| |
| |
| |
Boekennieuws en kronijk.
De verbreiding der Instellingen van vooruitzicht door het Onderwijs, de Spaarkas, de Lijfrentkas, den Onderlingen Bijstand in de School, door Maria du Caju. (Nieuwe druk.)
Ziehier hoe de heer de Potter dit werk en de 2 volgende ingeleid heeft bij de Koninklijke Vlaamsche Academie. Wij ontleenen deze bladzijde aan de Verslagen en Mededeelingen der K. Vl. Academie.
Dit klein, maar allernuttigst boekje zou dienen in de hand te zijn van al de onderwijzers der volksscholen, van de werkbazen en ambachtslieden. Gebrek aan vooruitzicht, geest van besparing ontbreken ten eenenmale bij het grootste deel der arbeiders, die jaar-uit, jaar-in, hunne zuurgewonnen penningen, zooals men zegt, ‘opmaken,’ zich geene uitspanning hoegenaamd meer ontzeggen, zich veelal kleeden boven hunne middelen, en al de genoegens najagen, welke de meer begoede burger zich mag veroorloven, weinig denkende aan den dag, op welken hun de kracht of de gelegenheid zal ontbreken om in hun onderhoud en dat huns gezins te voorzien.
Het schrift van Mej. du Caju strekt om dien toestand, alleszins beklaaglijk, zoo niet te doen ophouden, ten minste zooveel mogelijk in het voordeel der werklieden te wijzigen. De schrijfster oordeelt de medewerking der school allerkrachtigst om de verschillende vormen van het vooruitzicht onder het volk te leeren kennen en waardeeren, om de vooroordeelen en dwalingen uit te roeien, welke daaromtrent algemeen verspreid zijn.
Hoe de school, door het onderwijs, kan werken ter verspreiding der gedachten van vooruitzicht, wordt beknoptelijk, maar klaar, uiteengezet evenals de middelen om op practisch gebied de gewoonte van sparen en vooruitzien te bevorderen. Deze middelen zijn namelijk: de Schoolspaarbank, de inrichtingen der Lijfrentkas en van den Onderlingen Bijstand.
Schrijfster drukt de meening uit dat, de Schoolspaarbank streven moet naar eene min werktuiglijke toepassing, als doorgaans beperkt blijvende bij bloot sparen, zonder dat er begrepen wordt wat sparen is, hoe, en waarom men spaart. Eindelijk wat de School voor de verspreiding der Lijtrentkas en de genootschappen van Onderlingen Bijstand kan doen, wordt met voorbeelden gewezen: stichten van Schoolmaatschappijen, uitdeelen van lijfrentboekjes als belooning aan uitstekende leerlingen, enz.
Den dag, dat de meeste werklieden het loffelijke voorbeeld zullen volgen van enkele hunner gezellen, die door sparen alléén, bezitters geworden zijn van een klein kapitaal en van huis en have - dien dag zal eene groote maatschappelijke kwaal, zullen ontevredenheid, onrust en vijandschap tusschen de verschillige standen der samenleving
| |
| |
nagenoeg ophouden. Allen, die met dit doel tot het volk spreken, verdienen dank en aanmoediging.
De gouden Vlinder, roman-legende door Hendrik de Marez, met penteekeningen door Alfred van Neste. Gent, A. Siffer. Prix fr. 3,00.
Dit werk behoort tot het heden nog betrekkelijk gering getal schriften, welke niet alleen in de boekenkamer, maar ook in het salon eene plaats mogen hebben. Het is opgeluisterd door twaalf platen buiten tekst, en door evenveel ten hoofde van ieder kapittel, alle geteekend door eene zeer bedreven hand en met groote zorg overgebracht op zink. Is deze uitgave, in louter kunstopzicht, van belang, als literarisch gewrocht verdient De gouden Vlinder mede in aanmerking te komen. De heer de Marez hanteert eene goede pen, en belooft, op het gebied der Nederlandsche romanliteratuur, eene goede aanwinst te zullen zijn.
