| |
| |
| |
Wat een mensch zich voor de wetenschap getroost.
Geëerde Lezer, kent gij den heer Janssen?... Laat u door dien echt Vlaamschen naam niet bedriegen; het is met eenen Franschman dat ik u ga laten kennis maken.
M. Janssen is een sterrekundige, vermaard om zijne ontelbare wetenschappelijke reizen. Is er ergens een volledige zoneclips of eenig ander belangrijk natuurverschijnsel te zien, 't is op M Janssen dat, sedert meer dan 30 jaar, de keus van het Staatsbestuur en de Academie van Wetenschappen valt om die merkweerdigheid te gaan waarnemen, 't is gelijk naar welk van de vijf werelddeelen hij zich daartoe moet begeven
In 1857 wordt hij belast met de ligging van den magnetischen evenaar vast te stellen in Peru; hij besteedt twee jaar aan die taak, in ongebaande streken en eeuwenoude bosschen, waar de koorts en de roodeloop hem eindelijk tot den aftocht dwingen
In de jaren Zestig trekt hij voor verschillige waarnemingen tot viermaal naar Italië Later is hij achtervolgens in Griekenland, Indië en de Azoren-Eilanden te vinden
In 1870 was hij te Parijs onder de belegering. Dan ging er juist een volle zonsverduistering plaats hebben, die maar in Afrika zichtbaar zou zijn. Er werd bij de Pruisische Krijgsoverheid vrije doortocht gevraagd voor M. Janssen, om de eclips te gaan waarnemen, maar het verzoek werd barsch geweigerd.. ‘Daarom
| |
| |
niet gelaten’ zei de sterrekundige. Hij verlaat Parijs bij nachte met eenen luchtbal, trekt al boven de Pruisen voorbij, gaat honderd uren vandaar grond genaken en volbrengt zijne zending
Het volgende jaar was het in Azië dat men de zon achter de maan zou zien verdwijnen M. Janssen was er op zijnen post.
In 1874 en 1882 moest de planeet Venus voor de zon voorbijtrekken, wat uiterst zeldzaam gebeurt; van geheel de tegenwoordige eeuw ging het enkel die twee jaren voorkomen. Dit verschijnsel is van het hoogste gewicht, daar men daarin het geschikste middel vindt om den afstand van de aarde tot de zon te meten. Het spreekt vanzelf dat de geleerde Franschman bij die twee sterrekundige plechtigheden aanwezig was: om den eersten overgang te zien, ondernam hij de verre reis naar Japan; voor den tweeden moest hij zich zooveel moeite niet geven; een uitstapje naar Oran in Algerië, was daartoe voldoende
Al terugkeerende van Japan in 1874 ontmoet hij eene partij Engelschmans, die tot bevordering der wetenschap naar Siam trekken... Hij sluit zich aan bij hun gezelschap en doet den tocht met hen
Sedert dien reisde hij naar de Carolijnsche Eilanden, naar Noord-Amerika, dan weder naar Algerië enz.
In deze allerlaatste jaren kwam een nieuwe vraag den geest der geleerden kwellen: de zuurstof, die op onzen aardbol in alle drij de natuurrijken eene zoo gewichtige rol speelt, zou zij ook in den luchtkring der zon bestaan?.... De oplossing dier vraag zou vereischen dat er geene lucht tusschen den waarnemer en de zon ware, wat eene onmogelijkheid is: wij kunnen immers tot boven onzen luchtkring niet stijgen. Niettemin kon het onderzoek der zon van op eenen hoogen berg, bij middel van den spectroscoop, toch iets laten besluiten, daar men zich alsdan boven de onderlaag van den luchtkring bevindt, en het is deze die voor de proef het grootste bezwaar oplevert.
| |
| |
Wie zou zich met die commissie belasten? Er viel eene reis op van verscheidene dagen alover de vervaarlijke, bijna onbegaanbare ijsvelden of gletschers, waarmee de hoogste hellingen der Alpen, jaar uit, jaar in, bezet zijn... M. Janssen was nu zes en zestig jaar oud, en heeft daarbij een groot lichaamsgebrek: de man, die zijn leven in gedurige omreizen rond gansch den aardbol overgebracht heeft, is verre van vlug te been te zijn; hij hinkt, en niet weinig. Is de beklimming van den Witten Berg voor iedereen een stout bestaan, voor hem moest het eene onmogelijkheid zijn... ‘Kom, kom, zei hij, ik zal er wel op geraken’ en hij vertrok naar Zwitserland.
