Het Belfort. Jaargang 11
(1896)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 339]
| |
Sixtus V.Er zijn namen, welke een storm van aandoeningen verwekken in het menschelijk hart. Bij het hooren denkt men niet enkel aan hen, die ze met zooveel glorie hebben gedragen, doch ook aan het tijdperk, waarin zij leefden, waarin zij werkten, dat zij vervulden door den klank hunner daden. Al wat groot was, al wat naam had, stond eerbiedig rond hunnen troon geschaard; ja, zij regelden meermalen de gebeurtenissen, hun leven vormt een stuk geschiedenis, hunne daden waren dikwijls de oorzaak, dat een geheel nieuw tijdperk verschijnt op het ruime veld der historie. Lijden en strijden was hun deel, aan verachting en hoon heeft het hun niet ontbroken; doch om dat alles bekommerden zij zich niet; zij vroegen geen lauwerkransen van hunne tijdgenooten, zij kenden slechts hunnen plicht, den dikwijls harden plicht en deze alleen was het richtsnoer hunner daden. Wanneer de donkere schaduwen van onwetendheid of vooroordeel zijn heengegaan, staan zij omringd van het helderste en heerlijkste zonnelicht. Onder de namen dier groote mannen, die zulk eene tooverkracht in zich besluiten, behoort ook die van Sixtus V. Kortstondig was zijne verschijning; leugen en lastertaal hebben van hem een gierigaard, een wreedaard, een monster gemaakt; maar na lange jaren staat hij nu voor ons, als de rechte man voor zijn tijd; een man met ijzeren wil en stalen moed, ten volle overtuigd van de grootheid, de verhevenheid van het ambt, dat op zijne breede schouders rustte. In zijne | |
[pagina 340]
| |
levensgeschiedenisGa naar voetnoot(1) treden allen op, die naam hadden of invloed uitoefenden, heiligen en staatslieden, geleerden en kunstenaars, allen bewogen zich rond den grijsaard, die in den vollen zin des woords, de koning was van zijn tijd, de vorst zijner tijdgenooten. Niet zonder verwondering klonk het door Europa, dat kardinaal Montalto als Sixtus V den pauselijken Stoel had beklommen. Men had vooral in den laatsten tijd dien naam zoo weinig gehoord. Wie was toch de nieuwgekozene, die Gregorius XIII moest opvolgen, die een wereldlast moest dragen in die moeilijke en woelige tijden? Den 13 December 1521 uit arme ouders te Grottamare geboren, ging hij reeds op negenjarigen leeftijd in het klooster van de Minderbroeders-conventueelen van Montalto, en ontving twaalf jaar oud zijnde het kloosterkleed Nauwelijks 19 jaar oud was hij reeds een beroemd prediker. In al de kerken zijner Orde klonk zijne machtige stem, en altijd wist hij de menigte te boeien, te treffen, te ontroeren; een enkelen keer, wanneer er zich vele kardinalen en gezanten onder zijn gehoor bevonden, vergat hij de regelen der voorzichtigheid, en het was voor den kardinaal-beschermer der Orde niet gemakkelijk fra Felice voor moeilijkheden te behoeden. Gedurende den vasten van 1552 predikte hij het eerst in de kerk der Twaalf Apostelen te Rome. Onder zijn gehoor bevond zich niet enkel de Romeinsche adel, maar ook de voornaamste kardinalen, als Ghislierie, later Pius V; mannen als Ignatius van Loyola en Filippus Nerius luisterden met aandacht naar zijn machtig woord. | |
[pagina 341]
| |
