Het Belfort. Jaargang 12
(1897)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 100]
| |
Gentsche geslachtsnamen.Ga naar voetnoot(1)Zoo ik nu al deze geslachtsnamen, aan mansdoopnamen ontleend, een voor een hier zoude gaan ontleden en verklaren, in hunnen oorsprong en in hunne beteekenis, in de eigenaardige vormen, waarin ze bij andere Nederlandsche, Nederduitsche, Germaansche volken en volksstammen voorkomen, ook daarbij al de andere geslachtsnamen vermelden, waaraan deze zelfde mansnamen almede oorsprong gegeven hebben - ongetwijfeld zoude een geheele jaargang van Het Belfort daarmede gevuld worden. Dies moet ik mij ten strengsten beperken, en kan ik slechts enkele weinige bijzondere namen, in boven aangegeven zin, aan eene nadere beschouwing onderwerpen. Vooraf echter nog eene algemeene indeeling. De geslachtsnamen der drie laatstgenoemde groepen bestaan voor een deel uit mansdoopnamen (of zijn daaraan ontleend), die oorspronkelijk bijbelsche of kerkelijke namen zijn; en uit zulken, die eigenlijk volkseigene namen zijn, van Oud-Germaansche afkomst. Tot deze eerste afdeeling behooren de geslachtsnamen Andries (de bijbelsche naam Andreas), Blaes (de kerkelijke naam Blasius), Servaes (de kerkelijke | |
[pagina 101]
| |
naam Servatius), Jooris (de Oud-Nederlandsche vorm van den kerkelijken naam Georgius). Verder Stoffels, Michielssens, Simoens, Mertens en Maertens, Stevens, Pauwels, Peeters, Pieters en Piers, Janssens en Hanssen, Clayssens en Claeyssens, Driessens, Lippens, enz. die patronymica zijn (in den tweeden naamval geplaatst) van de bijbelsche namen Michaël, Simon, Stefanus, Paulus, Petrus, Johannes, Andreas en Filippus, in de volkseigene, ten deele ingekorte vormen Michiel, Simoen, Steven, Pauwel, Peeter, Pieter en Pier, Jan en Hans, Dries en Lippen; en van de kerkelijke namen Christophorus (bij volkseigene inkorting Stoffel), Martinus (Merten en Maarten), en Nicolaus (Clays, Claeys, in de noordelijke gewesten Klaas). Sommige namen van deze groep maken als 't ware eenen overgang uit tot die van de volgende groep, omdat zij, ofschoon oorspronkelijk van volkseigenen, van Germaanschen oorsprong zijnde, toch ook voorkomen als kerkelijke namen, dewijl de Heiligen, die deze namen gedragen hebben, Germaansche mannen geweest zijn. Bij voorbeeld: de geslachtsnaam Lambrechts, zoon van Lambrecht of Lambert ('t is het zelfde), een kerkelijke naam, maar die toch, in zijnen oudsten, oorspronkelijken vorm Landbrecht of Landbercht, van Germaanschen oorsprong is. Zoo is het ook gesteld met den geslachtsnaam Huybrechts, zoon van Huybrecht, in verlatijnschten kerkelijken vorm Hubertus; maar, volgens zijnen Oud-Germaanschen oorsprong, Hubrecht of Hubercht, voluit Hugibercht. En eveneens is dit het geval met Beernaerts, zoon van Beernaert, den Oud-Vlaamschen vorm van den naam die als Bernhard van Oud-Germaanschen oorsprong is, maar als Bernardus in kerkelijk Latijn voorkomt, en heden ten dage als Bernard en als Barend aan Holland, als Berend Beern en Beert aan Friesland eigen is. Beert komt ook als geslachtsnaam te Gent voor; en de geslachts- | |
[pagina 102]
| |
