Het Belfort. Jaargang 12
(1897)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 413]
| |
Een paar bladzijden uit het leven van pater David.Jan David, geboren te Kortrijk in 1545, aanvaardde, zooals men weet, den geestelijken staat. Verscheidene jaren bracht de geleerde priester in zijne vaderstad over. Het stedelijk archief behelst een uitgebreid handschrift: In causa zeli honoris divini, salutis animarum et boni communis, nagelaten door den bekwamen kamper tegen de Geuzen. Dit stuk bevat eene menigte bijzonderheden uit 's mans welvervuld leven, welke wij nergens te lezen kregen. Reeds in 1574 was David regent der H.-Geestschool, te Kortrijk. Dit jaar schonk hij, ‘uut goeder devotiën ende sonderlinghe affectie’. aan ‘de arme schole deser stede, van syne patrimonieele goederen, de somme van twaelf pont grooteGa naar voetnoot(1)’. Hij wilde voorzien in het onderhoud van eenen meester, bekwaam om de Latijnsche taal te onderwijzen. Ten jare 1576 kreeg Jan David de pastorij der St-Martenskerk. Toen de Geuzen Kortrijk overrompelden, vluchtte de herder naar Dowaai. Na de herstelling van het koninklijk gezag, kwam hij echter | |
[pagina 414]
| |
terug, thans bijgestaan door P. Simons. Hij vervulde zijn ambt tot in 1582, wanneer hij in de orde der Jezuïeten tradGa naar voetnoot(1). Zijn opvolger heette Jan Coens. Intusschen stichtten de Kortrijksche wethouders ‘een college van drie so vier gheleerde, godvruchtighe personaigen van den ordre van Jesu.’ David werd door zijne oversten als rector herwaarts gezonden. Hij en zijne helpers ‘instrueerden de joncheyt in de vreese Gods, goede seden ende manieren, de Latijnsche spraek ende andere goede consten ende scientiënGa naar voetnoot(2)’. Het schijnt, dat pater David en pastoor Coens niet heel en gansch overeenkwamen in zake van iever voor Gods eer, de zaligheid der zielen en het algemeen welzijn. Het ging zoo ver, dat men besloot den geleerden rector weg te roepen. Den 25 Juni 1590 schreven de schepenen aan den Provinciaal om hem te bewegen van voornemen te veranderenGa naar voetnoot(3). Deze antwoordde drie dagen nadien, dat David zijne plichten trouw vervulde; doch dat men soms moet toegeven om ergere gevolgen te voorkomenGa naar voetnoot(4). | |
[pagina 415]
| |
Eenige weken later ging David als rector naar Brussel. Te Kortrijk vergat men noch den ieverigen priester, noch de diensten, door hem aan de stad bewezen. De wethouders schreven hem inderdaad den 28 November 1590: | |
‘Zeer eerweerde ende voorzienighe Heere,Bevindende by dinhoudt van uwer eer. briefven in daeten van XVIII novembris, dat sy ons hertelicken es bedanckende van de goede wyse ende affectie, die wy haer zouden bewesen' hebben, vertreckende van hier naer Bruessele, soo om haer alhier te behouden, hadt mogelick gheweest, als int eerlick bedanken alst anders zoo syn moeste, soo hebben wy daerup alleenlick wel willen segghen, dat wij dien aengaende niet anders ghedaen en hebben dan daertoe wy in alder manieren verobligeert waren, considererende den goeden dienst, die dese republick van uwer E. ontfaen heeft, zoo veel jaren gheduerende, ende principalick hoe deere Gods binnen deser stede tsydert dat sy eerst regent wiert van de helich gheestschole, ende daernaer onsen pasteur, ende ten lesten recteur synde van den collegie van de societeyt vervoordert es gheweest, zulkx dat wy al tselve wel considererende, seer indiscreet ende ondancbarich zouden gheweest syn, indien wy naer ons cleen vermoghen niet betoocht en hadden over de republicke dat haer vertrecken ons hertelicken leet was om zien; ooc mede dat wy in haer, ter causen voorschreven, grootelicx ghehouden ende verobligeert waren, wel droeve synde, dat dinjurie van den tyt niet toe en laet, dat teffect niet soo en correspondeert alst onse goede affectie ende wille draeghen; ende bysonder oic int regard van tadvanchement van den collegie van de societeyt, dewelcke een yeghelick can jugieren van God almachtich in dese leste perplexe, benaude ende desolate tyden | |
[pagina 416]
| |
ghesonden synde om het waerachtich gheloof te mainteneeren, ende de goede zeden ende devotie van onse voorvaeders, die nu bynaer extynct es, te restaureren, ende die toecommende joncheyt inne te prenten met haer goed onderwys ende instructie; ende mitsdien syn alle goede christen meynschen wel schuldich goede hand thouden, op dat soo goed een werck ende institutie niet tonderblyfve. Van onsen weghe, wel insiende de duecht ende groot proffyt, die de republicke toecompt duer den dienst van de voors. societeyt, soo uwer eer. ons ooc es in haeren brief representerende, danof wy haer seer hertelicke syn bedanckende; wy hopen metter hulpe Gods de goede intentie van onse voorsaten in wette, die tselve begonst hebben in alder manieren tadvancheeren, daer inne wy gheerne alsnu ons noch beter souden employeeren, indien dese aerme stede soo vele quade anstooten niet gheleden en hadde, ende dat de miserabele tyt, die alle steden ende lieden met eenen ruyneert. eens mocht cesseren. Tsydert uwer Eer. vertrocken es van hier, heeft men endelyc connen commen totten coop van de huysen, haer bekent... Uwer E. zeer hertelick voorts bedanckende, van dat sy ons, soo int generale als int particulier, haeren dienst is presenterende, daermede sy ons ende dese republicke lancx soo meer es verobligerende, ende twelck wy sullen pooghen te becommen met God almachtich te bidden, naerdien wy ons seer affectueuselick hebben gherecommandeert in uwer Eer. goedt ghebedt.... Uyt Cortrycke desen XXVIII November 1590.
Uwer eer. goede vrienden, tot dienst bereet, scepenen van der stede van Cortrycke,
Van RyckeghemGa naar voetnoot(1).’ | |
[pagina 417]
| |
Het handschrift, waaraan wij deze bijzonderheden ontleenen, behelst mede eenen brief, geschreven in 1597, aan pater David, te GentGa naar voetnoot(1). Den 22 Juli 1607 onderteekende de geleerde schrijver, te Yperen, de opdracht van zijn boek: Bloemhof der kerckelicker Ceremoniën. P. Simons, dien wij hooger noemden als pastoor der St. Martenskerk, te Kortrijk, was in 1584 bisschop van Yperen geworden. Hij stierf den 5 October 1605, eenige Latijnsche schriften achterlatende. Deze werden in 1609 door pater David uitgegeven. Ten jare 1609 keerde de Kortrijksche Jezuïet naar zijne geboortestad terug. Dat de wethouders hem nog altijd hoogachtteden, blijkt uit den volgenden post der gemeenterekening: ‘Betaelt voor de presentacie van wyne, ghedaen an rev. heere ende vader David, alhier gheweest hebbende pastoor ende recteur van tcollegie van de Societeyt Jesu, hier ghecommen synde omme thoudene syne fixe residentie, XX lib. parisis.’ David overleed te Antwerpen in 1613.
Kortrijk. Theodoor Sevens. |
|