Dentilo is even als Förstemann's verder uitgebouwde Dandlin, een verkleinvorm van Dando, volgens den gewonen gang, met den gebruikelijken Germaanschen suffix ilo van Dando afgeleid.
* * *
De Indogermaansche suffix -lo heeft veel dienst gedaan in de woordvorming om verkleinwoorden samen te stellen, vooral in de Italische, Germaansche en Slavische talen.
Iedereen kent de latijnsche woorden eatulus, porculus, rotula, viculus, scutulum en anderen met dezen suffix gevormd, alsook stella uit *sterla, puella uit *puerla, paulus uit paur-lo-s. (Vgl. gr. παῦρος, klein).
In 't oorgermaansch verbeeldt men dit achtervoegsel onder de gedaante van ila; van daar de bekende verkleinwoorden Oudhoogd, bendil, kleine band, Oudhoogd. stengil, stengel nevens stanga, en de menigvuldige Kosenamen met uitgang ilo of ila zooals Wulfilo, Wulfila en Gundilo.
Het moet ons niet verwonderen dat dit achtervoegsel ook zijn spoor heeft nagelaten in de Dietsche woordvorming, namelijk onder de gedaante van el.
Daaraan hebben wij het ontstaan der volgende Dietsche woorden te danken: Stengel, nevens stang, sprenkel nevens sprank, beugel nevens boog, kneukel nevens knook, knokkel nevens knok, druppel nevens drop, winkel nevens wink in schuilewinkje, wafel van 't oud woord wave, korrel voor kornel van koorn, mazel van maas vlek, wegel van weg, vischel van visch.
Die verkleiningsuitgang is thans verouderd en door anderen vervangen.
* * *
De uitgang -ilo -ila is nog in verscheidene onzer plaatsnamen bewaard.