Het Belfort. Jaargang 11
(1896)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 141]
| |
Feestzang.Ga naar voetnoot(1)'t Is feest in huis! een feest van zegen,
Uit 's Heeren milde hand verkregen;
Een feest van zalig heilgewin.
't Is feest in huis! een feest van vrede:
Verhoord is thans de vuur'ge bede
Van 't vrome kristen huisgezin!
't Is feest in huis! de vrienden kwamen,
Zij zitten aan den disch te zamen
En juublen, uit het blij gemoed:
Gelukkig oudrenpaar, wiens zorgen
Bekroond zijn met den schoonsten morgen
Die 't kristen harte juichen doet!
Gelukkig oudrenpaar, voorzeker,
Die thans, uit uwen levensbeker,
Een teuge drinkt, oneindig zoet;
Doch, grooter 't heil der telg, die heden
Een rijke schat van zaligheden
En liefde draagt in haar gemoed!
Gij zaagt haar, stil en ingetogen,
Met zedig neergeslagen oogen,
Vol eerbied voor het Offerlam,
Zich naar het Feestbanket begeven
Waar Jezus, Brood van 't Eeuwig Leven,
Voor de eerste maal haar spijzen kwam.
| |
[pagina 142]
| |
Gij zaagt haar in der kindren rangen,
Toen zij haar Heiland had ontvangen:
Een hemel straalde op haar gelaat:
Terwijl zij, knielend, God ten danke,
Haar ziel Hem schonk, de hagelblanke,
Nog blanker dan haar blank gewaad!
Dankt, kristen ouders, dankt Hem luid,
Den Heere, die u heeft gegeven,
Dat gij thans, in uw eerste spruit,
Zoo reine vreugde moogt beleven;
Zoo'n bloemen, op uw pad gestrooid,
Zijn geurig en verwelken nooit.
Dank, zalig kind, den goeden Heer
Die in uw hartjen is getreden;
Gij ziet, Hij mint u toch zoo teer
En loont zoo mild uw kinderbeden;
Ja, vraag Hem wat uw hartje lust,
Gij zult het krijgen, wees gerust!
Vraag voor uw Vader kloeken moed
Om, immer met vernieuwden iever,
Te kampen in den strijd voor 't goed.
Hij houde 't woord: hoe meer, hoe liever,
En blikke, trouw aan plicht en eer
Met fierheid op 't verleden weer!
Vraag voor uw Moeder, dat haar min
De zonne blijf, die 't huis beschijne
En voor wier glans, in 't huisgezin,
De wolk van treurnis steeds verdwijne;
Vraag dat zij lang nog, voor uw goed,
Haar kroost, naar lijf en ziel, behoed'!
Vraag voor uw broerkens, nog zoo jong,
Dat God hun hartjes rein beware;
Zijn lof zij immer op hun tong,
Hun geest gekeerd naar 't goede en 't ware;
Dat Vader eens naast u, lief kind,
Zich in zijn zonen wedervind'!
| |
[pagina 143]
| |
Vraag, Hilda, waarom zoudt ge 't niet?
Ook voor ons allen 's Hemels zegen;
't Is of gij thans aan God gebiedt,
Zooveel hebt gij van Hem verkregen;
En zie, bij 't heil dat Hij u schenkt,
Is 't plicht dat ge aan uw vrienden denkt?
Gij zult, niet waar? gelukkig kind,
Het kleed der onschuld rein bewaren
En Jezus, die zoo teer u mint,
Getrouw zijn al uw levensjaren;
Hem bieden wederliefde en dank,
Hem dienen, vroolijk vrij en vrank?
Gij zult, gesterkt op 's levens baan
Door Hem die zich aan u kwam geven,
Steeds in des Heeren wegen gaan,
Het oog ten Hemel opgeheven;
Gij kent, gij wenscht geen beter lot
Dan vriend te zijn van uwen God.
Houd steeds het oog op Hem gericht,
Hij zal u wezen tot een baken,
Waarvan het hel en schittrend licht
Den weg u zal gemaklijk maken;
Hij zal u leiden aan Zijn hand
En brengen in 't Beloofde Land.
Geen menschenoog heeft ooit ontwaard,
Geen menschenoor heeft ooit vernomen,
Het werd niet één veropenbaard,
Noch 't is in geen verstand gekomen
Wat Jezus-Christus voorbewaart
Aan die Hem dienen hier op aard.
Gedenk dat, kind, uw leven lang
Zoo zult ge uw Jezus dank betoonen
En, lang nog eer Hij, voor dien dank,
U in den Hemel zal beloonen,
Zult gij, op aard, de zonneschijn,
De vreugde van uw ouders zijn.
A.V. Bultynck.
|
|