Na zijne theologische studiën te hebben voltrokken, bekwam hij een leerstoel te Rimini, werd op 26jarigen leeftijd priester gewijd en ontving het doctoraat te Fermo. Achtereenvolgens was hij overste in verschillende kloosters, Consultor van het heilig Officie, Procurator en Vicaris-Apostolicus zijner Orde, vergezelde als godgeleerde, kardinaal Buoncampagni, die later als Gregorius XIII den pauselijken Stoel beklom, met wien hij op die reis reeds in onmin geraakte, en werd in 1570 tot kardinaal verheven. Vriend en raadsman van Pius V, mocht hij bij diens sterfbed den dood van een heilige bewonderen, doch was genoodzaakt zich terug te trekken onder Gregorius XIII, die hem met zichtbare koelheid behandelde. Een enkelen keer slechts deed hij van zich spreken. Zijn neef, Francesco Peretti, die gehuwd was met de jeugdige, schoone Vittoria, werd vermoord en de algemeene opinie beschouwde Paolo Giordano, het machtig hoofd der Orsini, die sinds lang zijne liefde voor Vittoria had getoond, als den eenigen dader. Te midden der algemeene ontroering behield de kardinaal zijne gewone kalmte Hij verscheen den volgenden dag in het Consistorie, ontving er de betuigingen van deelneming der kardinalen, doch gaf bij den Paus een vrijen loop aan zijne droefheid. Toen vroeg hij eene rechtvaardige straf voor den moordenaar; doch men vreesde het machtig hoofd der Orsini; Paolo Giordano bleef ongehinderd in Rome, en huwde zelfs later met de vrouw van zijn slachtoffer, aldus een bewijs te meer leverende van zijne misdaad. Men begiijpt de droefheid en de verontwaardiging van den kardinaal, die aldus het recht zag vertrapt en de misdaad zegevieren. Ziedaar in korte trekken een leven, welks volledige beschrijving reeds een flink boekdeel zou vullen. Want wat hij later als Paus zou zijn voor de Kerk, dat was hij reeds geweest voor zijne Orde Streng voor zichzelven, streng, onverbiddelijk streng ook voor anderen, streng in de uiterste mate voor de lauwen en | |
[pagina 342]
| |
tragen; altijd bedacht om de regelen en wetten tot delaatste letter stipt te doen uitvoeren, doch ook vol van die ware broederliefde, die de aangedane beleedigingen gaarne ten volle vergeeft. Liefde tot de Ordedeed hem aldus handelen, gelijk later diezelfde liefde voor de katholieke Kerk de drijfveer van al zijn streven zou zijn. In de gedwongen eenzaamheid rustte nochtans enkel het lichaam van kardinaal Montalto. Niets ontging dit kind der armen, dat reeds zoo hoog was geklommen. De handelingen en besluiten van Paus Gregorius XIII waren meermalen het voorwerp van zijne scherpe kritiek. Als hij Paus was, meende hij, zou hij anders en beter handelen. Thans stond hij op de hoogste hoogte, welke een mensch bereiken kan, en zijn plan was gevormd. In de eenzaamheid zijner campagne had hij tijd gehad tot overweging, tot diepe studie. Misschien had hij de vaste overtuiging zijns vaders, dat hij eens Paus zou worden, niet geheel als een hersenschim beschouwd, en thans Paus geworden, behoefde hij zijn weg niet meer te kiezen, hij was reeds afgebakend. Kent gij het portret, lezer, van Sixtus V? Gij herkent hem oogenblikkelijk terug te midden der Pausen; hoeweinig de anderen ook mogen gelijken, hij is overal vrijwil dezelfde. 't Is eene figuur waardig, om door een Michel-Angelo of Rubens op het doek te worden vereeuwigd. Het groote, hoekige hoofd is een weinig in de breede schouders gedrukt. Dat hooge voorhoofd is met diepe rimpels doorploegd. De hoekige en lange wenkbrauwen, welke kleine, bliksemschietende oogen. omringen, geven aan dat gelaat iets, wat op het eerste gezicht vrees inboezemt. Het gansche lichaam is van meer dan middelmatige grootte, doch een weinig gebogen. Het geheel zegt ons, dat daar een wil inhuist, geheel tot gebieden gevormd, ook over de sterken en machtigen. De gestalte heeft hier niet bedrogen. Strengheid, | |
