Het Belfort. Jaargang 12
(1897)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 357]
| |
Huysmans.Antwerpen, op 12 Meert, 1897. Geachte Heer Hoofdopsteller,
Wanneer, in de Meert-aflevering van het ‘Belfort’ de Heer E. Soens de ‘Letterkundige Studien en Schetsen’ van den E.H. Pauwels, van Lovendegem, een ‘nuttig boek’ noemde, denken wij, en wij drukken vrij ons gedacht uit, dat hij eenigzins uit het oog had verloren dat hij in zijne verhandeling bijna klaagde, omdat de Eerweerde schrijver niet genoeg of niet voordeelig genoeg gesproken had van Verlaine en van Huysmans. Dit is het gedacht van den heer E. Soens. Wat ons betreft, wij veroorloven ons er geheel anders over te denken. Over Verlaine, meenen wij, heeft de schrijver genoeg gezegd om hem te doen kennen zooals hij werkelijk was: dweepzuchtig, half zinneloos, verslaafd aan alle mogelijke en onmogelijke driften, soms, doch al te zeldzaam, godsdienstig, ja goddelijk, doch altoos dichter, alhoewel in de meeste zijner stukken tot die splinternieuwe, onbegrijpelijke school behoorende, die Maeterlinck, Eeckhoudt, Ivan, Gilkin en tutti quanti tusschen hare beroemdheden telt. Over Huysmans, ruim genoeg is het, en veel te groote eer wordt hem gedaan, thans reeds door een deftig man zijnen naam te hooren noemen. Of heeft de heer Soens misschien Huysmans, werken: Sac au dos, Marthe, Les Soeurs Vatard, En ménage, A vau l'eau, enz. niet gelezen? Of meent hij dat ‘En route’ waarlijk het werk is van een ‘bekeerde, naar het geloof zijner vaderen teruggetrokken’ schrijver? Dat hij dan Paul Féval's ‘Etapes d'une Conversion’ eens leze en Huysmans ‘En route’, en eene vergelijking daarstelle tusschen deze twee werken. Neen, met den besten wil der wereld kunnen wij niet met den heer Soens zeggen dat er ‘zoo weinig’ van Huysmans gezegd wordt. Wel integendeel! Wat was Huysmans, wat is hij? Ziehier wat een onzer beste Franco-Belgische kritikussen over dezen schrijver zegt: ‘Artiste, mais dans un genre spécial, artiste incomplet et même lourd, allant | |
[pagina 358]
| |
fort aisément jusqu'aux outrances extrêmes, poussant le raffinement jusqu'au détraquement et à la folie, se livrant à des caprices fous et à des rêves impossibles, amateur des fantaisies les plus singulières, friand et curieux, à l'occasion, de tout ce qui est artificiel, de tout ce qui est à rebours de la logique et du bon sens, de tout ce qui est putréfaction intellectuelle et lubricité faisandée; en somme, un naturaliste sans vergogne, un descriptif sans pudeur, un misantrophe sans indulgence, un écrivain sans retenue, sans dignité et sans mesure, rempli de défauts voulus et d'étrangetés laborieusement trouvées, qui déconcerte, rebute, inquiète, et qui, amusant par échappées, ennuie parfois, dégoûte souvent, étonne toujours.’ Dat was, dat is Huysmans 1 En zijne werken? Sac-au-dos! Vuiligheid, stoffelijke vuiligheid. Marthe? Ook vuiligheid, zedelijke, dit maal. Marthe is de geschiedenis eener courtisaneGa naar voetnoot(1)! Les Soeurs Vatard ademt de ontucht in gansch hare naaktheid. En ménage is als een heldendicht der vrije liefde! A vau l'eau is laag, gemeer en niet eens weerdig den naam van letterkundig gewrocht te dragen! En ‘En route!’ het werk dat sommige katholieken, o.a. de heer Soens, heeft doen gelooven dat Huysmans zich wilde bekeeren? Het kristelijk grondgedacht, dat er zou moeten in doorstralen, wordt geheel weggedreven, ja vernietigd, door de ongodsdienstige en onzedelijke plaatsen, die er in wemelen. Zeker, de sluierneming in Saint-Louis-du-Temple, de biecht van Durtal zijn piachtige tafereelen, doch zij zijn veel te zeldzaam en doen des te meer de ongodsdienstige kritiek uitschijnen waaraan de schrijver zich gedurig overgeeft, en de onzedelijkheid, de ontucht zelve van andere zijner tafereelen. Is het een bekeerling, die schrijver, die de Eerweerde Paters Monsabré en Didon uitmaakt voor ‘des Coquelin d'église’ en Mgr d'Hulst ‘une belliqueuse mazette’ noemt? Het is ons onmogelijk die voorgewende bekeering van Huysmans voor ernstig op te nemen. Wij aanzien hem voor een bedorven dwaalgeest, die beurtelings zich verlustigt in een dierlijk naturalism, in uitzinnige voorstellingenGa naar voetnoot(2), in de zwarte kunst of occultismGa naar voetnoot(3), en eindelijk in den Godsdienst, dien hij tracht belachelijk te maken. Doch daartoe is geen Huysmans in staat! Jammer is het dat die voorgewende bekeering zoovele katho- | |
[pagina 359]
| |
lieke harten, ter goeder trouw, naar Huysmans heeft doeu neigen. Mochten deze eenige regels een weinig klaarder den toestand doen inzien, en den heer E. Soens bewijzen dat de Eerweerde Heer Pauwels in 't geheel geen ongelijk had, toen hij Huysmans slechts eventjes aanraakte. Met alle achting, Edward van Hove.
Toen ik het werk van den heer Pauwels een ‘nuttig boek’ noemde, had ik niet uit het oog verloren dat er, mijns dunkens, te weinig over Verlaine, Huysmans en anderen gezegd was; immers deze twee zaken kunnen heel wel samen staan: een nuttig werk leveren en sommige punten niet genoeg ontwikkelen. Ik heb niet gezegd dat deze schrijvers onvoorwaardelijk moesten opgehemeld worden, maar alleen dat hunne verdiensten of gebreken breedvoeriger mochten besproken zijn. Immers dan alleen is er critiek, wanneer het goede met het kwade wordt aangeduid; en, verdient een schrijver geene aanbeveling, men doet beter het te bewijzen dan het den lezers te laten raden. Wat Huysmans betreft, uit de voor rede zijner laatste uitgave van ‘En route,’ schijnt te blijken da zijne bekeering niet geveinsd is.
Gent. E. Soens. |
|