| |
| |
| |
Boekennieuws en kronijk.
Friedrich Ludwig Stamm's Ulfilas oder die uns erhaltenen Denkmäler der gotischen Sprache. - Text und Wörterbuch von Dr. Moritz Heyne, ... Grammatik von Dr. Ferdinand Wrede (Bibliothek der altesten deutschen Litteratur-Denkmaler. I. Band). Neunte Auflage. - Paderborn, Druck und Verlag von Ferdinand Schöningh. 1896. XV + 443 ss. 5 Mark.
Van het bekende handboek, waaruit reeds zoovelen hun eerste, en ook wel hun eenig Gotisch geleerd hebben, den ‘Ulfilas’ van den predikant Friedrich Ludwig Stamm te Helmstedt, hetwelk voor het eerst in 1858 het licht zag, is thans eene negende uitgave verschenen, wel een bewijs voor den bijval van het werk. Na den vroegtijdigen dood van Stamm, in 1861, droeg de ‘Verlagshandlung’ de zorg voor verdere uitgaven op aan Dr. Moritz Heyne, die reeds in 1865 den vierden druk bewerkte, in 1872 den vijfden, in 1874 den zesden, in 1878 den zevenden, in 1885 den achtsten, en nu den negenden. Die bijval was echter ongetwijfeld meer het gevolg van het feit dat deze uitgave alle Gotische teksten met een vrij uitgebreid woordenboek bevat, en dit voor weinig geld, dan van hare wetenschappelijke waarde. Bij elke nieuwe uitgave onderging het boek wel eenige verbetering, maar nog nooit was dit in zulke hooge mate het geval als thans. De grammatika, zooals zij nog in den 8sten druk voorkwam, en welke, op zijn zachtst gesproken, op menig punt verouderd was, is eindelijk vervangen door eene andere, t.w van de hand van Dr. Ferdinand Wrede, ‘privatdocent’ aan de Hoogeschool te Marburg in Hessen, die met zijne twee verhandelingen Ueber die Sprache der Wandalen (Straszburg 1886) en Ueber die Sprache der Ostgoten in Italien (Straszburg 1891) zijne sporen als degelijken, scherpzinnigen geleerde verdiend heeft. Ook deze grammatica is een in vele opzichten voortreffelijk werk, rijk aan talrijke fijne opmerkingen. In hoofdzaak heeft Wrede dezelfde methode gevolgd als Braune in zijne Gotische Grammatik, zooals de schrijver zelf dankbaar erkent. Voor de eerste maal in eene Gotische spraakleer wordt hier aldoor onderscheid gemaakt tusschen de taal van Wulfila, d.i. der Westgoten, en het dialect der Oostgoten in Italie. Van groot nut voor beginnelingen zijn de
talrijke verwijzingen naar de gezaghebbende werken van Braune (Gotische Grammatik), Noreen (Urgermanische Lautlehre), Wilmanns (Deutsche Grammatik) enz. en naar de artikelen van bekende geleerden in tijdschriften en in Paul's Grundriss, waar óf de besproken zaak breedvoeriger behandeld wordt, óf eene andere meening voorgestaan. Ook voor een beginneling is het goed het voor en het tegen onder de oogen te krijgen: dat scherpt den kritischen geest. Met dit al noemt Wrede zijn werk nog maar ‘einen Entwurf dessen gleichmaszigere Ausfuhrung fur die zehnte Auflage vorbehalten werden muss’. Bescher- | |
| |
dener kan het wel niet. Voor deze mogelijke tiende druk wordt ook eene omwerking der syntaxis beloofd: daarvoor ontbrak thans de tijd, daar deze negende uitgave zoo spoedig mogelijk diende te verschijnen.
Ook het gedeelte van het werk, dat voor rekening van Dr. Heyne bleef, is herzien. Zoo worden thans in de inleiding, behalve de beschrijving der Gotische handschriften, alle plaatsen bij middeleeuwsche Latijnsche schrijvers, waar Gotische woorden voorkomen, uitvoerig medegedeeld. Voor zoover die woorden reeds verklaard zijn, wordt naar die verklaring verwezen. Het zou waarlijk geene overdaad geweest zijn, indien die verklaringen zelf, zoo niet in extenso, dan toch in 't kort waren overgenomen. In de uitgave zijn niet opgenomen de Gotische Runemnschriften, beschreven en verklaard door Henning (Die deutschen Runendenkmaler (Straszburg 1889). s. 1 ff; 27 ff...