[pagina 343]
| |
onverbiddelijke strengheid is eene hoofdeigenschap van dezen nieuwen Paus, doch men vergete niet, dat die gestrengheid voortkomt uit eene groote liefde tot rechtvaardigheid. Ja meer, in die gestrengheid zelve is de grond tot ware, oprechte liefde. In onzen teergevoeligen tijd vergeet men wel eens dat zachtheid voor den schuldige wreedheid kan zijn voor den beleedigde, den diep gehoonde. Als men voor dieven en moordenaars teergevoelig is, sluit men weleens zijn oor voor de smartkreten van het beter deel der menschen, en ook die teederheid of liever die weekelijkheid kan zonde en misdaad zijn. Sixtus V nu was de opvolger van een goed en heilig Paus, van een bekwaam rechtsgeleerde, doch die geen wilskracht bezat, om de wetten te doen uitvoeren. Dit was een der eerste oorzaken van den treurigen toestand van het Italië dier dagen. Rooversbenden maakten alle rust en voorspoed onmogelijk. Het getal dier roovers klom onder Gregorius XIII tot 27000. Hunne stoutmoedigheid gaat alle beschrijving te boven. Zelfs de Paus sidderde soms voor zijn leven; eens streed men in de straten van Rome, in het Vaticaan waren gewonden en gekwetsten, en Sixtus V, te dien tijd nog kardinaal Montaldo, had alstoen eene macht van 50 soldaten noodig, om ongehinderd van het Vaticaan naar zijn paleis te gaan. De rooverhoofdman Guercino, een afvallig priester, die zich koning noemde van de provinciën der Campagna, had eens den bisschop van Anagni van zijne waardigheid ontheven, en de bevolking gedwongen hem als koning en bisschop te erkennen. Hij schreef nog een brief vol bedreigingen aan Mgr Adescalchi en vroeg hem eene groote som geld. De prelaat beklaagde zich bij Gregorius, die den overbrenger van den brief gevangen liet nemen, doch de rooverhoofdman dreigde den bisschop met een verschrikkelijken dood, en de Paus gaf den overbrenger de vrijheid weder en schonk zelf Guercino vergiffenis van 44 moorden. Toen hem deze kwijtschel- | |
[pagina 344]
| |
ding gewerd, was hij een kasteel binnengedrongen, bedreef er vele schanddaden en doodde de gewapenden. Het rijtuig van Mgr. Mario Savelli, den broeder van een kardinaal, werd eens door vier onbekenden te paard overvallen; Mgr. werd gedood op eene openbare wandelplaats, te midden van eene menigte rijtuigen en wandelaars, zonder dat iemand er zich tegen durfde verzetten. Deze weinige feiten teekenen den onhoudbaren toestand duidelijk genoeg. De roover was bij de bevolking meer gevreesd dan gehaat. De zuidelijke volkeren hebben allen eerbied voor het romantische, en dit kon men althans den bandieten niet ontzeggen. Zij hadden dikwijls nog familieleden onder de bevolking en de band tusschen hen en de roovers was niet geheel verbroken. Zelfs adellijke familiën telden er onder hare leden, die het rooversbedrijf niet beneden zich achtten. Alphonsus Piccalomini, graaf van Montemarciano, van eene adellijke familie van Siënna, de meest gevreesde rooverhoofdman, genoot de bescherming en de gastvrijheid van de beroemde familie Orsini. De gewapende macht, welke tegen de roovers streed, beteekende niet veel. Deze soldaten, die van de roovers de tucht hadden kunnen leeren, werden door het volk nog meer gevreesd dan de roovers, en met den naam van Amazzatori, moordenaars, gebrandmerkt. Ziedaar den toestand der pauselijke Staten. Een ijzeren wil was noodig; geen wetgever alleen, doch vooral een uitvoerder der wet, onverbiddelijk streng tegen den overtreder, en dat alles huisde in den nieuwen Paus Sixtus V.