Letterkundige Studiën en Schetsen, door E. Pauwels, Pr. een boekdeel van 240 bl., 8o, (Gent, A. Siffer. Prijs, fr. 3,00) in hetwelk de schrijver een aantal hedendaagsche Fransche dichters en novellisten in overzicht neemt, als, onder andere, V. Hugo, de Lamarline, L. Veuillot, Flammarion, Freppel, Paul Bourget, Villiers de l'Isle-Adam, Guy de Maupassant, alsmede eenige Fransch-Belgische tetterkundigen. Dit boek, niet zonder belang voor degenen die verlangen op de hoogte te zijn van het geestespeil in Frankrijk, op onze dagen, en van de richting door de hoofdmannen der verschillige scholen aldaar genomen, is goed geschreven en geeft bewijs van oordeel en smaak.
Anvers: Londres continental par son raccordement au pays de Waes au moyen d'un pont à hauteur normale sans entraves pour la navigation, par P. Vermeire, député permanent. Gand, A. Siffer, 1897. Prix: 0,60 fr.
In dit beknopt doch duidelijk en merkwaardig boekje onderzoekt en veroordeelt de schrijver het ontwerp Brialmont, Maus en C1e, dat den rechten oever der Schelde zou recht maken zonder de twee oevers te verbinden. Hij bestrijdt ook Mullender's ontwerp, dat de stad met St. Anneken zou in gemeenschap brengen door 4 groote tunnels met ascenceurs. Het eerste ontwerp is beraamd op 130 millioen, het tweede op 100 millioen, zonder de steertjes.
Na deze twee ontwerpen besproken te hebben, komt de heer Vermeire met het zijne ten berde: hij zou eene brug van normale hoogte bouwen over de Schelde en eene vaart graven van het Vlaamsch Hoofd naar Zelzate. Op deze manier zouden de booten en schepen welke Antwerpen moeten aandoen boven de brug, binnen varen langs de Schelde, zooals nu, en die welke beneden de brug moeten landen, zouden binnenkomen langs het nieuw kanaal. Men zou ook het hoofd van het kanaal, boven en beneden de brug, met de Schelde kunnen in aanraking brengen door eene halfcirkelvormige doorsnede
Een nieuw Antwerpen zou langs den linker oever oprijzen op eene uitgestrektheid van een 1000 hectaren, die zouden afgestaan worden door de provincie Oost-Vlaanderen; duizende meters kaai nabij het hart der stad zouden toelaten den handel meer en meer uit te breiden; het nieuw kanaal ware niet alleen de gewenschte afleidingsvaart voor de polders uit het Noorden van het land van Waas, maar ook een bronader van welvaart voor de streek en geheel het land, vermits ongetwijteld zijne twee oevers weldra overdekt zouden zijn met nijverheids- en handelsgestichten.
En daarbij, de verwezenlijking van dit plan zou hoogstens slechts 50 millioen kosten.
| |
| |
Om dit alles te verduidelijken heeft de schrijver bij zijn werkje eene klare kaart gevoegd.
Wij zijn niet bevoegd om uitspraak te doen in dit geschil, doch de zaak brengt groote opschudding te weeg, ingezien hare gewichtigheid, en de speciale organen der pers bespreken en onderzoeken het vraagpunt onder al zijne gedaanten.
Blanke duiven, door Hélène Lapidoth-Swarth. Amsterdam, P.N. Van Kampen en Zoon, kl.-8o, 124 bl.
Mevr. L.-Swarth behoeft nopens de schoonheid van haren dichtvorm niet meer geprezen te worden. En zoo munt dit bundeltje ook weder uit boven allen welke sedert een jaar twee, drie verschenen.
Wij vinden hier ook niet meer die onbepaalde, droomerige Sehnsucht van den tijd dat Helene Swarth nog niet met Lapidoth was vereenigd.
Wij heeten dus het werk hartelijk welkom, doch hadden wel hier en daar meer duidelijkheid gewenscht. Eerst heeten de verzen Duiven, dan onmiddelijk daarna (bl. 5) Droomen, en het gedicht zelf wordt Als blanke meisjes betiteld.
Wat enkele uitdrukkingen betreft, is de dichteres schuldig aan de gemaaktheid van het zoogenaamd modernisme. Wat is een waaierkoele palm (bl. 8)? Wel verstaanbaar, doch niet in den geest onzer taal; waaikoel of windkoel had er nog door kunnen gaan. Maar... het getal syllaben dan! - Zoo ook op bl. 43 blauwe meren, in pl. v. meer, wegens de lettergrepen. Om zoelbauwe Nacht te verstaan, moet men verraad aan de taal plegen. En dan (bl. 49): ‘'k Maak uw tranen elk Blank een paarl als melk!’