Bij de beschrijving van den Codex Argenteus wordt nu eindelijk het nog bewaarde getal bladen juist opgegeven: 187; onbegrijpelijker wijze werd tot in de voorgaande uitgave gezegd 177, otschoon het reeds sedert 1857 bekend is dat er 10 meer zijn (deze tien waren nl. tusschen 1821 en 1834 verdwenen, en werden in 1857 door een ongenoemde, tevens onbekende aan Uppstiom ter hand gesteld, die daarover nog hetzelfde jaar bericht gaf in zijn Decem Codicis Argentei rediviva folia). Daarentegen wordt nog altijd beweerd dat de codex oorspronkelijk uit 330 bladen bestond, ofschoon Von der Gabelentz en Löbe, blz. XXXI hunnei uitgave, zeggen: ‘aus den quaternionen lasse sich berechnen, dass der Codex Argenteus ursprunglich 320 blatter enthalten habe’.
Heyne zegt nog altijd dat Wulfila stierf in 381; hij vermeldt evenwel dat Sievers beproefd heeft te bewijzen dat de Gotische bisschop in 383 gestorven is; doch zonder commentaar Dit conservatisme bevreemdt eenigszins, niet alleen omdat er tegen Sievers' bewijsvoering al heel weinig in te brengen is, maar ook omdat Heyne heelemaal niet conservatief is, wanneer hij zegt: ‘Das Wulfila der Verfasser der... Erklárung des Johannes-Evangeliums (de zoogenaamde Skeireins) sei, ist unmoglich’. Men neemt algemeen aan dat het zeer twijfelachtig is, maar het bewijs dat het onmogelijk is, werd nog door niemand geleverd. Bij zulk eene categor sche uitspraak hoort de proef op de som.
De tektst is vrijwel dezelfde gebleven; de noten zijn aangevuld met de vermelding der afwijkende lezingen bij Balg (die, minder conservatief dan Heyne, meestal met Bernhardt overeenstemt) Op het voorbeeld van Braune wordt thans de halfklinker v in overeenstemming met zijne phonetische waarde door w voorgesteld. Het Glossarium, waarin foutieve aanwijzingen vroeer niet zeldzaam waren, schijnt met zorg herzien te zijn, voor zoover een vijftigtal ‘stichproben’ daaromtrent zekerheid kunnen verschaffen Toch is op Abraham de verkeerde opgave Mt. 12, 26 uit de vorige uitgave(n), in plaats van Mc. 12, 26, in deze nieuwe overgegaan.
Ten slotte nog eene opmerking. In de inleiding komt van ouds eene lijst voor der verschillende uitgaven van Gotische teksten in onze eeuw verschenen, welke thans is verbeterd (in den 8sten druk werd niet vermeld Vollmer's afzonderlijke uitgave der Skeireins [Munchen 1862]) en aangevuld met de vermelding der nieuwe uitgaven die sedert 1885 het licht hebben gezien Dat de oudere uitgaven, die alleen nog geschiedkundige waarde hebben, in dit handboek stilzwijgend voorbij gegaan worden, laat zich begrijpen; maar dat er voor de allereerste, door Franciscus Junius bezorgd, waarvoor hij op eigen kosten Gotische letters had laten gieten, geene uitzondering gemaakt wordt, schijnt toch wel wat ondankbaar.
Gent, 16 Juni 1896.
Willem de Vreese.
| |
| |
Het eenstemmig Fransch en Nederlandsch wereldlijk lied in de Belgische gewesten, van de XIe eeuw tot heden, uit een muzikaal oogpunt beschouwd, door Fl. van Duyse. - Dit werk, door de klas der Schoone Kunsten van de Belgische Academie met goud bekroond, bevat de geschiedenis van het wereldlijk lied, met al wat daaibij, in letterkundig en muzikaal opzicht, belangrijk te vermelden is. Het is, mag men zeggen, eene met voile kennis van zake, grondige en nauwkeurige studie van het bijzonder aantrekkelijke en boeiend onderwerp.
