Nederlandsche taalkunde, geschiedenis en lettercritiek in Vlaanderen gesticht hebben, als Serrure, Blommaert, de St-Genois, Snellaert, Van Duyse, Ledeganck, Heremans en meer anderen. Hier gaf hij het eerst letterkundig wetenschappelijk Vlaamsch tijdschrift uit: Het Belgisch Museum, stelde zich aan het hoofd van de regeling der zoo verwarde spelling, gaf er zijne Oude-Vlaamsche liederen uit en was de inrichter van het eerste groot petitionnement van 1840, dat mag aangezien worden als het ware uitgangspunt der Vlaamsche beweging.
Te Gent dus voornamelijk streed en werkte Willems voor de belangen van zijn land en zijne taal, en berokkende hem die strijd ook menig onaangenamen dag, hij versaagde niet, maar bleef als hoofd en leider op zijn post, tot dat hij in 1846 op het eereveld viel. Toen hij als voorzitter der Fonteinisten de gekrenkte rechten der rederijkers op het stadhuis te Gent met vuur verdedigde, trof hem eene beroerte, die een einde stelde aan zijn werkzaam en hoogst nuttig leven.
Indien hij als dichter niet ruim bedeeld was met verbeelding en poëtisch gevoel, als geleerde en prozaschrijver muntte hij boven allen uit en met zijn helderen geest en vasten wil heeft hij den weg gebaand tot dieper studie en grondiger kennis onzer letterkunde en harer geschiedenis.
Te Gent, waar zijn stoffelijk overschot rust, dient ook zijne nagedachtenis in brons vereeuwigd te worden, opdat zijn beeld steeds herinnere aan de plichten, die ons zijn opgelegd, en allen aanspore tot het volharden in het streven naar grootheid en roem van het vaderland.
Dat nu alle Vlamingen aan de inrichters een doelmatige hulp verleenen, en hand aan hand werken tot het zelfde doel, d.i. het treffend bewijs geven hoe geheel het Vlaamsche volk, eensgezind en geestdriftig, de ware verdienste weet te schatten en te vereeren.