Het Belfort. Jaargang 11
(1896)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 349]
| |
William Shakespeare, zijn leven en zijne werkenGa naar voetnoot(1).I.
| |
[pagina 350]
| |
concerning Shakespeare is, - that he was born at Stratford-upon-Avon, - married and had children there, - went to London, where he commenced actor and wrote poems and plays-returned to Stratford, made his will, died, and was buried,’ zeide Steevens omtrent 1830; wij zijn in de kennis van Shakespeare's leven echter dank zij het ontdekken, door Payne Collier, van verscheidene handschriften eenen goeden stap vooruitgegaan. William Shakespeare werd den 23en April 1564 te Stratford-upon-Avon, in het graafschap Warwick, geboren. Wij bevinden ons, wat zijne familie-aangelegenheden betreft, tamelijk in het duister; zijn vader, John, moet eene nog al hooge plaats hebben bekleed, misschien die van ‘bailiff’ of zelfs die van ‘high bailiff’, want in een stuk van den tijd wordt hij ‘gentleman’ genoemd, een naam die nog niet, zooals heden, als een eenvoudige beleefdheidsvorm werd gebruikt. Wat er van zij, ‘it is highly probable, zegt Malone, that he distinguished himself in Bosworth Field on the side of King Henry, ant that he was rewarded for his military services bij the bounty of that parsimonious prince, though not with a grant of land. No such grant appears in the Chapel of the Rolls from the beginning to the end of Henry's reign.’Ga naar voetnoot(1) Zijne middelen van bestaan schijnen op het einde van zijn leven sterk te hebben afgenomen, want hij werd in 1579 van den taks op de Aldermen ontslagen, en bedankte kort daarna voor zijne betrekking, daar zij hem te veel uitgaven veroorzaakte; Aubrey zegt zelfs, maar zich op weinig aanneembare redenen steunende, dat hij eene beenhouwerszaak begon. Dat hij acht kinderen had zal wel zijnen geldelijken toestand niet hebben verbeterd; het is echter zonderling dat de familie zijner vrouw, de dochter en erfgename van de oude en rijke familie der Ardens, hem niet | |
[pagina 351]
| |
ter hulp kwam. William was de oudste zoon, en genoot waarschijnlijk zijne eerste opvoeding op de vrije school van Stratford; daarna schijnt hij eene betrekking bij den eenen of anderen dorpsnotaris te hebben waargenomen, waar hij de rechtstermen opdeed, die men zoo dikwijls in zijne werken aantreft Dat hij geene hoogeschool bezocht, schrijft men toe aan zijn vroegtijdig huwelijk met Anna Hathaway - hij was pas achttien jaar oud toen dit gewichtig voorval in zijn bestaan plaats greep. Van zijn leven te Stratford na zijn huwelijk kennen wij niets dan de hiervoren vermelde onwaarschijnlijke dievenhistorie; wat er ook de reden van zij, omtrent 1586 vertrok hij naar Londen. Wat hij daar aan den Globe Theatre, waar hem zijn stadgenoot Green binnenbracht, al dadelijk verrichtte, is nog niet uitgemaakt; men denkt dat hij er handelde als regisseurshelper, om de spelers te verwittigen wanneer zij op het tooneel moesten verschijnen. Dat het genie van Shakespeare weldra zijne richting had gevonden in de omgeving waarin hij leefde, bewijst het opvoeren van het ‘First part of Henry VI’ in 1589; de bescherming van hooger hand bleef niet lang uit, hetgeen de betrekkingen van Shakespeare met koningin Elisabeth en met den graaf van Southampton, betrekkingen die klaarblijkelijk met goud doorweven warenGa naar voetnoot(1), komen bewijzen. Zeer ras beklom hij de maatschappelijke ladder; in 1589 vinden wij hem reeds als aandeelhouder van Blackfriars' Theatre, waar zijne stukken des winters werden uitgevoerd, vermeld. Hij stond echter als tooneelspeler niet hoog aangeschreven; Rowe heeft geene andere rol kunnen ontdekken, waarin Shakespeare door zijne tijdgenooten werd gewaardeerd, dan die van het | |
[pagina 352]
| |
spook in Hamlet. Hoe lang hij als tooneelspeler bleef optreden, is niet gekend; zeker is het, dat hij tot 1614 voor het tooneel schreef. Met Ben Jonson kwam hij dikwijls in aanraking. ‘Shakespeare,’ zegt Victor Hugo, ‘avait près de lui un envieux en permanence, Ben Jonson, poète comique médiocre, dont il avait aidé les débuts.’ Ben Jonson had nl. den schouwburg een stuk aangeboden, dat na eene zeer oppervlakkige beoordeeling was ter zijde gelegd; Shakespeare kreeg het toevallig in handen, en deed het aannemen. Die gewichtige dienst werd echter nooit beloond; Ben Jonson's scherpe en vaak onrechtvaardige critiek van Shakespeare's werken bewaarheidt eens te meer het gezegde, dat ondank is der wereld loon. Na het besluiten zijner loopbaan als kunstenaar, gedurende welke hij zich, volgens GildonGa naar voetnoot(1) een jaarlijksch inkomen van £ 300 had verworven, sleet Shakespeare zijne dagen in stilte en eenzaamheid, voor eenige vreugde nu en dan gezellige bijeenkomsten met zijne vrienden hebbende; kort vóór zijnen dood, door heimwee bevangen, na zijnen langen en vermoeienden tocht door het Londensch gewoel, keerde hij terug naar zijne geboorteplaats Stratford-upon-Avon, waar hij zijn laatste stuk, the Twelfth Night vervaardigde. Hij stierf er den 23en April 1616, juist 52 jaar oud, en werd er in het noorderdeel der kerk begraven, waar men hem een gedenkteeken heeft opgericht, dat het volgende Latijnsch distichon draagt: Judicio Pylum, genio Socratem, arte Maronem,
Terra tegit, populus mceret, Olympus habet.,
waaronder de Engelsche verzen: Stay, passenger, why dost thou go so fast?