De Trouvères en Menestreels openen de iel der zangers. Hunne liederen hebben meer kunstige. ingewikkelde vormen dan in het volkslied worden gevonden Groot was de invloed der Fransche troubadouis in ons land, en wel geduiende ruim twee eeuwen, waarna onze liederendichters een meer aardachtig oor leenden aan de Duitsche harp. Daarop verschijnt het echte Nederlandsch volkslied, bepaaldelijk in de XIVe eeuw, te gelijk met de ontkiemende grootheid onzer gemeenten en den bloer der beeldende kunsten.
Vóór de XVe eeuw duidt men in Nederland geen meerstemmige liederen aan, en nog zijn ze dan zeldzaam Uit de XVIe eeuw kent men slechts vier gedrukte verzamelingen zulker zangen.
In de XVe en XVIe eeuw ontstaat er tusschen Nederland en Duitschland ‘Liedergememschaft’, met andere woorden: Duitsche liederen worden hier, Nederlandsche hederen ginder populair, gevolg van het drukke onderling verkeer van Nederlandsche en Duitsche krijgsbenden en rondreizende liederenzangers.
De meledie van menig wereldlijk lied weid ontleend aan den kerkzang. Het Reuzenliedeke stamt af van de hymne Conditor alme siderum; die Coninginne van elf jaren is ontleend aan den Vem Creator; ook geestelijke volksliederen werden gemaakt op de wijze van de Miserere, enz
De bekende Souterliedekens maken ons bekend met de meest populane zangen van de eerste helft der XVIe eeuw. Ruim 350 wijzen komen daarin voor. Onderscheiden zich de middeleeuwsche volksliederen door eenvoud, waar en diep gevoel, die van het eerstvolgende tijdvak hellen over naar de declamatie en vertoonen meer conventioneele, rethoricale vormen. In dien tijd, gelijk men weet, oefenden de rederijkers eenen machtigen invloed uit, welke echter, op muzikaal gebied evenmin als in 't opzicht van dichtkunst, taal en letteren, weinig schoens opleverde. Natuurlijkheid, gevoel, bevalligheid gingen bij de rederijker te loor en werden door stijf- en platheid vervangen.
In den loop der XVIIe eeuw deed zich ook hier de invloed gevoelen van de Italiaansche melodie, op menige van welke er Nederlandsche liederen geschreven werden Ook verspreidt men nu Fransche zangen, gelijk men ziet, o.a. uit de zangboekjes en de verzamelingen beraardliedeien uit gezegden tijd. Ongelijk minder groot is het getal Engelsche liederen, die hier populairtert verwierven. Ever wel belet het indringen van vreemde hederen niet, dat ook vele oorspronkelijke Nederlandsche, waarlijk fraaie, gecomponeerd en met bijval gezongen worden.
In den loop dezer eeuw kreeg de Fransche romance hier den hoogsten bijval, dank aan de gemakkelijke, echt zangerige, gevoelvolle melodie, die ze onderscheidt Talrijke stukken van Romagnesi. Louisa Puget. Martini, Doche, de Beauplan, Panseron, Bruguière, Manbran, Boieldieu, Plantade en een tiental andere, worden geroemd als meesterstukjes in het genre, en werden ook hier, gedurende omtrent eene halve eeuw, op alle concerten en familiefeesten, in alle werkhuizen aangeheven.
Naast deze, kwamen nadien, bij de meerdere uitbreiding van het iterarisch leven in Vlaanderer, oorspronkelijke Vlaamsche liederen, door
| |
| |
eigene componisten, en onder welke er menige parels van het eerste water te vinden zijn. Op dit gebied zijn de beste dichters en toonkunstenaren van Vlaamsch België, voortdurend, met groote bijval, werkzaam.
Ziedaar de voornaamste punten, door den heer Fl. van Duyse wijdloopig behandeld. Zijn boek is leertijk en de lectuur alles behalve droog. Melodieen en hunne varianten, metriek en tonatie, toonaard, enz. enz., zijn in de studie met vergeten, en alles duidt klaar aan, dat Schrijver volkomen op de hoogte is der taak, welke hij heeft aangenomen en met het beste gevolg ten einde gebracht.
In geene ernstige boekverzameling mag dit werk gemist worden!
D.