naam Baertsoen, zoon van Baart, mede een Gentsche geslachtsnaam, dankt zijnen oorsprong vermoedelijk ook aan den, in alle Germaansche landen veelvuldig verspreiden mansdoopnaam Bernhard, Beernaert, Barend, Beert, Baart. De overige namen van de drie groepen, op bladzijden 29 en 30 hiervoren opgesomd, zijn allen, in de mansvoornamen, die er aan ten grondslag liggen, Oud-Germaansche, den Vlaamschen volke oorspronkelijk bijzonder-eigene namen. Tevens zijn het adeloude en schoone, welluidende, volklinkende namen, die den dragers tot eere verstrekken, en hen het kenmerk verleenen van edele Germaansche, van goed Nederlandsche, van oud Vlaamsche mannen. Het ware te wenschen, dat zij in meerdere mate, dan tot nu toe het geval is, wederom door Vlaamsche vaders aan hunne jonggeborene zoontjes in den Heiligen Doop werden gegeven, tot heropbeuringe van het eigenlijke en oorspronkelijke, het Germaansche, het Vlaamsche leven en bewustzijn bij het volk, ook van Gent. Ten deele komen deze Oud-Germaansche namen in hunne nieuwe, hunne hedendaagsche, menigvuldig afgesletene en ingekorte vormen voor: Willems (van Willem, voluit Wilhelm), Hendrickx (van Hendrik, voluit Heimrik), Geeraert (voluit Gerhard), Albert (voluit Albrecht, Adelbrecht, Athalbercht). Deze namen zijn nog heden ten dage algemeen bekend en algemeen in gebruik, zij het dan ook, dat, helaas! in Vlaamsch België menige goed Vlaamsche Willem, Hendrik en Geeraart tot eenen Franschen Guillaume, Henri en Gérard verbasterd is. Maar vele anderen van deze namen komen als geslachtsnamen nog in hunnen vollen, ouden vorm voor, ofschoon ze als mansdoopnamen heden ten dage geheel buiten gebruik zijn gekomen (Elewaut, Elleboudt, Ysebaert, Inghelbrecht, Geldolf, Godtschalck), of anderszins slechts zeer zeldzaam nog in gebruik zijn (Aernout, Roelant en Roland, Everaert, Govaert). | |
[pagina 103]
| |
Ten slotte willen we uit alle drie de hoofdgroepen (zie bladzijden 29 en 30) eenige namen uitkiezen, om die den Lezer voor te stellen, in hunnen oorsprong en in hunne beteekenis, en in hunnen samenhang met andere namen en naamsvormen, bij den Vlamingen verwante volken en volksstammen in gebruik. Allinckx. Deze geslachtsnaam, die, in hedendaagsche spelling, Allinks zoude moeten geschreven worden, is, blijkens de achtergevoegde x, eigenlijk hier eene s, een tweede naamvalsvorm van Allinck, en beteekent (zoon) van Allink. Dit Allink is een patronymicum van den mansnaam Alle, en wel een patronymicum in ouden, bijzonder Sassischen vorm. Het achtervoegsel ing, achter eenen mansvóórnaam, duidt kindschap aan, of, bij uitbreiding, ook afstamming, nakomelingschap van den man wiens eigen naam aan het patronymicum ten grondslag ligt. Het patronymicale achtervoegsel ing, dat als de algemeen Germaansche vorm moet worden beschouwd, is in den vorm die aan het Sassische volk bijzonder eigen is, ink (oudtijds ook inck en ynck geschreven); en inga (enga, unga) is de bijzonder Friesche vorm daarvan. Het patronymicum Willing dus, beteekenende zoon of afstammeling van Wille, van den man, die Wille heet, is bij de Sassen Willink, en bij de Friesen Willinga. En in der daad vinden wij deze drie vormen van één en het zelfde patronymicum nog heden als geslachtsnamen in leven, bij het Nederlandsche volk, dat uit Franken, Sassen en Friezen is samengesteld. Het patronymicum Allink beteekent dus zoon of afstammeling van Alle, van den man die Alle heette, van den man, wiens doopnaam Alle was. Door den bijzonderen vorm ink duidt Allink aan, dat die Alle een Sas was, een man behoorende tot den volksstam der Sassen. Alle is een mansvóórnaam of mansdoopnaam, die oudtijds bij schier alle volken en volksstammen van Germanschen bloede in gebruik was. Sedert | |
[pagina 104]
| |