Wanneer Sixtus V zijn plechtigen intocht deed in de St-Pieter, zong het beroemde zangkoor, bestuurd door den onsterfelijken Palestrina: Ecce sacerdos magnus, daarna voerde men eene vijfstemmige mis uit, in der haast door den grooten meester getoonzet. Te midden van de aandoeningen dezer verhevene plechtigheid had | |
[pagina 345]
| |
de nieuwe Paus tegenwoordigheid van geest genoeg, om op te merken, dat deze compositie niet in vergelijking kon staan met vroegere kunstwerken van den maëstro, en na de plechtigheid klonk het harde oordeel, zoo pijnlijk voor den meester, doch volgens de kunstkenners zoo waar: ‘Pierluigi schijnt de mis Papae MarcelliGa naar voetnoot(1) vergeten te hebben’ In dat korte woord ligt het karakter van den nieuwen Paus Hij verborg zijne meeningen, ook de gestrengste, nimmer onder bloemen, meermalen waren ze hard en scherp, doch altijd waren ze waar, altijd rechtvaardig. Den volgenden dag kwamen de Conservatori der stad Rome ten gehoore. Zij vroegen in naam des volks: rechtvaardigheid, vrede en overvloed. De Paus antwoordde hun: ‘dat zij recht zouden hebben, en geen hongersnood ook,’ maar, ‘voegde hij er bij,’ de uitvoering van de rechtvaardigheid beveel ik u. Op mijne hulp kunt gij rekenen, zoo gij uw plicht doet, doch de gestrengste straffen zijn voor u, zoo gij te kort schiet. Is het noodig, dan laat ik ook uwe hoofden vallen’ Dit gestrenge woord ging spoedig van mond tot mond, en niet zonder huivering wachtte men op de eerste regeeringsdaden van den nieuwen Paus 't Waren alle daden van de uiterste gestrengheid, doch welke alle den stempel droegen der rechtvaardigheid. Die tegen de wetten misdreef, kon zeker de bestraffing verwachten. Te vergeefs was dan elke voorspraak ook van de hoogste zijde, de wet was daar en Sixtus wilde, dat zij volgens de letter werd uitgevoerd. Het scherpe oog van Sixtus had spoedig de rechte mannen gevonden, die hem hielpen in zijn moeilijk werk en met hem, of liever onder hem, de misdadigers straften en de orde herstelden. | |
[pagina 346]
| |
Geene waardigheid was nog eene waarborg om ongestraft de wetten te overtreden. Onverbiddelijk sprak Sixtus recht, zoowel over de ambassadeurs, en de kardinalen, als over de religieusen en priesters. Toen kardinaal de Medicis ten gunste sprak van kardinaal Guastavillani, die om ongehoorzaamheid gestraft was, sprak Sixtus: ‘Uwe taal verwondert ons. Wij verlangen hier te Rome van de onzen gehoorzaamheid, zooals wij hopen, ook gehoorzaamd te worden van de vorsten.’ Reeds te voren had hij tot den ambassadeur van Venetië gezegd: ‘Ik zeg niet, dat men eerbied moet hebben voor oproerige kerkvoogden. - Dan zullen wij ons niet verzetten, dat men ze in den kerker werpe en zelfs hunne hoofden doe vallen.’ Misdaden, reeds jaren geleden, welke om een of andere reden niet waren gestraft, werden nog eens aan een gestreng onderzoek onderworpen, en de misdadigers ontgingen hunne gerechte straffen niet. Dit was de oorzaak, dat het volk de volgende samenspraak nederschreef aan den voet van de standbeelden van Petrus en Paulus, welke zich op de brug van St. Angelo verheffen: ‘Waarom,’ vroeg de H. Paulus aan Petrus, ‘waarom draagt gij een zak op uw rug?’ ‘Ik vertrek,’ antwoordde de H. Petrus, ‘want ik vrees nog veroordeeld te worden, omdat ik Malchus het oor heb afgeslagen.’ Ééne daad vooral deed eene huivering gaan door Europa. De reeds bejaarde graaf Giovanni, hoofd van een der eerste Italiaansche familiën, die zich in aller achting verheugde, weigerde een ioover uit te leveren, die zich in een zijner kasteelen bevond. De gerechtsdienaars werden door de gewapende macht des graven teruggeslagen. De Paus beval, dat men thans den graaf zelven zoude gevangen nemen. Te vergeefs spraken de voornaamste personen ten zijnen gunste. ‘Reeds eenmaal,’ zeide Sixtus, ‘had ik hem om dezelfde reden kunnen veroordeelen; toen heb ik hem de vrijheid geschonken, dat het gerecht thans zijn loop hebbe.’ | |