Over de verbreiding der Instellingen van Vooruitzicht door het Onderwijs, door M. Ducaju. - Dit schrift moest op breede schaal onder de leerlingen van alle lagere volksscholen verspreid worden, niet zoozeer voor de scholieren zelven, maar voor dezer ouders, die groote behoefte hebben aan de goede wenken en raadgevingen, welke hier gegeven worden.
De werkende klas is in nood, zoo beweert zij; zij erscht een meerder loon voor den arbeid, zonder te gewagen van andere vorderingen, die samen uitmaken wat men thans het maatschappelijk vraagstuk noemt. Ongetwijfeld moet de werkman, die handig en vlijtig is, en op wier gedrag niets valt af te wijzen, een loon genieten, waarmede hij met alleen in zijn eigen onderhoud, maar ook in dat van de leden zijns gezins, kan voorzien; over het algemeen, het moet gezegd zijn, is dit zoo; en toch verkeeren zeer vele arbeiders in bekrompen toestand. De oorzaak? Nutteloos geldverteer, gebrek aan spaarzaamheid en vooruitzicht. De middelen aantoonen, door welker toepassing men op eenen beteien weg kan komen, is dus een lofferijk werk, en de achtbare schrijfster van het hier aangekondigde boekje heeft die middelen bondig en klaar uiteengezet. Ze bestaan uit de deelneming der arbeideis aan de Spaarkas, begonnen in de school. Lijfrentkas, den Onderlingen Bijstand, De uitleggingen, welke de Schrijfster over die zoo nuttige instellingen geeft, de voorbeelden, welke zij aanhaalt, zouden, wij houden er ons van overtuigd, menig ingelicht huisgezin aansporen om nu en dan eenige penningen, doorgaans aan overtolligheden verbruikt, af te zonderen en rentgevend te maken, en alzoo op den duur, door wekelijksche of maandelijksche toevoeging, een klein kapitaal tot stand te brengen. Een appel tegen den dorst.
Gelijk de Schrijfster zegt, is het moeilijk tot denkbeelden van vooruitzicht diegenen te bekeeren, welke daar nooit iets van gehoord hebben. Men moet dus het werk aanvangen in de school; de kinderen beduiden hoe nuttig en noodig het is, slechte dagen te voorzien en den ouderdom eenig gemak en welzijn te verschaffen.
Menige arbeider benijdt den rijke zijn nietsdoen. Het hangt veeal van hen af, ook, tot zekeren leeftijd gekomen, als ‘rentenier’ te mogen uitgaan, al zal hij de weelde van den rijke niet genieten. De lijfrentkassen verzekeren een voldoend jaargeld aan hen, die haar, van hunne jonge jaren af, de misbare penningen geregeld toevertrouwden. Men leere het aan de schooljeugd, men herhale het bij elke gelegenheid, en 't zou wel wonder moeten heeten, kwamen geene vruchten van die hoogst zedelijke, beschavende, volksveredelende propagande! Het is (zoo besluit Mej. Ducaju haar voortreffelijk schrift), de zending der school, in het kind de ‘deugden en hoedanigheden te helpen ontwikkelen, waardoor het later als man onafhankelijker, gelukkiger en zedelijker zal zijn; tot zulke behooren zeker spaarzaamheid en vooruitzicht.’
D.
| |
| |
Het gebruik der talen in burgerlijke zaken, door Oscar Pyfferoen, leeraar bij de Hoogeschool van Gent.
De heer Pyfferoen schrijver van ‘Du Sénat en France et dans le Pays-Bas’, ‘Rapport sur l'enseignement professionnel en Angleterre, ‘Les réformes communales’ ‘Berlin et ses institutions administratives’, ‘De partijen in de staatkunde’, heeft thans door de zorgen van de Vlaamsche Balie te Gent een nieuw belangrijk werk laten verschijnen. Eerst wordt een navorschende blik geworpen op de gerechtstaal in Belgie in de vorige eeuwen, onder het Fransch beheer en onder dat van 1815 tot 1830. Eene studie volgt dan over de wetgeving hieromtrent in zwang in de landen waar verschillende talen gesproken worden, en zoo komt de schrijver op den toestand onzer taal ten onzent sedert de onafhankelijkheidsverklaring. De grondwettelijke voorschriften worden onderzocht, de wetgeving en de jurisprudence en de wenschen en ontwerpen vooruitgezet om tot eene billijke regeling te komen. Het laatste gedeelte van het boek verklaart een ontwerp opgemaakt door de Vlaamsche Balie van Gent.