eeuwen echter is hij ook overal weder buiten gebruik gekomen, behalve bij de Friezen, die nog heden hunnen rijken schat van Oud-Germaansche namen in volle eere, in volle gebruik hebben behouden. Honderden Friezen dragen nog heden den doopnaam Alle. Van oorsprongs wegen is Alle geenszins een volledige naam. Het is een vleinaam, een vleivorm van eenen volledigen naam, zooals Frits de vleivorm is van Frederik, Claey of Claeys of Klaas van Nicolaas, Virse van Virginie, Sjef van Jozef, enz. Zulke vleinamen zijn bij het Vlaamsche volk slechts weinig in gebruik. De Hollanders hebben in dezen zin Kees, van Cornelis afgeleid; Wim en Pim, van Willem; Hein en Henk, van Hendrik. De Engelschen Bob, van Robert; Dick, van Richard, enz. Maar vooral de Friezen zijn rijk in de vleivormen hunner namen; bij hen treden de vleinamen (pop penammen zeggen zij zelven, kepnamen de West-Vlamingen) sterk op den voorgrond; niet enkel in het dagelijksche leven, maar even zeer in geijkten zin. De volledige namen Albert, Allert, Alwin, en andere dergelijke, met Al beginnende doopnamen, hebben oorsprong gegeven aan den vleinaam Alle. De namen Albert, Allert (Allaert), Alwijn zijn wel volledig, dat is: zij bestaan nog wel uit twee oorspronkelijke naamstammen, gelijk alle goede oude Germaansche doopnamen. Maar die naamstammen op zich zelven zijn afgesleten, samengetrokken. Immers Albert is eigenlijk Adelbert, Adelbrecht, Adelbercht; Allert of Allaert is voluit Adelhart, en Alwin, Aloyn is Adelwin, beteekenende: edele vriend. De mansnaam Alle dus, al is hij heden ten dage, en ten minsten sedert drie of vier eeuwen, ook nog slechts bij de Friezen in volle, geijkte gebruik, levert toch in vele geslachtsnamen en plaatsnamen, die bij verschillende Germaansche volken voorkomen, en die van dezen naam Alle zijn | |
[pagina 105]
| |
afgeleid, het onomstootelijke bewijs, dat hij in oude tijden, in de middeleeuwen, vóór dat bedoelde geslachts- en plaatsnamen waren ontstaan, bij al die volken en volksstammen in gebruik geweest is. Een handvol, als 't ware, van die talrijke en menigvuldige geslachts- en plaatsnamen, willen we hier mededeelen, ter bevestiging van het bovenstaande. Uit den aard der zaak vinden we onder de Friezen de namen, aan Alle ontleend, het menigvuldigst vertegenwoordigd. Vooreerst vermelden oude Friesche geschriften den hedendaagschen vorm Alle als Allo, Alla, All en Al. Dan is Alle in den vrouwelijken vorm (eigenlijk anders niet als een verkleinvorm) Altje en Alke, oudtijds ook geschreven Altjen en Alken, nog heden aan menige Friezin als doopnaam eigen. Vervolgens komen de geslachtsnamen Allema, Alma en Alles, nog heden in leven, en Allinga (de Friesche weêrsplete van den Vlaamschen, eigenlijk Sassischen vorm Allink, Allinckx) met Allama, reeds uitgestorven. Eindelijk de plaatsnamen: Allingawier, een dorp in Wonseradeel; en een ander Allingawier, eene sate (boerenhofstede) bij den dorpe Grouw. Allinga-sate te Arum en te Tietjerk, Allema- of Alma-state bij Oudwoude, Allema-sate te Wirdum, Alma-sate te Minnertsga en te Blya. Dit alles in Friesland. Nevens Allinckx treffen we in Vlaanderen en Brabant nog aan, den geslachtsnaam Allinx, eene andere schrijfwijze, maar overigens geheel hetzelfde als Allinckx. Verder Allix (waar de n uit weggesleten is - van zulk eene wegslijting bestaan vele voorbeelden, ook bij andere namen), en Allo en Alloo, vertegenwoordigende den mansdoopnaam Alle of Allo op zich zelven, als b.v. Andries, Jooris, Ysebaert, eigenlijk anders niet als mansdoopnamen, maar die ook als geslachtsnamen te Gent voorkomen. Vlaamsche plaatsnamen, aan den mansnaam Alle ontleend zijn mij niet bekend. Vermoedelijk echter zullen | |
