| |
| |
| |
Eene Nederlandsche hoogeschool in Vlaamsch-België.
In het 23e Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres, dat verleden jaar te Antwerpen gehouden werd, kreeg eene Commissie, samengesteld uit de Heeren Max Rooses, Julius Obrie, Pol de Mont, Léonce du Catillon, Julius Mac Leod, Edmond Fabri, Florent Heuvelmans, Julius van der Linden, Julius Sabbe, Jan van Ryswyck, Juliaan de Vriendt en Leonard Willems, tot zending, een onderzoek in te stellen naar de wenschelijkheid van 't inrichten eener Nederlandsche Hoogeschool in Vlaamsch-Belgie.
Den 30en Mei laatstleden bracht Professor Mac Leod zijn verslag in over de besprekingen welke aan dit belangrijk vraagpunt wierden toegewijd.
Dit verslag, onlangs in 't publiek verschenen, draagt het handteeken der evengenoemde Commissieleden, benevens dit van den Gentschen Hoogleeraar Dr Ed. Bouqué, welken de Commissie zich toegevoegd had, en komt tot het besluit, dat het wenschelijk en mogelijk is, de Gentsche Hoogeschool te vervlaamschen.
Nopens dit voorstel zou ik geerne eenige bedenkingen aan 't oordeel der Vlaamschminnende vrienden onderwerpen.
Het verslag van Prof. Mac Leod bevat twee punten: een theorisch gedeelte en een practisch gedeelte.
| |
| |
Ziehier omtrent wat de Hoogleeraar in het theoretisch gedeelte ontwikkelt:
‘Het Latijn, dat in vroegere eeuwen tot voertuig van het Hooger Onderwijs diende, is, onder den drang der omstandigheden, in onze 19e eeuw, door de levende talen uit de wetenschappelijke wereld uitgedrongen.
Het opkomen van nieuwe leergangen, de verbazende uitbreiding van alle wetenschappen, en de hoofdrol door de wetenschap in de moderne samenleving gespeeld, waar zij in den landbouw, in de nijverheid en in de gansche huishouding der volkeren een onmisbaar werktuig is geworden, leggen ons duidelijk uit waarom die omheining, aan onze voorouders nochtans zoo duurbaar en zoo heilig, door de weetgierige menigte, ja door de geleerden zelven, omgeworpen en vernield is geweest.
Eene Hoogeschool is tegenwoordig niet alleen eene inrichting waar advokaten, ingenieurs en geneesheeren worden gevormd; het is ook een middenpunt van geestesleven, van waar de wetenschap op de algemeenheid van 't volk moet uitstralen.
Die uitstraling van wetenschap op de menigte gebeurt, onder anderen, door Academische verhandelingen; door den omgang der gediplomeerden met de menschen der streek waar zij hunne woonplaats gaan vestigen; door wetenschappelijke schriften, stuiversboekjes, voor 't volk geschreven; door de University-Extension of Hooger Onderwijs voor 't volk, eene instelling, ten jare 1867 in Engeland door Prof. Stuart begonnen, en die nu bij omtrent de beschaafde volkeren wortel heeft geschoten.
Maar, om alzoo de behoeften van 't Algemeen te kennen en te voldoen, moet de Hoogeschool de taal van het volk spreken, gelijk overal in de moderne wereld van Europa gebeurt, slechts drij streken uitgezonderd, waar 't Latijn door eene vreemde spraak wierd vervangen: Russisch - Polen, Roemeensch-Hongarije en Vlaamsch-België.
| |
| |
Uit dien onnatuurlijken staat van zaken in ons Vlaamsche vaderland, spruiten vele droevige gevolgen voort:
De geleerden, die boven op de hoogste sporten der sociale ladder staan, en die aan 't volk zouden moeten leeren hoe beminnelijk de wetenschap om haar zelve is, en hoe zij, in onze eeuw, voor den strijd om 't leven, onontbeerlijk is geworden, vinden geenen weerklank in de ziel van de menigte, omdat zij, die op de onderste sporten staan, geen Fransch kennen of toch die taal niet genoeg machtig zijn, om den zedelijken invloed van de prinsen der wetenschap in hun hert te laten doordringen.
