Het Belfort. Jaargang 12(1897)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 129] [p. 129] Maaiers. Vroeg in den morgen, vroeg op den dag Wetten de maaiers de blinkende zeisen, Zingen al hamerend, hel klinkt de slag, Van de geneugten der korenpaleizen. Over de graanzee, vloeiend gedicht, Dartelen fraaie, veelkleurige vlinders; Tusschen het veldleger bliksemt de zicht Duizende halmen ten prooi van de binders. Bloedroode kollen, bloempjes zoo blauw Als de gewelven van zuiderklimaten, 't Laatste geparelde traandropje dauw Heeft u bij d'uchtend uit weemoed verlaten. Bloempjes, gij moet het blozend gelaat Onder het maaiende foltertuig leggen, Jeugdig en bloeiend, verstoken van zaad. Hebt gij gezondigd? wie zal het ons zeggen! Golvende halmen, de oogsttijd is daar, Diep is de stilte, gelijk op een biddag, Onder 't geboomte, in het gras, naast elkaar, Slapen de maaiers, vermoeid op den middag. Trillend en glanzend, tintlend van licht, Blakert de zomer het sluimerend koren, Boven den omtrek, ten Hemel gericht, Schittert als stafgoud de top van een toren. [pagina 130] [p. 130] Tusschen de schoven, veldgaanderij, Lezen misdeelden verstrooidliggende aren, Rusteloos schoorvoeten de uren voorbij Naar het verleden, sinds duizende jaren. Menige zanger wiekte, hoe kleen, Uit de waranden der wuivende palmen, Over woestijnen en zeeën hierheen, Droomend van lente, van ruischende halmen. 't Koesterend nest, door 't gaaiken behoed, Pand hunner liefde, zorgvuldig verholen, Werd door de maaiers vertrapt met den voet, Vogel, wat blijft gij nog langer hier dolen? Laat op den avond, laat op den dag Schemert de maan op de blinkende zeisen, Heen gaan de maaiers, zij hijschen de vlag Boven de puinen der korenpaleizen. Zingende krekels storen den nacht, Dwalende glimwormen lichten en luistren, Droomende loovertjes zwatelen zacht, Vluchtige windekens zuchten en fluistren. Dauwdroppels weenen, klagen hun nood, Hooivorken maken de slapenden wakker, Vroeg in de vroegte, bij 't morgenkimrood Voert men de schoven voor eeuwig van d'akker. Hasselt. Karel Quaedvlieg. Vorige Volgende