[pagina 106]
| |
ze wel bestaan; al zijn het dan geen namen van steden of groote dorpen, dan toch wel namen van gehuchten, kleine buurten of afzonderlijke hofsteden. Het gebrek aan een uitvoerig, volledig Aardrijkskundig woordenboek van België, doet zich hier weêr gevoelen. Welke bekwame en vlijtige Vlaming zal toch eindelijk eens in deze leemte voorzien? In Groningerland bestaan de geslachtsnamen Heeralma en Heerallema (dat is Heer-Allema, afstammeling van Heer-Alle, van den heer, die Alle heette; in Vlaanderen zoude deze naam, indien hij bestond, als Serallen - s' Her-Allen, des heeren Allen zone - luiden). In Oost-Friesland Allana, Allena, en Allen. In Engelland Allen, Allinson, Allis, Allison, Allingham en Allington; deze twee laatste namen zijn eigenlijk plaatsnamen, die ook als geslachtsnamen dienst doen. Plaatsnamen, aan den mansnaam Alle ontleend vindt men in alle Germaansche landen. Behalven die, welke in Friesland voorkomen, en hier reeds zijn vermeld, ligt er een gehucht bij het dorp Winsum in Groningerland, dat den naam Allingahuizen draagt; verder Alma-borg, eene adellijke huizinge, te Bedum, en Alma-heerd, eene boerenhofstede te Oldehove, beiden ook in Groningerland. Allington is een dorp in het gewest Kent, in Engelland. In de Duitsche landen vooral zijn de plaatsnamen van den mansnaam Alle afgeleid, zeer menigvuldig; bijvoorbeeld: Alkofen (oudtijds voluit Allinchova, het hof of de hoeve van de Allingen, van de nakomelingen des mans die Alle heette), dorp bij Vilshofen in Beieren. Een ander dorp van den zelfden naam, Alkoven geschreven, ligt bij Efferding in Oostenrijk. Allenbüttel, zoo heet een dorp bij Gifhorn in Hannover. Allendorf is een stadje in Keur-Hessen; en een ander stadje van den zelfden naam, die echter in den Nederduitschen tongval | |
[pagina 107]
| |
der ingezetenen luidt als Allentrop - letterkeer van Allentorp, Allendorp - ligt er in Westfalen. Allenrode (de rode of rade, het uitgerooide bosch, van den man Alle), is een gehucht bij Hitzkirchen in Hessen. Alleshausen is een dorp bij Riedlingen in Württemberg. Alling (het patronymicum als plaats naam, dat is gezegd: ten Alling, bij de Allingen, ter plaatse waar de Allingen, de nakomelingen van eenen man Alle wonen), is een dorp bij Starnberg in Beieren. Allingdorf eindelijk is een gehucht bij Lübbecke in Westfalen, en Allinghausen een dorp bij Wald-Broel in Rijn-Pruissen. De mansnaam Alle, op zich zelven een vleivorm van Albert of Allaert of Alwin of van eenen anderen, met Al beginnenden mansnaam, komt ook in verkleinvormen voor. Te weten als Alke en als Altje. Deze verkleinvormen verstaat iedere Nederlander, omdat ke en tje als verkleinings-achtervoegsels nog heden in onze taal in volle gebruik zijn. In overoude tijden echter hadden ook se en te als achtervoegsels ter verkleining, gelding in onze taal. Bij gewone woorden, bij zoogenoemde gemeene zelfstandige naamwoorden komen deze laatstgenoemde achtervoegsels reeds sedert eeuwen niet meer in onze taal voor. Maar als achtervoegsels ter verkleining, bij mansdoopnamen, leven ze nog heden bij de Friezen. In Friesland zijn nog heden de naamsvormen Alke, Alko, Alco, Alse (met den patronymicalen vorm Alsing, dus oneigenlijk gebruikt), Alte en Alt in volle gebruik. Van deze verkleinde mansnamen zijn weêr afgeleid de vrouwennamen Alkje en Alkjen, en Alske; de geslachtsnamen Alkema, Alsema, Alssema, Alsma, Alta, Altema, Van Altema, Altena (oudtijds ook Altinga); en de plaatsnamen Alkama-state te Hallum, Alckema-sate bij Westergeest, en Altena-sate te Lutke-Wierum. Alles in Friesland. Dat de verkleinworden Alke, Alse, en Alte | |