Het werk van den jongen, werkzamen en talentvollen hoogleeraar is zeer methodisch ingedeeld, tamelijk wel geschreven en getuigt van vele en lastige opzoekingen die een waar arsenaal daarstellen van teksten en inlichtingen, waarin de verdedigers der Vlaamsche zaak slechts te kiezen hebben om zich tot den strijd met eene volle wapenuitrusting te omgorden.
De schrijver verdient den lof en den dank van de Vlaamsche Beweging.
De Jeneverplaag of het Alcoolisme in België. door J. Melchior, kamonalen inspecteur van het lager onderwijs te Hasselt. - Hasselt, M. Ceysens, 1896. (Schriften door het Davids-Fonds uitgegeven, No 97).
‘Het Alcoolisme is aan de orde van den dag Overal wordt er van gesproken, en in de Kamers met het minst. Een boekje als dat van den heer Melchioi, waarin op bevattelijke, eenvoudige en niettemin aantrekkelijke wijze gehandeld wordt over den Alcool, zijne gevaren en zijne gevolgen, en over de middelen waarmede de jeneverplaag kan worden te keer gegaan, verdient op een hartelijk ‘Welgekomen’ te worden onthaald. Het is stellig een van de beste volksboekjes over Alcoolisme welke in ons land tot hiertoe zijn verschenen, en God weet hoe talrijk die boekjes geworden zijn in de laatste jaren! Vooral twee punten worden met veel zorg en op voortreffelijke wijze door den schrijver behandeld: het tafereel van de lichamelijke kwalen welke de alcool veroorzaakt, en de uiteenzetting van de hulpmiddelen welke ter bestrijding van het alcoolisme kunnen aangewend worden. Met groote belangstelling zal men vooral kennis nemen van alles wat er reeds gedaan is van Staatswege en wat er nog van Staatswege dient gedaan te worden. Over het stichten van Matigheidsbonden, over huune rol en hunne uitslagen, bevat het werkje uitstekende wenken. ‘Om te kunnen bestaan’, zegt de schrijver, ‘en vooral om bloerend te worden, moeten de matigheidsgenootschappen eerst en vooral aannemelijke voorwaarden stellen: Volledige onthouding van sterke dranken, matig gebruik van bier en wijn. - Op de tweede plaats moeten zij het stoffelijk, het tastbaar welzijn des werkmans behartigen; zij moeten namelijk het stichten van spaarkringen, ofwel het stichten van pensioen- of lijfrentkassen, het oprichten van maatschappijen van onderlingen bijstand voor doel hebben. De goede
| |
| |
stoffelijke uitslagen, op deze wijze door de matigheidsbonden verkiegen, zouden in 't oog springen van iedereen en veel opspraak verwekken; zij zouden het sterkste middel van propaganda der genootschappen wezen en het meeste afdoende middel ter bestrijding van de jeneverplaag.’
Wij hopen met den heer Melchior dat zijn werkje eenigszins moge bijdragen om aan ons volk de vreeselijke kwaal te doen kennen, waaraan het lijdt en welke het met ondergang bedreigt: en geen beter strijdmiddel tegen dit monster dan zijne ontlarving, dan hem zijn schijnschoon masker van den akeligen doodskop te rukken!
Hulde aan het Davidsfonds dat weder zulk nuttig welk de wijde wereld ingezonden heeft.
Rubens, de Roem van Antwerpen, door Camiel Willems. Antwerpen, drukkerij H. et L. Kennes, 1896. (Uitgave van het Davidfonds.)
Tezelfdertijd als het zoo degelijke werkje van den heer J. Melchior over de Jeneverplaag, bestemd om het volk de oogen te doen opengaan over eene kwaal die zijne toekomst in gevaar brengt, zond het Davidsfonds aan zijne lezers een werkje rond van den heer C. Willems, geschreven met het doel bij het volk fierheid op te wekken voor een der mannen welke in verleden tijden den vadergrond het meest hebben verheerlijkt.
Deze beschrijving van Rubens leven en werken heeft wezenlijk de hoedanigheden van een volksboek. De geschiedkundige bijzonderheden worden beurtelings door kleurrijke beschrijvingen of levendige verhalen afgewisseld, zoodat de lezer zonder inspanning zich een denkbeeld kan vormen over de veelzijdige bedrijvigheid welke Antwerpens roemrijkste zoon tot aan zijn dood heeft aan den dag gelegd.