Te Chamounix, aan den voet van den Witten Berg aangekomen, trommelt hij eene ploeg gidsen bijeen, van de ervarenste en onverschrokkenste, en verklaart hun zijn verlangen om door hen tot de ‘Grands Mulets’ gedragen te worden. Op de zoogenoemde plaats, omtrent 3,000 meters boven de zee, is er eene hut, die hun voor het verblijf aldaar zou nuttig zijn.
De gidsen openden zeer verwonderde oogen op den voorslag van den kreupelen Franschman. Iemand den weg wijzen, en hem helpen over de zwaarste ijsklompen en steilste hellingen klauteren, ja, dat was hun vak, maar eenen reiziger ginder boven dragen, dit werd hun nog nooit voorgesteld!..
M. Janssen toonde hun den draagstoel, dien hij doen verveerdigen had: een lange berrie, met een hangende zitting in 't midden... Na eenige proeven daarmee, stemde de manschap toe de kans maar te wagen.
Men vertrok den 12 October, een tijdstip, waarop gewone toeristen die beklimming niet meer doen; het is toen op zulke hoogte reeds te koud. Maar M. Janssen had voor zijne waarneming een koude, droge lucht vandoen, en daarom had hij opzettelijk de maand October gekozen.. Den eersten dag bereikte men de plaats, bekend onder den naam: ‘Pierre-Pointue’; daar is insgelijks ten behoeve der reizigers eene hut opgericht,
| |
| |
waar de nacht in doorgebracht werd. Den 13den heel vroeg waren de dragers weder te been en de manke op zijnen stoel, om met den avond de ‘Grands Mulets’ te bereiken, doch zij waren mis in hunne rekening: de nacht viel in, en zij waren nog op de gewenschte plaats niet. Nog liever dan op het ijs, onder den blooten hemel te vernachten, zetten zij den weg bij het licht van lanteerns voort, en eindelijk mochten zij zich, afgebeuld, onder een dak nederstrekken.
De derde dag werd overgebracht in het uitpakken en opschikken der benoodigde instrumenten. Tegen den avond was men daarmee klaar. Het was nochtans zonder achterdenken niet dat men slapen ging... Wanneer zou onze geleerde tot zijne waarneming kunnen overgaan? Hoeveel dagen misschien zou men niet moeten wachten naar zonneschijn?.. Alles ging mee: den 15den, daags na de toebereidsels, was de lucht uitmuntend helder, en M. Janssen mocht de zon aanschouwen en uitvorschen van 10 uren 's morgens tot haren ondergang. Daar het weder 's anderdaags even gunstig was, bleef hij nog geheel dien dag op zijn verheven observatorium, en als hij den 17den, na zes dagen afwezigheid, te Chamounix terugkwam, mocht hij zeggen dat hij geen onnuttige reis gedaan had.
En de mannen van wetenschap, die naar zijnen terugkeer wachtten, wat vernamen zij nu?.. Dat ter hoogte van 3,000 meters de spectroscoop laat zien dat er heel waarschijnlijk in de luchtkring der zon geene zuurstof bestaat. ‘Doch, merkte de sterrekundige aan, die gevolgtrekking ware van meerder gezag, hadde de waarneming nog 2,000 meters hooger gedaan geweest, boven den Witten Berg, in plaats van gewillig halverwege de helling. Dat ben ik voornemens te doen; ik aanzie deze eerste reis maar als een proefstuk om te zien tot hoeverre mijne gebrekkelijkheid zulk een klimmen toelaat.’
Twee jaar nadien was de kreupele sterrekundige weder te Chamounix. Daar hij nu tot op den top van het gebergte
| |
| |
wilde, moest hij tot de maand October niet wachten om meer kans van koud, droog weder te hebben; vanboven op den Witten Berg is het te allen tijde zoo koud als men het maar kan begeeren. Hij verkoos dan dezen keer de maand Augustus.
