend te maken en wij verzoeken de letterkundige vereenigingen ons 't verslag hunner weikzaamheden te laten geworden.
Betooging ter eer van Mevrouw van Peene - In den schouwburg, te Gent, had den 25 November eene indrukwekkende betooging plaats ter eer van de een-en-negentigjarige weduwe van wijlen H. van Peene die de Nederlandsche tooneelletterkunde met zoovele puike we ken veriijkte en die de woorden schreef van den Vlaamschen Leeuw, het geliefkoosde lied aller Vlamingen.
De heer burgemeester en de heer schepen Boddaert en verscheidene gemeenteraadsleden waren aanwezig Iedereen droeg een gouden tuiltje aan het knopsgat dat als herinnering aan het feest, aan den ingang werd aangeboden
De kunstenaars van den Nederlandschen Schouwburg voerden Vondel op, een tooneelspel in 5 bedrijven. Na het 2de bedrijf werd mevrouw van Peene op het tooneel gebracht, waar haar een aantal geschenken werden overhandigd Verscheidene heeren brachten beurtelings hulde aan de gevierde en de heer P. Geiregat schonk aan de jubilares een prachtig album. De heer R Millecam stuurde veivolgens een warmen dank aan al dezen, die iets hadden bijgedragen tot het welslagen van het feest.
Vlaamsche Meeting te Eekloo - Zondag 21 Nov. gaf het Algemeen Nederlandsch Verbond eene meeting te Eekloo ten voordeele
| |
| |
van Devriendt's en Coremans' wetsvoorstel De zaal was eivol en de voorzittei, prof De Ceuleneer, heeft in eene indrukwékkende rede den strijd gekenschetst, de vier andere sprekers hebben twee uren lang te midden van de geestdriftigste toejuichingen der verontwaardigde Vlamingen het gedrag geschandvlekt van de tegenstrevers van het wetsontwerp Nog andere meetingen worden bijna alle zondagen rondom Gent gehouden, laatst sprak men ook te Aalst en te Denderleeuw
De Distel te Brussel - Zondag 21 Nov. ter oude Beurs, op de groote Markt te Brussel, was het puik der vlaamsche kunstminnaren vergaderd Geen wonder ook; op het programma blonken de woorden: Werken van Peter Benoit
En ja, dit feest was nagenoeg eene verheerlijking van den genialen toondichter en van het volk dat hij zoo gaarne en zoo meesterlijk bezingt; want in de muziek van Peter Benoit voelt men den polsslag van ons geliefkoosde Vlaanderen; zijn zang schijnt nog wat vreemd omdat wij aan zulke fijne uiting van ons gevoel niet gewoon zijn, doch in ieder akkooid klinkt een gerucht, een klank dien wij lief hadden, in onze Vlaamsche gouwen hoorden en die als een schat in onzen geest is bewaard gebleven Peter Benoit is wel de vertolker van onzen zang, en zoodra zijn hed uit den mond van het volk zal galmen, zullen wij een heerlijk, beschaafd en verfijnd Vlaanderen zien rijzen, zooals de toondichter het gedroo nd heeft; dan zullen zijne zuivere, machtige akkoorden over land en beemd weêrgalmen als blijde klokkenzang, als een machtig triomflied.
De gedachte van dit muziekfeest werd door Maurits Sabbe in den Distel vooruitgezet en met ware vreugde begroet; elke Distelier was het eens om te zeggen dat de zoon van hem, die jaren lang op de bres stond voor de verheerlijking van den meester, het vermocht zulke taak aan te vatten.
Te zamen met mej. Maria De Veen en de heeren Ed Danneels en De Permentier verscheen hij voor een uitgelezen publiek, met overtuiging bezield en met genoegzamen kunstvoorraad om over moeilijkheden te zegepralen; dit concerto was voor de uitvoerders een echte zegepraal.
Daarna hield de heer Demarez eene rede over den toondichter, vooral merkwaardig door de kinderherinneringen, welke de spreker als kleuivolle bloempjes in zijne aanspraak wist te vlechten.
De Vriendt's en Coremans' wetsvoorstel. - In de Kamerzitting van 24 December heeft de heer de Vriendt, ondersteund door Minister Begerem, doen beslissen dat zijn wetsvoorstel over het Vlaamsch onmiddellijk na de wet op de vakvereenigingen zal besproken worden De groote dag is dus nabij
Het Vlaamsch in den Gemeenteraad van Gent. - In de zitting van 22 December ll klaagde de heer A Siffer het feit aan dat in de meisjesberoepschool een kind gestraft werd om Vlaamsch gesproken te hebben bij het uitgaan der klas Hij brandmerkte in levendige taal de franschdolheid welke in zekere scholen heerscht, inzonderheid in de betalende meisjesscholen, waar het soms zoo ver gaat dat Duitsch, Engelsch en zelfs het Vlaamsch bij middel van het Fransch orderwezen wolden In de jongensscholen is de toestand doorgaans veel meer voldoende, ook vroeg de redenaar waarom men hier zóó en daar anders liet te werk gaan in plaats van in al de scholen het beste stelsel in te voeren
Onze vrienden Siffer en De Ceuleneer, die reeds het Vlaamsch als
| |
| |
ambtelijke taal in den Gentschen Gemeenteraad doen aanvaarden hebben, rusten niet. Zij gaan nu een kruisvaart ondernemen om de meerdere vervlaamsching der stedelijke scholen te bewerken, en uit het antwoord van den heer De Ridder op de interpellatie van den heer Siffer, mag opgemaakt worden dat zij niet gedwarsboomd zullen worden door den heer schepen van onderwijs.
Koninkl. Vl. Academie. Zitting van 15 December. - Een handschrift van den heer Leonard Willems, advocaat te Gent, zal uitgegeven worden; het draagt voor titel: ‘Nieuwe bijzonderheden over de werken van Jacob van Zevecote.’
Dr. H. Claeys biedt, met eene waardeerende beoordeeling, het werk aan van den heer Th. de Decker, vrederechter van Temsche: ‘Jan-Frans van de Velde, de eximius van Beveren, 1743-1823’ Het was deze Van de Velde die als rechter arm van Mgr de Broglie te Parijs de rechten der Kerk verdedigde tegen de plannen van Bonapaite en door dezen bestempeld werd ‘ce chien de flamand’
Het benoemen van eenen afgevaardigde bij het Gentsche comtteit tot net oprichten van een standbeeld aan Jan-Frans Willems wordt tot eene volgende vergadering verdaagd
De heer Coopman doet lezing van het verslag der bijzondere commissie omtrent de laatste afleveringen van het Groot Nederlandsch Woordenboek
Davidsfonds. - Zondag 19 December sprak de zeer eerw. heer kanunnik Daems in de afdeeling Boom over ‘Geluk van 's menschen leven op aarde’, en te Dendermonde hield Ph De Munnynck, van Gent, eene voordracht over ‘Drift en Neiging’ Op 2den Kerstdag spraken te Hasselt advocaat Holm over ‘Onze jonge mannen’ en hoogleeraar Bellefroid over de noodzakelijkheid van het verspreiden van Vlaamsche bladen en tijdschriften
J. Cl.
Pitthem, December 1897
|
|