Ook worden de geleerden door 't volk niet naar weerde geschat, vermits hunne stem slechts door enkele ingewijden vernomen wordt.
In den vreemde zullen zij misschien met eer vermeld worden, maar de Vlaming is tegenover hen nog juist gelijk zijne voorouders waren tegenover de Hoogleeraars die hier in 't Latijn doceerden.
Ook aan de studenten berokkent het gebruik van 't Fransch veel schade; want, - nog daargelaten de moeilijkheden welke met eene vreemde taal noodzakelijk gepaard gaan, - als de studenten van de ideale sfeeren der Fransche Hoogeschool naar de werkelijke Vlaamsche wereld overgaan, is het juist alsof zij van het eene werelddeel in 't andere oververhuisden.’
Tot dusver de Heer Mac Leod.
In de laatste jaren is, bij mijne weet, de wenschelijkheid eener Vlaamsche Hoogeschool nog nooit zoo klaar en bondig, ja zoo meesterlijk uitgelegd geweest, als in dit merkweerdig verslag door Hoogleeraar Mac Leod aan zijne collegas der Commissie van het 23e Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres voorgedragen, en met eenparige stemmen aangenomen.
Tot in de fijnste vezeltjes van zijn lichaam, tot
| |
| |
in de geheimste schuilhoekjes van zijne ziel, wordt de Vlaming hier eene heilige trilling gewaar.
Oh! waarom zijn wij niet gelijk de Franschen, gelijk de Duitschers, gelijk de Engelschen, gelijk de Russen, gelijk de Italianen, gelijk de Spanjaards, gelijk de Denen, gelijk de Zweden, gelijk de Noord-Nederlanders en gelijk de Czeken, bij wie de moedertaal, in koninklijke majesteit, met de eerekroon van 't Hooger Onderwijs op 't hoofd mag prijken; waar de wetenschap, van den uitstekendsten doctor tot den eenvoudigsten fabriekwerker en den onwetendsten landarbeider, als uit eene breede zee, met volle baren komt aangespoeld; en waar de menigte, die, om den strijd voor 't leven, dorst heeft naar de wetenschap, den kostelijken drank der geleerdheid met milde teugen kan inzwelgen?
Wanneer zal ons Vlaamsche volk zulk een geluk beleven?
Is het waar, gelijk Hoogleeraar Mac Leod ons verzekert, dat die bekoorlijke droom, waar hij onze zinnen mee begoochelt, weldra eene heilvolle wezenlijkheid kan worden?
Is eene Nederlandsche Hoogeschool, hic et nunc, in Vlaamsch-België wel mogelijk?
De lezing van 't eerste gedeelte van het verslag had mij zeker niet in ongunstige stemming gebracht; maar, bij de ontwikkeling van het tweede gedeelte, hoe kunstig ook geleid, dreef mijne begeestering stillekens aan voorbij. Al zijn de dertien onderteekenaars van het verslag ook al mijnen eerbied weerdig, toch kan ik niet tot de overtuiging geraken dat de tijd eener Vlaamsche Hoogeschool reeds nu gekomen is.
Maar, alvorens mijn gedacht uit te leggen, zal ik nogmaals trachten de bewijsredenen van mijnen achtbaren tegenstrever, in korte woorden, zonder eenige verminking, voor te dragen.
‘Eene nieuwe Vlaamsche Hoogeschool zou ont- | |
| |
zaglijke geldelijke opofferingen eischen. Daarom, liever dan het getal Hoogescholen of afzonderlijke faculteiten in Belgie te willen verhoogen, moet er gestreefd worden naar de vervlaamsching van eene der bestaande Hoogescholen.
Gent alleen is daartoe geschikt.