Waar hij echter nog meer moeite mee had dan bij het voorgaande opstijgen, het was de onderneming aan de gidsen aan te klappen. Wat in 1888 gedaan werd, was volgens hen het uiterste dat, met een lichaamsgestel gelijk het zijne, kon verwezentlijkt worden. ‘Met die draagberrie, zeiden zij, zijn wij te nauw aan elkander verbonden. Boven de Grands Mulets worden de moeilijkheden veel grooter, en een misstap of het uitglijden van eenen van ons, is genoeg om dragers en draagstoel in den afgrond te doen neerdonderen.’
M. Janssen stond dit gereedelijk toe. ‘Ook, zei hij, vraag ik maar zoo hoog gedragen te worden als bij de voorgaande opstijging. Vandaar tot boven doe ik u een ander voorstel: ge zult mij niet dragen, maar op eene slede trekken, waar gij u met koorden aanspant. Alzoo staat ieder man op zijn eigen, en de val van eenen sleept de andere niet mee’ Hij toonde hun de slede, welke hij laten maken had, maar zij hadden er opwerpingen tegen. Hij liet ze naar hunnen zin veranderen en bekwam eindelijk, na eene lange woordenwisseling, het betrachte jawoord.
De karavaan vertrok uit Chamounix den 17den van Oogstmaand en bleef eene gansche week weg. Zij telde bij het vertrek 25 man. Met den heer Janssen vertrokken nog twee andere heeren, enkel uit liefhebberij; het overige volk waren bezoldigde mannen, die onder de bevelen van Frederik Payot stonden, een bejaard mensch, van kindsbeen af aan de Alpen gewoon.
De gidsen hadden de zwarigheid van den tocht niet overdreven. Boven de ‘Grands Mulets’ werd men tot eenen omweg gedwongen door eene breede, diepe kloof, waar het ijs vervaarlijk naartoe helde. De weg liep langs die helling; om de slede er niet af te ritsen naar de kloof,
| |
| |
moest zij, van den eenen kant op het ijs rustende, langs den anderen er boven voortgedragen worden.
Verder moest men andere hellingen, niet meer volgen, maar te boven komen; soms waren zij zoo steil, dat er eerst een man alleen op moest klauteren, om ginder omhoog met eenen hamer eene zware ijzeren pin in het ijs te slaan; daar werd dan een sterke koord aan vastgemaakt, welke de mannen van het gespan vastgrepen om boven te geraken.
Zij bereikten eindelijk de laatste hut, waar de zeldzame bezoekers dier heillooze plaatsen kunnen schuilen. Zij hielden er maaltijd, waarna iedereen zich ter rust begaf, om 's anderdaags met nieuwen moed de reis tot den bergtop toe voort te zetten. Dit vooruitzicht viel ongelukkig geheel en gansch in duigen. Onder den nacht brak een ijselijke storm los, die twee dagen met uiterste geweld aanhield. Den derden dag was het wel iets beter, maar niet genoeg om de verdere beklimming te wagen... Er kwam mismoed onder de manschap: een der twee heeren, die uit liefhebberij meegegaan waren, verklaarde dat hij er genoeg van had en terugkeerde. Tien huurlingen vroegen ook hun ontslag, dat hun toegestaan werd.
's Vrijdags, den zesden dag sedert het vertrek uit Chamounix, had het weder eindelijk betere manieren: de kraaien, door den storm op vlucht gedreven, waren teruggekomen. Van 's morgens vroeg ging men eenen trap kappen in eenen ijsmuur, waar men over moest. Het was zoo bijtend koud dat onder het werk eenen der gidsen een zijner voeten vervroos; hij werd naar de hut gebracht, waar hij achterbleef terwijl de andere met M. Janssen optrokken. Later herstelde hij gelukkig van dit ongeval.