Een werkje als dit was gansch in het bijzonder geschikt om door talrijke afbeeldingen te worden opgeluisterd. De boekenversiering heeft in de laatste jaren verbazenden vooruitgang gemaakt; spijtig is het dat er in dit werk niet meer en betere platen voorkomen. Doch zooals het is zal het, wij zijn er van overtuigd, bij de talrijke lezers van het Davidsfonds een gretig onthaal vinden. De schrijver heeft er ten volle recht op met zijnen arbeid geluk te worden gewenscht.
Duitsche spraakleer door G. Van Wymeersch, professor van moderne talen in 't bisschoppelijk kollegie te Kain, Doornik. - Wij begroeten met vreugde dit Vlaamsch-Duitsch leerboekje dat de studie der Duitsche taal voor de Vlamingen alleigemakkelijkst zal maken.
Degenen, welke hunne Vlaamsche spraakkunst kennen, zullen, enkel met de oefeningen van het boekje door te werken, zonder hulp van eenen leermeester, genoegzaam kennis van het Duitsch hebben opgedaan om Duitsche boeken en dagbladen te verstaan en zich verder te volmaken.
Voor de jonge studenten die door eenen leeraar voorgelicht worden, zullen de Duitsche lessen, met behulp van dit boekje gegeven, allergemakkelijkst en aangenaam zijn.
Als men vaststelt, hoe gemakkelijk het aanleeren van het Duitsch is bij middel van het Vlaamsch, dan staat men verwondeid hoe het mogelijk is dat men in vele gestichten nog het Duitsch aanleert bij middel van het Fransch.
Dat is een onbegrijpelijke onzin.
't Is te denken dat het werkje van den heet Van Wymeersch
| |
| |
aan velen op dat punt de oogen zal openen tot groot voordeel van leerlingen en meesters en tot bevordering der taalstudie van Vlaamsch en Duitsch.
Het werk is te verkrijgen in de Belgische Boekhandelmaatschappij, Treurenberg, 16, Brussel.
Portretten onzer Volksvertegenwoordigers. Biussel, O. Schepens, Treurenberg. Prijs fr. 1,25.
Het midden van de plaat wordt ingenomen door een gezicht op het Parlement, de afbeeldingen van de ministers en een groot portret van den voorzitter der Kamer. In een bijzondet vak zijn de namen van alle leden met aanwijzing van hunne staatkundige kleur aangegeven.
't Is eene nationale galery van uitmuntende af beeldingen.
Guide pratique pour les élections, par Edm. De Bock, juge au tribunal de 1er Instance à Gand. Gent, A. Siffer. Prijs fr. 3,00.
Dit nuttig en practisch werk met zijne synoptische tafels voor de voorzitters, de bijzitters en de geturgen der kiesbureelen, geeft dag voor dag, uur voor uur om zoo te zeggen, wat er te verrichten valt en is bijgevolg een uitmuntend vade mecum voor alwie zich met kiezingen bezig houdt. Dat het met kennis van zaken opgesteld is en een vertrouwbare gids is, bewijzen genoegzaam de feiten dat het reeds de 12de uitgave is en dat het ingeroepen wordt in de wetgeving en in de jurisprudence. Bij dit werk is vervat de tekst van al de kieswetten, natuurlijk met al de wijzigingen, zelfs de laatste een paar weken er aan toegebracht.
Dit werk met de kieswetten kost fr. 3,00, zonder de kieswetten fr. 1,75 en de kieswetten alleen fr 1,25.
Van de kieswetten bestaat ook de Vlaamsche tekst fr. 1,25.
De bewarende partij vóór het land, bilan 1884-1896, door Vérax. Voor iedere wetgevende klezing geeft het huis Siffer te Gent, eenen bilan uit van al hetgeen de katholieken aan het bewind uitgevoerd hebben. Het werkje in het begin slechts eenige bladz. bevattende wordt van lieverlede een groot boekje, (80 bladz.) bewijs dat onze ministers niet rusten en de katholieke denkwijze met ijver werkt en streeft om verbetering te brengen op alle gebieden
De opsomming kan dor zijn doch zij is welsprekend en geen beter boekje kan bedacht worden voor de propagandisten en voor het uitdeelen aan de kiezers. Het werkje bestaat ook in het Fransch. 1 ex. fr. 0,35; 100 ex. fr. 10,00; 500 ex. fr. 25,00.