[pagina 108]
| |
oudtijds ook buiten de grenzen van het hedendaagsche Friesland als mansnamen in gebruik geweest zijn, blijkt uit sommige geslachtsnamen en plaatsnamen, die nog heden in Holland en in Duitschland, en elders in aangrenzende gewesten en gouwen voorkomen en bestaan. Hoofdzakelijk echter aldaar, waar de ingezetene bevolking oorspronkelijk van zuiver of van gemengd Frieschen bloede is. Als zoodanig mogen hier vermeld worden de geslachtsnamen Alken, Altunga, Altekana, Alten, Althes, Alts in Oost-Friesland, Alsing in Drente, Alting, Altink, Altinck, in de Sassische gouwen van Noord-Nederland, en Altes in Holland. En de plaatsnamen Alkemade (made is maailand, veld dat gemaaid wordt om hooi te winnen), gemeente in Zuid-Holland. Misschien ook Alkmaar (maar = meer), stad in Noord-Holland. Eveneens in Noord-Holland Alkesweer, een stuk land bij het dorp Assendelft. Alkham is eene stad in Kent, en Alkington ligt in Glocestershire, beide in Engelland. Verder Alsum (Alsa-hem, woonplaats van Alse), dorp in het Land Wursten (of voluit Worthsaten), eene Oud-Friesche gouw aan den rechter-oever van den Wesermond in Hannover. Alting is een gehucht bij Beilen in Drente. En Altikon (oudtijds voluit Altinchova, Altinkhoven) is een dorp in Zwitserland. Alkenrath is een huis bij Solingen in Rijn-Pruissen. Alting, een gehucht bij Ranoldsberg in Beieren, en Altingen, een dorp bij Herrenberg in Württemberg.
Men ziet hieruit, hoe oneindig veel er, op taalkundig gebied, valt af te leiden, op te merken en mede te deelen, naar aanleiding van eenen enkelen naam, in dit geval van den Gentschen maagschapsnaam Allinckx. En dan nog is alles, wat hier nu is aangegeven, slechts als voor de hand opgenomen, is anders niet als 't gene bij een oppervlakkige zoeken gevonden werd. Zoo men echter geheel | |
[pagina 109]
| |
nauwgezet wilde te werk gaan, zoo men alles wilde uitzoeken en navorschen, zoo men alle bronnen wilde uitputten - wel! daar kwamen gewis nog tienmaal meer namen, van Alle afgeleid, of met Alle samenhangende, voor den dag: tienmaal meer als men hier nu vindt medegedeeld. Daar is dus geen denken aan, dat ook bij de volgende Gentsche geslachtsnamen die ik nog wensch te vermelden en te behandelen, zulk eene min of meer uitvoerige behandelingswijze zoude kunnen worden gevolgd. Dit ware onmogelijk, ten zij men geheele boekdeelen zoude willen volschrijven. Slechts oppervlakkig en als ter loops zal ik nu nog wat kunnen vermelden van andere Gentsche geslachtsnamen, die van Oud-Germaansche mansnamen zijn afgeleid, of anderszins op zich zelven die schoone oude mansdoopnamen in hunne volledige vormen vertoonen. Ruytinckx is een geslachtsnaam, die in alle zijne vormen het evenbeeld van Allinckx vertoont. Maar gelijk de mansnaam Alle aan Allinckx, zoo ligt de Oud-Germaansche mansvóórnaam Rute ten grondslag aan Ruytinckx. En Rute is ook, even als Alle, een vleinaam; en wel een vleivorm van den eenen of anderen volledigen Oud-Germaanschen mansnaam die met den naamstam Rud of Rod, Hrud of Hrod begint; bij voorbeeld van Robert, van Roger of van Romer, versletene vormen (even als Albert van Adelbrecht versleten is) van Rodbrecht, Hrodbercht, van Rodger of Rutger, Hrudigar, van Rodmer, Rudimer, Hrodmar, schoone namen, waaruit de kracht en de stoerheid onzer Oud-Germaansche voorouders ons, als 't ware, nog te gemoet ruischen. De mansnaam Rute leeft nog heden onder de Friezen, geschreven als Ruit, uitgesproken als Ruut. Tevens, in verkleinvorm als Ruitje (men spreekt Ruutsje), eveneens mansnaam. In oude Friesche geschriften vond ik nog, als mansnamen, de verkleinvormen Ruytse en Ruutse, die onder de hedendaagsche Friezen niet meer | |
