tientallen jaren dezer ten einde spoedende eeuw, dat verval der volkseigenheden overal toeneemt.
Ook bij de naburige, ons verwante volken en volksstammen vallen deze zelfde zaken waar te nemen. Ons volk is ten nauwsten verwant, oorspronkelijk geheel eenzelvig, met de bevolking van noordwestelijk Duitschland. Veel van 't gene bij ons den volke bijzonder eigen is en was, vinden we, soms volkomen gelijk, soms zeer gelijkvoimig, zij het dan ook min of meer gewijzigd, terug bij Oost-Friezen, Westfalingen en Neder-Rijnlanders, bij het oude ingezetene volk van Hannover, Brunswijk en Oldenburg, van Sleeswijk en Holstem, van Hamburg en Bremen. Het moet dus allen, die belang stellen in onze eigene volksbijzonderheden, wel tot eene aangename, tot eene verblijdende tijding strekken, dat er dezer dagen een alleruitmuntendst werk verschenen is, 't welk de eigenheden des volks in Brunswijk, uitvoerig en zaakrijk, en in den aangenaamsten vorm behandelt. De bevolking van Brunswijk is van Neder-Sassischen stam, en staat, in volkenkundig opzicht, in nauw verband met ons eigen volk, vooral met de Sassische bevolking van Twente en van de graafschap Zutfen, ook met het gemengd Sassische volk, 't welk in menig ander Nederlandsch gewest en gouw, tot in Vlaanderen en Artesie toe, nog in menige eigenheid bestaat.
Dat boek dan is geschreven door den geleerden en volijverigen Dr Richard Andree, den bestierder van het bekende aardrijkskundige tijdschrift Globus, een man die op het gebied der volkenkunde eenen welverdienden en welgevestigden eerenaam verkregen heeft, een man die, zelf een Brunswijker zijnde en te Brunswijk wonende, niet slechts geroepen, maar ook ten volsten bekwaam was, om de taak, door hem op zich genomen, ten besten te volbrengen. Zijn werk heet: ‘Braunschweiger Volkskunde,’ is thans bij Friedrich Vieweg en zoon, te Brunswijk, verschenen, is ook uiterlijk een schoon boek, dat met vele fraaie platen, zoo gekleurde (van de volkskleederdrachten) als ongekleurde, en met talrijke kleinere afbeeldingen opgeluisterd is.
De opschriften der hoofdstukken, waarin dit werk verdeeld is, kunnen een denkbeeld geven van den rijkdom des inhouds: 1o Einleitung (Topographische Skízze des Gebietes, enz.), 2o Die Ortsnamen, 3o Die Flurnamen und Forstorte, 4o Siedelungen und Bevolkerungsdichtigkeit, 5o Die Dorfer und die Häuser, 6o Der Bauer, die Hirten und das Gesinde, 7o Die Spinnstub,e