Besmetting der Scheldewateren door de Spierebeek, door Honoré Goossens. Dit netelig vraagstuk voor Vlaanderen, de verpesting van zijne wateren, maakt meer en meer de aandacht gaande, voorteeken, hopen wij, dat de oplossing eindelijk nakend wordt. In onze voorgaande aflevering wezen wij op de studie van Baron de Maere hieromtrent, nu hebben wij een voor-ontwerp te melden van den heer Goossens Zijn gedacht is van een onderaardsche vaart te graven van aan de Spierebeek, op de Fransche grenzen, tot aan de vaait van Schipdonk of wel tot aan de Noordzee tusschen Blankenberge en Heyst. Hij begroot het eerste deel op 2,600,000 fr. en het tweede op 2,300,000 fr. Ons ontbreekt de bevoegdheid het ontwerp te beoordeelen, doch wij meenen dienst te bewijzen met aan dit vraagstuk ruchtbaarheid te geven.
Antialcoolisme De Regeering schrijft een prijskamp uit voor een handboek over alcoolisme. Dit boek dat tot gids dienen moet voor het
| |
| |
geven van antialcoolische voor trachten in de Staatsgestichlen van middelbaar onderwijs, zal noch te wetenschappelijk, noch te technisch mogen zijn, en vooral beschouwingen van zedelijken en praktischen aard moeten bevatten.
De handschriften moeten gezonden worden, vóór 30 September aanstaande, naar het ministerie van Binnenlandsche Zaken. Zij zullen niet onderteekend zijn, maar eene kenspreuk dragen welke herhaald in een toegezegeld omslag, den naam van den opsteller zal doen kennen. Premie van 500 frank voor het beste werk.
Koninkl. Vl. Academie. Zitting van 17 Juni: De verslagen over de beoordeelde handschriften van den prijskamp worden ingediend, de heer Coopman doet verslag namens de bijzondere Commissie over de laatste afleveringen van het ‘Woordenboek der Nederlandsche taal’; de eerw. heer Daems bredt met een waardeerend woord den dichtbundel aan van A. Vermeiren, getiteld: Uit Bosch en Brand; de heer Dr Hansen wordt aangeduid als afgevaardigde der Academie bij het Nederlandsch Congres in Augustus te Antwerpen te houden. Worden gekozen tot briefwisselende leden de zeet eerw, heer kanunnik J. Muyldermans, te Mechelen en de heer Willem De Vreese, hoogleeraar te Gent, en tot buitenlandsch eerelid Dr Karl Tinners, Platduitsche volksdichter en schrijver te Bremen.
Onze beste gelukwenschen aan de heeren Muyldermans en De Vreese in wie Het Belfort de eer en het genoegen heeft twee hoogst verdienstelijke en vlijtige medewerkers te mogen begroeten.
Beeldhouwer De Vriendt van Borgerhout gelast met het standbeeld van David te Liei, is thans door de Regeering ook gelast voor de Vlaamsche Academie met het marmeren borstbeeld van Theodoor Van Rijswyck.