Wat is, op bl. 65, bloeiende extase? En wat moet men uit Zonnebloed (bl. 65) maken, ‘gedronken in een arendskelk’, of uit den ‘bloemkelk van hemeldroom’... Zie, dat gaat mij wat al te hoog, terwijl mij de Palmzondag en Kerstnacht te dicht bij de aarde blijven, evenals: het kruis ‘waar 'k voor kniel’ op bl. 81. Wat is verder (bl. 51): ‘Naar de avondster gaan, om alleen te sterven’? En nog eens, op bl. 73: ‘Neem mij mêe naar de avondster’. Is hier eene toespeling van heidensch mythologischen aard? Doch dit past niet op de eerste avondster.
Waardig geopend wordt het boekje door eene toespraak ‘aan hem die mij door 't leven leidt,’ en zinrijk besloten, door de Asschepoetster, met de troostwoorden: ‘Eens voert prins Dood u naar Gods vadertroon’, daarom zullen wij eenige al te intieme ontboezemingen gaarne door de vingers zien, en verheugen ons dat Mevr. Lapidoth-Swarth eene ware dichteres is, die, hopen wij, meer en meer zal streven naar duidelijkheid, een der kenmerken van het hoogste kunstschoon.
De Gedichten van Constantijn Huygens, naar zijn handschrift uitgegeven door Dr. J.B. Worp. Zesde deel, 1656-1661. Groningen, J.B. Wolters, 1896.
Fr zijn verschillende wijzen waarop men heden ten dage botviert aan de geestdrift om groote en kleine overleden mannen te eeren.
Is er, in eene of andere kleine stad. een marktplein, wat er misschien door het verval van den handel, kaal en treurig uitziet, dan zoekt een of andere brave burger zoolang tot hij eenen ‘beroemden’ man heeft gevonden, die in brons of steen op een voetstuk kan gesteld worden, al kent het volk zulk een held ook zelfs niet bij naam.
| |
| |
Is er een lid van den gemeenteraad die in vriendschapsbetrekking heeft gestaan tot een' vergeten stadgenoot, dan schrijft zijn fatsoen al spoedig voor dien vriend een standbeeld op te richten. Ook is het menigmaal de zoogenaamde ‘politiek’ die tot standbeelden oprichten drijft.
Eene andere zoogenaamde hulde is die van aan eene nieuw aangelegde straat, wier koudheid en smakeloosheid menigmaal huiveren doet, den naam eens grooten of kleinen kunstenaars te geven, welke, indien hij kon, zich van afkeer en schrik zou omdraaien in het graf.
Voorzeker bestaat er geene grootere hulde voor eenen kunstenaar of geleerde, dan hem af te spiegelen in zijne werken.
En zoo is er aan Huygens in onze dagen geene grootere erkentelijkheid bewezen dan het werk van Dr. Worp, door Wolters te Groningen uitgegeven, dit doet.
Die onderneming, waarvan nu reeds het zesde deel voor ons ligt, beloofd een blijvend gedenkteeken te zijn; aan dit werk komt eene plaats toe nevens de volledige werken van onze groote dichters. Niet dat Huygens een uitmuntend kunstenaar was in den eigenlijken zin des woords, maar hij bekleedt, gelijk redereen weet, eene zoo eigenaardige plaats in onze letteren als geen ander geleerde of dichter.
Ook zullen wij niet beweren dat een of ander van den dichter niet ongedrukt hadde kunnen blijven, dewijl wij de volledigheid niet als een onmisbaar gedeelte der hulde betrachten, die wij hier bedoelen. Maar de vlijtige en verdienstelijke Worp heeft een groot werk gedaan, dat op den warmsten dank aanspraak heeft, van allen die een weinig in de letteren hebben omgezien.
In 't algemeen is 't waar, wat Hooft van Huygens getuigt
‘Veelen, die van Deughden schreeven,
Wisten 't uyt met strijdigh leven,
Maar zijn letter en zijn geest
Schoeien juist op eene leest.’