Read, if thou canst, whom envious death hath placed
| |
[pagina 353]
| |
Within this monument; Shakspere, with whom
Quick nature died; whose name doth deck the tomb
Far more than cost; since all that he hath writ
Leaves living art but page to serve his wit.
Obiit. Ano. Dni. 1616.
AEt. 52, die 23 Apri.
Het zal hier zeker niet ten ontijde komen, een denkbeeld te geven van wat het tooneel bij Shakespeare's aankomst te Londen was. Pas de middeleeuwen doorgeworsteld, stond de dramatische poëzie onder den invloed van twee verschillende stroomingen. Op de eene hand stonden de aloude mysteriën, door overlevering een waar volkseigendom geworden, en die met het innig godsdienstig karakter van 't Engelsche volk zoo volkomen strookten; op de andere, de classische tooneelpoëzie, die men na de Renaissance algemeen was gaan bestudeeren. Shakespeare was niet de man, die veel partij uit de laatste bron kon trekken, daar hij de oude talen niet machtig was; hij kon zich alleen van zeldzame en gebrekkige vertalingen bedienen, die hem stellig zeer weinig getroffen hebben. De mysteriën, in hunne vaak gewilde naïeveteit zoo geheel het volkskarakter weerspiegelend, boeiden meer zijne aandacht; hun invloed op zijne werken laat zich gemakkelijk nagaan. Voert hij ook niet personen op, die hij geheel objectief laat handelen, en treedt hij vaak niet in 't midden van een stuk op als een soort uitlegger van het voorgestelde? Daartoe kiest hij eene personnage, die weinig of zelfs in 't geheel niet in de handeling betrokken is. De bijval dien Shakespeare bij het volk genoot, spruit juist uit die smaakvolle vermenging van overlevering en tragische poëzie; zijn genie, zelfs daar waar het zijne wildste driften bot viert, wist altijd zoo innig de snaar te doen trillen, waaraan de mysteriën in hunne ruwe natuurlijkheid zulke treffende, innige tonen hadden ontlokt. Wij kunnen ons heden moeilijk voorstellen, in welken staat de schouwburgen, waarin men Shakespeare's werken voor het eerst te genieten kreeg, zich bevon- | |
[pagina 354]
| |
den. Vele der schouwburgzalen waren niet overdekt, zoodat men de voorstellingen alleen bij gunstig weder kon laten plaats grijpenGa naar voetnoot(1); zoo zien wij ook Burbage's troep, waarvan Shakespeare deel maakte, in den zomer en in de lente in Globe's Theatre, in het gure jaargetijde in Blackfriars spelen. De toeschouwers van den plattegrond stonden in een ruim gedeelte der zaal recht; tusschen hen en het tooneel zaten de edellieden, met welke zij niet zelden ‘des prises de bec’ hadden, die soms uitliepen op vechtpartijen, hetgeen de voorstelling niet weinig kwam storen. Gedurende de tusschenpoozen rookte, zong en dronk men, speelde men kaart; de tooneelspelers waren dan ook dikwijls genoodzaakt, wanneer hunne gasten het wat al te bont maakten, een zanger of een nar te zenden om hun wat geduld in te boezemen. Burbage schijnt in de hoedanigheid van nar te hebben uitgeblonken; hij kon op de geestigste wijze rumoermakers tot stilte brengen, en had eene macht over zijne gelaatstrekken, die zijne tijdgenooten ten hoogste beviel. Het heden zoo ingewikkelde spel van schermen en achtergronden was geheel en al onbekend; een bord duidde aan, in welke omgeving, eene zaal, een bosch, de zee, men zich moest verplaatsen; voor een treurspel werd het tooneel eenvoudig weg met zwart floers behangen. Een schrijnwerk op den achtergrond stelde, naar gelang der omstandigheden, een venster, een huis of een berg voor. Voeg daarbij dat men niet aarzelde oogenblikkelijk de plaats der handeling te veranderen, of deze laatste twintig jaar te verschuiven, en men zal begrijpen met welke reusachtige verbeeldingskracht de schouwburgbezoekers van dien tijd moesten bedeeld zijn, om een blijof treurspel te kunnen volgen; heel gemakkelijk moest het toch niet vallen. Wat er ook van zij, het tooneel was te dien tijde, zooals immer, een lievelingsvermaak | |
[pagina 355]
| |
van 't volk, en Shakespeare vond een publiek datt amelijk wel in alle slag van stukken was ingewijd. Bij de Puriteinen stond het tooneel niet zoo gunstig aangeschreven; het werd gestadig door hen vervolgd, zoodat in 1579 zelfs getracht werd de acteurs uit BlackfriarsGa naar voetnoot(1) te verdrijven, daar de Lord Mayor van Londen verboden had binnen de muren der stad nog voorstellingen te geven. Burbage 's gezelschap ontsnapte echter aan dezen onrechtvaardigen maatregel, daar Blackfriars, dat eertijds een klooster geweest was, nog immer als eene bevoorrechte plaats werd beschouwd. Men drong Burbage echter een korps van politie op, om te beletten dat in de op te voeren stukken het landsbestuur of de godsdienst werden aangeraakt.
(Wordt voortgezet.) Octaaf Roelants. |
|