Varia. Zondag 31 Mei hield het Nationaal Vl. Verbond eene belangrijke zitting te Aalst. - De cantate uit te voeren bij de onthulling van Ledeganck's standbeeld te Eekloo in 1897, is het werk van Peter Benoit op woorden van Jan Bouchery. - Berlijn gaat een standbeeld oprichten aan den schepper van Lohengrin, Frankrijk een borstbeeld aan Leconte de Lisle en een aan Gavarm, Holland een gedenkteeken aan den toondichter Nicolai. - L'Institut de France heeft den prijs van het beste werk over Fransche Ondheden toegekend aan onzen landgenoot den geleerden heer G. Kurth, voor zijn boek Clovis. - Gaston Paris schrijver van Histoire poétique de Charlemagne volgt Pasteur op in de Académie Française. - Hier in Belgie zijn er thans 8 monumenten en 27 borstbeelden in maak op kosten van den Staat. - Den 11 Juli zal wederom in vele plaatsen met luister officieel gevierd worden; meer en meer wint het gedacht veld dat die dag een nationale feestdag moet worden, nu inzonderheid dat het nationaal gevoel verslapt en de vaderlandsliefde verflauwt Immers zooals Professsor David doceerde, ware zonder den Gulden Sporenslag, de historie een anderen weg opgegaan, en zooals dichter Dr H. Claeys zoo wel gezongen heeft: (Groeningheveld) waar Belgie's wiege stond en Vlaanderen Vlaanderen bleef. Te Gent is de officieele viering in den gemeenteraad ter tafel gekomen, zij werd verdedigd door de heeren De Ceuleneer, Goossens en Siffer, doch afgestemd door al de socialisten en al de liberalen
Walen en Vlamingen. De laatste volkstelling bewijst de meerderheid der Vlamingen op de Walen eens te meer. Sommige Waalsche gewesten geven slechts 19 geboorten op 1000 inwoners, vele Vlaamsche gewesten 38 a 39. Oostende tot 39 1/2 per 1000.
In de nijverheids-arrondissementen is de Waalsche verhouding: 19%
| |
| |
de laagste, 26% de hoogste; de Vlaamsche verhouding 28% de laagste, 36% de hoogste.
In de landbouw-arrondissementen is de Waalsche verhouding 21% de laagste, 28% de hoogste: de Vlaamsche verhouding 28% de laagste, 38 a 39, tot 39 1/2%, de hoogste.
† Jules Simon, eigenlijk van naam Jules François Suisse, 82 jaar. Hij was een der bijzonderste figuren van Frankrijk op politiek gebied en op wijsgeerig terrein. Begonnen met radicale gedachten in opzicht van godsdienst en staatkunde, is hij zachtjes aan bedaarder en meer bewarend geworden, zelfs was hij in deze laatste tijden eerder een verdediger dan een vijand geworden van godsdienst, zedelijkheid en conservatisme. Zijn aphorisme in 1893 te Gent op het Congres van maatschappelijke wetenschappen uitgesproken i, vermaard gebleven: ‘L'Etat enseignant doit préparer sa destitution’.
Zijne werkzaamheid in de pers is groot, zijne werken over wijsbegeerte en staathuiskunde zijn talrijk en leggen bewijs af van zijn overgroot talent en zijne overgroote kennissen.
De Heer is hem bermhertig geweest, zijn einde is openbaar katholiek geweest.
† Allard Pierson, leeraar van kunstgeschiedenis, aestetiek en moderne letterkunde aan de Hoogeschool van Amsterdam. Bijzonderste werken: Intinis, Richting en Leven, Eene Levensbeschouwing, Onze Geestelijke voorouders, en in zijne hoedanigheid van gewezen predikant verschillende boeken over protestantsche godsdienstleer.
† Pater Corluy, S.J. Schrijver van een Specilegium dogmaticabiblicum, een Latijnsch commentaar op het Evangelie van den H. Joannes, en eene menigte geleerde bijdragen in godgeleerde tijdschriften. Hij legde juist de laatste hand aan eene Vlaamsche vertaling der vier groote profeten. Hij was 60 jaar oud, overste van het klooster van zijn Gezelschap, te Mechelen, en is schielijk te Turnhout overleden.
† Pater Denis Murphy, S.J., te Dublin, 65 jaar. Hij was leeraar van oudheidkunde bij de hoogeschool van Dublin, voorzitter van de koninklijke oudheidkundige maatschappij van Ierland, en hij schreef: Cromwell en Ierland, Algemeene geschiedenis van Ierland, Triumphalia crucis, Onze martelaren, en menigvuldige studien over geschiedenis en archeologie in Engelsche, Duitsche, Fransche en Amerikaansche tijdschriften. De afgestorvene werd aanzien als een der geleerdste mannen van Groot-Brittanje.
† Emiel Seipgens, geboortig van Roermond en schrijver van eene menigte verdienstelijke frissche en krachtige novellen, zooals: Uit Limburg, In en om het klein stadje, Een wilde rozenkrans, enz. Op tooneelkundig gebied oogste hij ook bijval in met Rooie Hannes verder ook met liedjes in Limburgsch dialect geschreven.
† Te New-York. Mevrouw Beecher Stowe, schrijfster van Hut van Onkel Tom.
|
|