En Vondel vereert immers Huygens' ‘yvoire luyt’ en ‘Phoenix veder’ in de Geboorte klock.
Om zoo veel redenen wenschen wij aan deze verdienstelijke onderneming met recht, zoowel in buiten- als binnenland, eene verre verspreiding toe.
Tebsima, of de Balling der Wildernis, geschiedkundig en legendarisch verhaal uit den tijd van den eersten kruistocht, door den Eerw. Heer E. Bavard, Eere-kanunnik, Pastoor van Volnay. Met bijzondere toelating naar het Fransch bewerkt door Alf. Van Loo. - Boekdeel in-8, van 208 blz. Prijs: 1,50.
‘Dit belangwekkend boek, zegt Z.H. Mgr de Bisschop van Dijon in de goedkeuring van dit werk, is geschikt om ouden en jongen te onderwijzen en te stichten.’ Wij bevelen het bijzonderlijk aan de Eerw. Heeren geestelijken met het bestuur van zondagscholen en patroonschappen gelast en aan de oversten van katholieke scholen, voor hunne prijsdeelingen. Ook als bibliotheekboek voor onze katholieke maatschappijen en huisgezinnen is het zoer aan te prijzen. Het werk is verkrijgbaar bij den schrijver Alf. Van Loo, ter pastorij van Knesseiaere en bij de bijzonderste katholieke boekhandelaars.
Ons tijdschrift. - Sedert Mei 1896 verschijnt bij Dussau (Amster- | |
| |
dam en Kaapstad, 11 fr. 's jaars), dit maandelijksch geïllustreerd familieblad, bijzonderlijk gewijd aan het bekend maken der toestanden in Zuid-Afrika. Het weze aanbevolen aan al wie zich bekend willen maken met het Nederlandsch Afrika. Nevens geschied- en aardrijkskundige studiën over Kaapland en de Boerenstaten, vindt men er ook goed geschreven novellen, eene wereldkroniek en Zuid-Afrikaansche volksliederen (met muziek). Ongelukkiglijk hebben wij er tot nu toe nog niets over Belgie en Vlaanderen in aangetroffen.
Bij denzelfden uitgever is verschenen een werk van N. Hofmeyr uit Pretoria, getiteld De Afrikaner boer en de Jameson-Inval (500 bladz. en menigvuldige platen. fr. 5,50). Het is de volledigste geschiedenis van de laatste gebeurtenissen in Zuid-Afrika en die zooveel opschudding in heel Europa gemaakt hebben.
Nederlandsche taaloefeningen, Turnhout, Nuyens. - De heer G. Senden, bestuurder der Middelbare School te Turnhout, geeft onder dezen titel een boekje uit bestemd voor de Middelbare Scholen en de lagere klassen der Athenaea en Colleges. Wij zijn gelukkig dit werk onvoorwaardelijk te mogen aanbevelen. In weinige bladzijden heeft de schrijver de hoofdzakelijkste moeilijkheden onzer taal weten samen te brengen en dit voor ieder deel der spraakkunst. De voorbeelden zijn allerbest gekozen en na leder voorbeeld komen de vragen van toepassing en oplossing. Vele oefeningen bestaan hierm, dat de leerling afgedrukte stukjes moet volledigen ofwel de in italiek gestelde woorden verbeteren, om zekere regelen der spraakleer toe te passen. De methode aangewend is zeer te prijzen en wij zijn overtuigd dat de leerling na deze oefeningen goed gestudeerd te hebben in staat zal zijn onze taal zeer behoorlijk te schrijven. De heer Senden zegt dat zijne oefeningen bij elke spraakkunst gebruikt kunnen worden. Wij nemen zulks graag aan, doch zij zouden klaarder zijn indien zij voorafgegaan waren door eenige woorden de wijze vermeldende die moet toegepast worden. Wij drukken de hoop uit deze verbetering te vinden bij eene tweede uitgaaf van het verdienstelijk handboek van den heer Senden.
Koninklijke Vlaamsche Academie. - De zitting van 20 Januari was zeer belangwekkend. Zij is geheel ingenomen geweest door eene voordracht gehouden door den heer professor J. ten Brink, van Leiden, buitenlandsch eerelid der Academie. Zijn onderwerp was De Graal, zijn oorsprong, zijne beteekenis en de verschillende Graalromans. Veel nieuws wist de gevierde redenaar hierover mede te deelen; ook zal zijne studie met vrucht en genoegen in de Verslagen gelezen worden.