In 1895-96 waren er te Gent, in de vier faculteiten, de Technische Scholen bijgerekend, 676 leerlingen, waartusschen 449 Vlamingen, 14 Noord-Nederlanders, 94 Walen en 117 vreemdelingen.
In de vier faculteiten zijn er 85% Vlamingen, terwijl in de Technische scholen de verhouding omgekeerd is.
't Inrichten van Nederlandsche leergangen, naast de Fransche, beteekent evenveel als het stichten eener nieuwe Vlaamsche Hoogeschool, en kan dus niet uitgevoerd worden.
Maar de vervlaamsching der vier faculteiten (de Technische Scholen uitgezonderd), mits inachtneming van de noodige overgangsmaatregelen, kan goed tot stand komen.
Immers de thans aangestelde professoren en docenten zouden van regeeringswege verzocht (maar niet verplicht) worden hun onderwijs in 't Nederlandsch te geven; en de nieuwe professoren en docenten zouden bij hunne benoeming verplicht worden van den beginne af in 't Nederlandsch te doceeren, alleenlijk de leergangen van levende Romaansche taal- en letterkunde uitgezonderd.
Zonder de minste extra-uitgave, zou er dus onmiddelijk kunnen begonnen worden, en, na een tiental jaren, zou de hervorming reeds ver gevorderd, en, na een twintigtal jaren, volledig zijn.
De studenten zouden bij dit tweetalig onderwijs wel eenige moeilijkheid tegenkomen. In de Athenoea nochtans, in de Normaalscholen en zelfs in sommige lagere scholen, vindt men daar geen ernstig bezwaar in.
| |
| |
De Technische Scholen, waar 85% Walen of Vreemdelingen zijn, zouden, voorloopig, slechts hierin vervlaamscht worden, dat men, b.v., de toekomstige ingenieurs der Vlaamsche provinciën in staat zou stellen de voorschriften der wet van 1878, omtrent het gebruik van 't Nederlandsch in bestuurlijke zaken, zonder groote hindernis na te leven.
Zes tegenwerpingen:
1o | Hoe de geschikte personen gevonden, bekwaam in 't Nederlandsch te doceeren?
A. Enkelen zijn reeds voorhanden; anderen, mits eenige maanden studie in de Nederlandsche Hoogescholen, zouden zich heel goed uit den slag trekken.
Daarbij, alles zou trapsgewijze gebeuren. De uitmuntendste leerlingen, die nu te Weenen, Parijs of Londen, hunne wetenschappelijke opleiding gaan volmaken, zouden dan ook wel een kijkje in Holland gaan doen. |
2o | Tegenkanting van ouders en leerlingen en verval der Gentsche Hoogeschool.
A. De ondervinding in de Athenoea opgedaan, waar, naar bewering van den Heer Prayon van Zuylen, de vervlaamsching van het middelbaar onderwijs, gedurende de jaren 1890-96, aan de acht Athenoea van het Vlaamsche land eene aanwinst gegeven heeft van 273 leerlingen. terwijl de tien Athenoea van de Waalsche provinciën 120 leerlingen hebben verloren, waarborgt ons 't welgelukken der Vlaamsche proef op de Hoogeschool. |
3o | Er bestaat geen wetenschappelijk Nederlandsch.
A. De talrijke Nederlandsche werken over wetenschap, bewijzen het tegenovergestelde.
Ten andere, in de laatste jaren, is er een groote stap gedaan.
Overigens zullen de studenten de wetenschappelijke taal veel gemakkelijker in hunne moederspraak aanleeren en tot de noodige volmaaktheid brengen, dan in eene vreemde taal. |
4o | De offcieele tekst der wetten is Fransch. Dus
|
| |
| |
| is het noodig die wetten in 't Fransch te bestudeeren en uit te leggen.