[pagina 347]
| |
En de grijze graaf werd in 1585 ter dood veroordeeld. Vele edelen, wier geweten niet zuiver was, vluchtten alstoen naar Venetië. Zij allen sidderden voor den monnik, die het symbool der rechtvaardigheid in zijn wapen scheen te dragen. Krachtig trad Sixtus V op tegen de talrijke rooverbenden. Hij vermeerderde het getal troepen, zorgde voor strenge tucht in het leger, en daar ook de boeren weder moed vatten en zich met de pauselijke troepen vereenigden, was reeds op het einde van het eerste regeeringsjaar van den nieuwen Paus de Romeinsche Campagna van die vreeselijke plaag bevrijd. Doch het was Sixtus niet genoeg de roovers te hebben verdreven uit zijne Staten, hij wilde evenmin, dat zij ongestraft konden leven in de naburige rijken. Wel kostte het hem groote moeite sommige vorsten over te halen, om de misdadigers uit te leveren, doch het eenmaal opgevatte plan liet de Paus nimmer varen. Hij bleef door zijne gezanten en eigen geschreven brieven aandringen, ja schrok zelfs niet voor bedreigingen van oorlog terug, en ook hierin behaalde hij de overwinning. Zoo werd, onder anderen, de rooverhoofdman Malesta door den groothertog van Toscane uitgeleverd en te Rome ter dood gebracht. Een groot getal lieden, die met dezen in betrekking stonden, namen de vlucht. Geen wonder, dat men in de eerste maanden van Sixtus' bestuur ontevreden was; wel durfde men niet openlijk klagen, doch men morde in stilte over de uiterste gestrengheid der regeering. De naam van Sixtus alleen boezemde reeds schrik in. Wilde men vechtenden scheiden, men fluisterde slechts: ‘denkt er aan, dat Sixtus regeert;’ ja, hij werd zelfs in den mond der moeders een schrikbeeld om den kinderen vrees aan te jagen. ‘Stil, Sixtus gaat voorbij.’ 't Duurde echter niet lang, of de vrees maakte plaats voor bewondering. Geheel Europa had de oogen gevestigd op den grijsaard, die met mannenmoed en heldenkracht het kwaad wist te beteugelen, en door strenge recht- | |
[pagina 348]
| |
vaardigheid het volk vrede en overvloed schonk. Op het einde vooral moet men de oogen gevestigd houden, als men de handelingen van Sixtus beoordeelt. Zelfs Elisabeth van Engeland had eerbied voor dezen Paus. ‘Ik zal nooit trouwen,’ zeide zij eens al schertsende, ‘want er is maar één, die mijner waardig is, en dat is Sixtus.’ ‘Aan onzen tijd,’ schrijft Dr Schaepman, ‘geeft eene verschijning van Sixtus V eene scherpe les. Wij betichten hem van wreedheid, omdat wij niet weten, wat liefde is. Liefdeloos als we zijn, zoo zijn wij ook zwak, krachteloos, niet berekend voor ééne daad. Wreedheid is de dierlijke lust, die anderen doet lijden, door zich in dat lijden te vermeien, maar wreedheid is ook de weekheid, die liever wegteert, dan strijdt, anderen niet doet lijden, maar ook niet voor dreigend lijden behoedt. Sixtus V, die de onbaatzuchtigheid had der liefde, is nimmer wreed geweest. Waar alle anderen zwak waren, moest hij voor allen sterk zijn. De vier en zeventig-jarige grijsaard bond een strijd aan, waartoe de geestdrift en de kracht van den jongeling worden gevergd. Hij vroeg niet of zijn naam misschien zou worden vervloekt, of de avond zijns levens heeter en woeliger zou zijn dan de middag, - het liet hem onverschillig. Hij zag, dat er voor de redding der Maatschappij slechts één middel overbleef - hij nam het middel en redde de Maatschappij.’ Sixtus V was er fier op, dat hij de bandieten overwonnen en de tucht had hersteld. Het lag in zijn karakter, hij was, als Hübner zegt: ‘humble quand il se jugeait, fier quand il se comparait,’ en wie was er, wie is er nog, met wien Sixtus V een vergelijking te schromen heeft.? Fr. Bernardinus Mets (Wordt vervolgd.) Min. Conv. |
|