Onder het verder opklimmen nu, werd de arbeid om de slede omhoog te krijgen zoo zwaar, dat M. Janssen er uit stapte om te voet te gaan; doch hij had nauwelijks een twintigtal meters afgeleid of hij viel ten gronde. Hij stond op, schepte adem en herbegon te klim- | |
| |
men, maar het was verloren moeite: bij iedere nieuwe poging viel hij weder. De gidsen stonden verstomd over het kloek volherden van den gebrekkelijke; zij geraakten in hun vuur: ‘Terug op de slede, riepen zij, wij willen voor u onze laatste krachten inspannen.’ Een van hen bleef nevens de slede om ze te beletten van om te slaan, en de andere, zonder aan gevaren of afgronden te denken, trokken met zulk geweld dat zij alle hinderpalen te boven kwamen. Ook als men eindelijk het toppunt bereikte, was het een algemeene geestdrift; geheel de manschap, Frederik Payot aan 't hoofd, kwam den geleerde gelukwenschen en de hand drukken; men het de vlag wapperen, waar het volk van Chamounix met een schot op antwoordde
Het weder was ondertusschen geheel helder geworden; de uiterste horizont alleen was met een dunnen mist overtrokken. Het zicht liep onbelemmerd over het zuid-oosten van Frankrijk, het noorden van Italië met zijn Apennijnsche bergketen, over Zwitserland met zijne overmacht van bergen en gletschers. Heuvels, valleien, vlakten, steden en dorpen, door de lucht in 't blauw gekleurd, schenen in een onmeetbare azuren zee te zwemmen. En als de oogen die verte verlieten om den Witten Berg zelf en zijne helling te aanschouwen, daar was het een geheele wereld van blanke gletschers en sneeuw velden, waarboven hier en daar spitsige gescheurde rotsen hunne donkere koppen uitstaken nevens afzichtelijke kuilen, en over dit naar tooneel heerschte de stilte der dood...
Doch er viel niet veel te staan mijmeren. De koude, alhoewel men toen in de heetste maand van 't jaar was, drong tot het merg der beenderen, en M. Janssen wilde die brave menschen, wier zelfopoffering hij zoo zeer bewonderd had, niet meer doen uitstaan dan het vandoen was. Hij maakte het dan kort en ging algauw tot zijne waarnemingen over. Het onderzoek der zon bij middel van den spectroscoop bevestigde ten volle zijne gevolgtrekkingen van twee jaar te voren: de zuurstof,
| |
| |
ten minste in den staat waarin zij ons bekend is, ontbreekt in de zon.
Zoohaast dit punt vastgesteld was, gaf hij het teeken van den terugtocht, die natuurlijk sneller afliep dan het opklimmen: op eene matige helling liet men zich maar goedsmoeds afglijden; waar zij te steil was, gebruikte men wederom de ijzeren pin en de koord. Denzelfden avond was men weder in de hut der ‘Grands Mulets’ en 24 uren nadien te Chamounix, waar geheel de bevolking te been was om de reizigers triomphant in te halen.
Als de stoutmoedige man later den uitslag zijner reis aan de Academie meedeelde, sprak hij ook van den storm, dien hij ginder omhoog uitgestaan had, en die insgelijks beneden den berg gewoed, en in Frankrijk en Zwitserland veel schade veroorzaakt had. Hij nam vandaar gelegenheid om te doen uitschijnen hoe nuttig het zou zijn voor de volledige studie van al wat er in den luchtkring omgaat, indien er op het toppunt van den Witten Berg een observatorium bestond, confortabel genoeg ingericht, om een mensch daar ten minste van tijd tot tijd, te kunnen verblijven. Onder zijne afwezigheid zouden de aanduidingen van den barometer, thermometer, windwijzer enz. photographisch kunnen opgenomen worden op eene strook papier, welk een horlogiewerk zou doen afrollen.
Liefste lezer, het zal u misschien verwonderen, maar... M. Janssen heeft geldschieters gevonden om zulk een plan uit te voeren.. Hij zelf heeft zich opnieuw naar die onzalige oorden laten sleuren om het werk na te zien... en heden staat er een observatorium op dien Witten Berg, wiens toppunt eene eeuw geleden nog nooit door eenen menschenvoet betreden geweest was!...
|
|