Guido Gezelle in Holland.
De heer Pol de Mont, onvermoeibaar met de pen, dichtbundel op dichtbundel uitgevende en verhandeling of verhandeling schrijvende in verschillende tijdschriften van Noord en Zuid, vindt nog den tijd - zonder daarom zijne ambtsbezigheden te kort te doen - om hier en in den vreemde geregeld als voordrachtgever op te treden, en zijne talrijke toehoorders te vergasten op zijne eigene nieuwe gedichten en op studiën over den eenen of anderen letterkunstenaar.
Zoo lazen wij dat hij laatst in Duitschland onze letterkunde en onze beweging deed kennen te Berlijn, en nu dezer dagen sprak hij te Utrecht over den Westvlaamschen dichtermeester Guido Gezelle.
In Panta droeg hij onder andere voor zijn verzen ‘Ballerinen’, ‘Loïe Fuller’, ‘Vivos voco, mortuos plango’ en een gedicht ‘De Kurassiers van Canrobert’, waarmede hij ontzaglijk veel bijval inoogstte. Doch de ‘clou’ van den avond was zijn bezielend woord over den dichter van ‘Kerkhofblommen’ en van ‘Het ruischen van het ranke riet’.
Hieromtrent lezen wij zeer waardeerende verslagen in de plaatselijke bladen, zooals Minerva, Algemeen Nederlandsch studentenweekblad en in het Utrechtsch provinciaal en sledelijk dagblad.
Aan dit laatste ontleenen wij letterlijk:
Zijn eerste werk: Dichtoefeningen zag in 1858 het licht. Sinds dien tijd zijn 6 lijvige bundels van hem verschenen.
Tal van omstandigheden maken dat hij nog zoo weinig bekend is (in Noord-Nederland): In de eerste plaats zijn in Z.-Nederland, waar de politieke hartstochten heftiger werken dan ergens anders, de critieken altijd eenigzins van politieke kleur. Ware hij geen priester geweest, doch gewoon burger en had hij behoord tot de liberale partij, hij zou zeker minder miskend zijn.
Er is nog een reden van zijn mindere bekendheid. Gezelle schrijft geen Nederlandsch, geen boekentaal.