[pagina 110]
| |
in gebruik zijn. Verder, in klank eenigszins verschillende, als oude, verouderde mansnaam, in geschriften, Rut en Ruth, in verkleinvorm Rutse; en de vrouwennamen Rutje, nog in leven, en Rutske. Nog dient hier vermeld te worden, dat knapen, jongelingen, mannen, in Friesland, die den doopnaam Rutger dragen (dat is in vlaamschen vorm Roger of Rogier, en in den volledigen Oud-Germaanschen vorm Hrodger, Hrudigar), in het dagelijksche leven, bij verkorting, ook Rut worden genoemd. Als geslachtsnamen van Rut, Rute afgeleid, vindt men in de Vlaamsche gewesten, nevens Ruytinckx, nog Ruytincx en Ruytinx, als bijvormen; en Ruttens, Ruetens en Rutens, eveneens patronymicale namen. Zoo ook Ruitinga, Ruitenga, Ruitema, Ruiten, Rutskema in Friesland; en Ruytinck, Ruyten, Rutjens, elders in Noord-Nederland. Als plaatsnamen: Ruitenhuizen en Ruitenveen, gehuchten bij Nieuw-Leuzen in Overijssel; Rutenbroek, dorp in Eemsland, Hannover, aan de Groningerlandsche grens: Ruting, dorp bij Oldenburg in Holstein; Rutskema-sate, eene landhoeve te Suameer in Friesland; Rutenbeck (beck = beek), gehucht bij Bliedersdorf in Hannover, en Rutenbecke, hoeve bij Sonnborn in Rijn-Pruissen; Rutesheim, dorp bij Leonberg in Württemberg; en nog vele anderen meer. Of de naam van het dorp Rutten, bij Tongeren in Limburg, ook met den mansnaam Rutte samenhangt, acht ik wel waarschijnlijk; maar, bij gemis aan kennis van de oude vormen, waaronder deze naam misschien in middeleeuwsche oorkonden voorkomt, kan ik dit niet met zekerheid vermelden. Wijtinck, Hellinck, Wellinck. Deze drie Gentsche geslachtsnamen onderscheiden zich hierdoor van de beide vorigen, Allinckx en Ruytinckx, dat ze niet, als dezen, in den tweeden naamval staan, maar oude patronymica op zich zelven zijn. Ze zijn gevormd uit de mansnamen Wyt, Helle en Welle, | |
[pagina 111]
| |
vleivormen van oorspronkelijke, volledige namen, even als Alle en Rute dit zijn. In Vlaanderen en in andere Germaansche landen, waar deze mansnamen oudtijds ook in gebruik waren, komen ze thans niet meer voor. Wij moeten al wederom naar Friesland, om deze namen nog in leven te vinden. In der daad komen Wyt en Welle nog heden onder de Friezen, als mansnamen voor; beiden tamelijk zeldzaam; echter is Wytse, een verkleinvorm van Wyt, een van de algemeenste Friesche mansnamen. Welle, is heden ten dage onder de Friezen uitgestorven, maar is toch herhaaldelijk, ook als Wello en Wel, door mij in oude Friesche oorkonden als mansnaam aangetroffen. Maar als vrouwennaam wordt Weltje nog heden door sommige Friezinnen gedragen; even als Heltje, van den mansnaam Helle afgeleid: en even als ik Wytke, Wyttie (Wytje) en Wyt nog als vrouwennamen in oude geschriften heb ontmoet. Overigens strekken vele verschillende geslachtsen plaatsnamen in onderscheidene Germaansche landen ten onweersprekelijken bewijze, dat Wyt, Welle en Helle niet enkel in Vlaanderen, maar ook elders als mansnamen in gebruik zijn geweest. Het zijn, onder anderen, deze namen: Geslachtsnamën: