Geseind naar elke gouw, zal geestdrift ongemeten
Verwekken onder 't volk, bij duizend zegekreten:
Heil! heil! Ons Vorstenhuis stemt met den Vlaming meê!
In Artevelde's oude steê,
Waar Willems, Ledeganck, van Duyse, Snellaert streden
Heeft Jonkvorst Albrecht ons zijn Vlaamsch geloof beleden.
Redevoering van Prins Albrecht.
‘Mevrouwen, Mijne heeren:
Met eene groote vreugde heb ik deze plechtige zitting der Koninklijke Vlaamsche Academie bijgewoond.
Heden, dat het geleeid en letteikundig genootschap zijn 10-jarig bestaan viert, mag het met fierheid achteruitzien op de lofwaardige en verdienstelijke baan, die het tot hiertoe doorloopen heeft.
Van de werkzaamheid uwer leden getuigen de belangrijke verslagen uwer zittingen; van den weldoenden invloed, door u op taalen letterkunde geoefend, is de steeds toenemende bloei der Vlaamsche letteren een genoegzaam bewijs.
Zeker zal ik de tolk uwer eenstemmige gevoelens zijn, wanneer ik aan de heeren Gailliard, Claeys en Alberdingk Thijm, mijne bijzondere achting uitdruk ter gelegenheid der geleerde en verhevene redevoeringen, die zij in deze zitting voorgedragen hebben.
Mijne gelukwenschen ook aan de vlijtige schrijvers, die heden van U de welverdiende belooning van hunnen arbeid hebben ontvangen.
Gij hebt allen, MM. HH. aan dit edel doel medegewerkt: de taal van onzen Vlaamschen stam in eeie te houden, en, dit doende draagt gij tot het gezag en tot den luister van ons dierbaar Vaderland bij.
Het verledene der Vlaamsche Academie, dat ons zooeven door den heer bestuurder is bekend gemaakt, waarborgt hare toekomst.
Onder hare hooge bescherming, en met de hoede onzer instellingen, die de vrijheid der talen, zonder voorrecht en zonder verdrukking, verklaard hebben, zullen de Nederlandsche letteren bij ons niet ophouden te glanzen en te gedijen.
Het Vlaamsche land, dat te allen tijde aan wetenschappen en kunst eene zoo talrijke en roemrijke schaar van verdienstelijke mannen heeft opgeleverd, zal de vaan der beschaving en der edele geestgewrochten altijd hoog en ongeschonden dragen.
Onder uwe leiding zal 't noch aan moed, noch aan gematigheid ontbreken.
De Vlamingen van heden zijn waardig hunner voorouders, die een onzer dichters, van wien wij eerlang het standbeeld in Vlaanderen zullen zien oprijzen, in onsterfelijke woorden aldus heeft afgeschilderd: Zij wilden wat was recht en wonnen wat zij wilden!’
Het feest in de Vlaamsche Academie is een allergewichtigst feit, misschien het belangrijkste dat de geschiedenis van onzen taalstrijd tot hiertoe had aan te teekenen.
Klinke, van Veurne tot Maaseik, van Knokke tot de oostergrens des Vlaamschen land-, het te Deum laudamus!
De gemoedelijke toespraak van Prins Albrecht, we weten het genoeg,