uw vader, een heiden, zal nooit gelijden dat ge eenen kristen huwet.
Bittere tranen welden op in hare oogen en bolden heure bleeke wangen af.
- Rosimond, mijn Rosimond, verlaat mij niet, neen, nooit zal een heiden mij tot huisvrouwe hebben; ik ben zelve eene kerstinne, en 'k zweer u trouw bij al mijn kristen geloof; hier is eene woudroos uit mijnen tuin, ik schenk ze u tot teeken mijner altijddurende liefde.
Zij scheidden diep in 't herte geschokt, doch hopende in den alvermogenden God.
- Gevloekt zijt gij! gevloekt! schoot Hildebrand tegen Rosimonda uit. Gij met dien kristenhond, ik hebbe er u bijgezien; gij met mijn gezworen vijand! 'k Zwere bij Thor, onzen dondergod, dat ik u straffen zal, zoo ge nog gemeens maakt met zulk vuig gebroed, 'k zwere bij Freia, der liefde godin, dat gij Ysboud, mijn trouwen gezel, zult huwen! Gij zijt geen vleesch voor kristenbloed!
Rosimonda, als van den donder geslagen, dierf geen enkel woord spreken, doch heur zuiver herte bloedde bij die ijselijke lasteringen haars vaders.
- Maakt u bereid Ysboud, den trouwen dienaar van god Dijs, te ontvangen, en 'k verzoek u dit te doen met alle heuschheid, zoo niet, gij zult de scherpte van mijn zweerd gevoelen. De wrake van Dijs, 's strijders beschermer, zou het noodlot over onzen stam brengen, moestet gij nog, ellendige dochter, dien vuigen hond omhelzen.
Rosimonda stortte eenen vloed van tranen en zuchtte eenlijk.
- Ik zal dan Ysboud tot u laten komen en beveel u beiden der godinne Freia, gong Hildebrand voort, wacht hem hier eene stonde.
Rosimonda voelde hare krachten begeven, heur herte breken en smeekte God om sterkte in den strijd, dien zij voeren gong. Ysboud verscheen op den drempel harer kamer.
- In name uws vaders, schoone Rosimonda, en onder de hooge bescherming van Freia, biede ik mij aan om uw gemaal te worden.