A. Deze tegenwerping, betreft alleen de rechtsgeleerdheid.
Wat meer is, de ondervinding van alle dagen vóór de rechtbanken; het huidig stelsel van onderwijs van het Romeinsche recht, dat in 't Fransch gegeven wordt; het feit, dat aan den linkeroever van den Rijn, waar de Code Napoléon nog heden van kracht is, het Duitsch de voertaal is van het onderwijs; de afkondiging, te Gent en elders, in twee talen, van de gemeentelijke en provinciale verordeningen, ontnemen alle kracht aan dit ingebeeld bezwaar, - zonder nog gewag te maken van de hoop dat er weldra ook een Nederlandsche tekst voor onze wetten zal aangenomen worden. |
5o | Gebrek aan wetenschappelijke boeken en wetenschappelijke literatuur, in 't Nederlandsch, in vergelijking met het Fransch. |
A. De studenten gebruiken te Gent, voor ieder vak, drij soorten van hulpmiddelen:
1o | Een cahier, waarin aangeteekend staat wat door den leeraar in de les gezeid wordt - of de cursus door den leeraar zelven geschreven; |
2o | Een handboek door den leeraar aanbevolen: oorspronkelijke Fransche werken, vertalingen van Duitsche handboeken, ja zelfs enkele Nederlandsche en Duitsche boeken; |
3o | Een onbepaald aantal boeken en verhandelingen. |
Welnu de cahier of leergang van den professor zal natuurlijk even veel weerd zijn in 't Vlaamsch als in 't Fransch.
De handboeken of verder uitgebreide verhandelingen, welke daarenboven voor de ieverige studenten moeten voorhanden zijn, bestaan van nu af, of zullen voorzeker kortelings te krijgen zijn, mits een paar duizend franken der regeering om 't uitgeven der Nederlandsche handboeken of verhandelingen te begunstigen.
| |
| |
Om zulke bewering grondig te staven, is er niets beter dan in eene faculteit, de geneeskunde b.v., den lijst der nu gebruikte boeken in de Hoogeschool van Gent, te vergelijken met de Nederlandsche werken welke voor de 25 vakken der faculteit zouden kunnen dienstig zijn.
Voor wat nu de wetenschappelijke literatuur in 't algemeen aangaat, is het onbetwistbaar dat 't Nederlandsch Hooger Onderwijs de jonkheid te vervangen door: eerder in 't bezit zal stellen van die rijke literatuur, die wij, in sommige vakken bijzonder, bij onze Noorderburen bewonderen: dat het invoeren der Nederlandsche terminologie den studenten veel meer gemak zal geven om de Duitsche, en ja zelfs de Engelsche literatuur, te volgen; zonder daarom de Fransche voortbrengsels te moeten uitsluiten.
6o Waarschijnlijke vervreemding der Walen en Vlamingen, en gevaar van 's lands eenheid.
A. Het verfranschen der Vlamingen is, sedert 1830, lang genoeg op de proef gezet; en, nu het bewezen is dat het eendrachtig samenleven niet door de verfransching der Vlamingen kan verkregen worden; en dat, vooral in de laatste jaren, het getal Vlamingen veel spoediger aangegroeid is dan 't getal Walen: blijft er geen ander middel meer over dan de heropbeuring van den Dietschen stam.
Daarbij, de Vlaming wil zijn recht, maar meer niet.’
Ziedaar een kort en onpartijdig begrip van hetgeen Hoogleeraar Mac Leod van bl. 10 tot bl. 30 ontwikkelt.
De lezer wordt aanstonds gewaar dat de bespreking niet in de lucht gebeurt, maar gevoerd wordt door iemand die in de Gentsche Hoogeschool goed te huis is, en die door menig ander Hoogleeraar degelijk moet ondersteund zijn, om de vervlaamsching der Gentsche Alma Mater zoo vrij en vrank in zijn schild te durven voeren.
Dappere mannen moeten het zijn, die zulken strijd durven aangaan. Want een reuzenstrijd is het!
(Vervolgt.)
J. Van Campen.
|
|