Hwytyngha, Wyttinga, Witinga, (de Friesche weersplete van den Gentschen naam Wytinck), die in oude Friesche oorkonden vermeld staan; en Wytema, Witema, die nog heden in Friesland leven. Wytynck in West-Vlaanderen. Whiting (ook Whitting - 't is 't zelfde van oorsprongs wegen) in Engelland. Wyt, Wyten, Wytten, in Holland. Verder Wellinga, Wellema, Welma, Wellens en Welles in Friesland. Welling in Drente. Wellens en Wellekens (afgeleid van den verkleinvorm Welleke, des mansnaams Welle), elders in Vlaanderen en Brabant. Wells, Welling, Wellington in Engelland. Eindelijk: Hellinckx, Hellynck, Hellynckx, alle drie | |
[pagina 112]
| |
bijvormen van den Gentschen naam Hellinck, in andere Vlaamsche en Brabantsche gewesten; Hellinga Hellenga, Hellema en Helles in Friesland. Helling in Holland en in Engelland; ook nog Helskens, in Vlaanderen, afgeleid van den verkleinvorm Helsken des mansnaams Helle. Plaatsnamen: Wytwerd, voormalig klooster, thans gehucht, bij den dorpe Uskwerd, in Groningerland; Ooster-Wytwerd, dorp in Groningerland; Witum (dat is: Wita-hem, woonplaats van Wyt), dorp dat in den zeeboezem de Dollart, tusschen Oost-Friesland en Groningerland verdronken ligt. Witikon (oudtijds voluit Witinchova, de hoeve der Wytinks of der Witingen), dorp bij Zürich in Zwitserland. Ook moet bij deze groep van plaatsnamen gevoegd worden de naam van het Westvlaamsche dorp Wytschaete, 't welk ik als Wyts kate, de kate (kote, kot = huis, hut) van Wyt verklaar, en reeds uitvoeriger verklaard heb in den negentienden jaargang van het Brugsche weekblad Rond den Heerd, nummer van 2 December 1883, in een opstel: Oorsprong van den naam Wytschaete, 't welk nog aanleiding gegeven heeft tot sommige andere opstellen, op dien plaatsnaam betrekkelijk, en in dien zelfden jaargang van genoemd blad geplaatst. Als plaatsnamen van den mansnaam Welle afgeleid, dienen hier genoemd te worden: Wellingen, dorp bij Osnabrück in Hannover, Wellinghusen, dorp in Ditmarschen, Holstein; Wellingsbüttel dorp bij Hamburg; Wellingborough en Wellington, steden in Engelland; Welkenraedt (de raad of rade of rode - uitgerooid bosch - van Welke, verkleinvorm van Welle) dorp in 't Land van Luik. Of de namen der plaatsen Wellen, bij Loon in Limburg, en Welle, bij Dender-Leeuw in Oost-Vlaanderen, ook op de eene of andere wijze samenhangen met den mansnaam Welle, moet ik hier in het midden laten, uit gebrek aan kennis, betreffende de middeleeuwsche, de oorspronkelijke, volledige vormen dezer namen. | |
[pagina 113]
| |
Ten slotte nog de plaatsnamen, aan den mansnaam Helle ontleend: Helwart of Helwert, state (thans eene landhoeve) te Roordahuizum in Friesland. Landhoeven, die Hellinga-state en Hellinga-sate heeten, bestaan er te Warga, te Ternaard, te Mantgum, te Grouw en elders nog, in Friesland. Hellum, dorp in Groningerland; en Helwert gehucht bij Rottum, eveneens in dat gewest. Hellinghausen, dorp bij Lippstadt in Westfalen. Hellinghill, in Northumberland, Engelland. Misschien ook Hellebecq (de beek van Helle) in Henegouwen. Bovendien vindt ik nog aangeteekend Hellinghen, dorp in Henegouwen; maar ik kan geen dorp van zulk eenen naam op de landkaart van Henegouwen vinden, en het lijstje van Belgische steden en dorpen, dat voorkomt in den Indicateur des postes de Belgique (het eenigste werkje waarmede ik mij bij mijne namenstudiën moet behelpen, bij gebrek aan een Aardrijkskundig Woordenboek van België) - dat lijstje vermeldt dezen naam niet.
(Vervolgt). Haarlem. Johan Winkler. |
|