Na de zitting vereenigde de bestuurder de heer Baron de Maere de leden aan zijne tafel; menige heildronk en een gedicht van Meester Gezelle werden ten gehoore gebracht; de heer Gouverneur van Oost-Vlaanderen en de heer senator Lammens die als de stichter der Academie mag aanzien worden, vereerden de feestelijkheid met hunne tegenwoordigheid. De heer Lammens door eenen val verhinderd te gaan, zal zich naar den Senaat doen dragen om het voorstel des heeren De Vriendt en Coremans te kunnen stemmen. Heil aan hem!
Onder den titel Flamingantisme en Flaminganten heeft de Vlaamsche schrijver Cyriel Buysse, thans in Holland gevestigd, in De Amsterdammer een hatelijk en schandelijk artikel laten verschijnen tegen de Vlaamsche Beweging en hare voorvechters. Dit verachtelijk stuk zal, hopen wij, afstraffing uitlokken: Vlaamsch en Vrij is reeds begonnen met een antwoord getiteld: Is die mensch krankzinnig? Het Handelsblad,
| |
| |
het Fondsenblad en andere bladen hebben het ook reeds aan den schandpaal gesprijkerd.
De prijs des konings (fr. 25,000). - De prijs in 1901 toe te kennen (prijskamp voor Belgen en vreemdelingen) zal toegewezen worden aan het werk dat de volgende vraag het best beantwoordt:
Schrijven van de geschiedenis der Belgen op krijgsgebied, te rekenen van de Romeinsche overweldiging tot op onze dagen.
Schrijver zal kortbondig de oorlogen beschrijven, die in het land gevoerd werden en den invloed aanduiden, welke zij hebben uitgeoefend op 's lands toekomst. Hij zal de wapenfeiten verhalen, buiten het land volbracht door Belgische korpsen in dienst van den vreemde en zal de werving, de inrichting, de rechten en plichten van de krijgsmacht der gemeenten doen kennen, alsmede den toestand van de bewapening en de versterkingen in de verschillende tijdvakken. Het werk zal aangevuld worden door eene nota over de ontwikkeling van het leger en van het verdedigingstelsel in België sedert 1830.
De prijs, in 1902 toe te kennen (uitsluitend Belgische prijskamp) zal worden toegewezen aan het werk, dat de volgende vraag het best beantwoordt:
Bewijzen, op grond van overwegingen en feiten getrokken uit de staat- en krijgskundige geschiedenis der Belgen, dat het noodzakelijk is, den nationalen geest te ontwikkelen, en de jeugd door eene vaderlandsche en mannelijke opleiding voor te bereiden tot het kwijten van den plicht, die op haar berast om in het besténdig leger en de burgerwacht de onafhankelijkheid en de vrijheden te verdedigen, die door de vroegere geslachten werden veroverd.
De werken voor deze prijskampen bestemd, moeten gezonden worden naar het Ministerie van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs vóór den 1n Januari der jaren 1901-1902.
† Vivier de Saint-Martin, deken der Fransche aardrijkskundigen, 95 jaar. Hij bestuurde de ‘Nouvelles annales des voyages’ en schreef: ‘Histoire universelle des découvertes géographiques des nations européennes dans les diverses parties du monde’. Zijn werk ‘Nouveau dictionnaire de géographie et l'atlas de géographie universelle’ werd voltrokken door de heeren Rousselet en Schraeder.
† Dc Thonsen, IJslandsche dichter te Reijavik. Hij was geboren in 1820, studeerde te Kopenhagen, en terug in zijn land werd hij lid van de IJslandsche Althing. Zijne gedichten handelen meestal over oude nationale legenden en sagen.
† Sir Isaac Pitman, de uitvinder van een stenografisch stelsel dat zijnen naam draagt. Vele verhandelingen schreef hij over zijn vak en stichtte Phonetic Journal en Phonetic Institute. Omtrent 95% der reporters gebruiken zijne methode. In den tijd werden van zijn boek Phonographic Theacher 10.000 exemplaren per jaar verkocht.
|
|