| |
| |
| |
Boekennieuws en kronijk.
Natuurindrukken en Stemmingen, door Edw. Koster. - An twerpen De Nederlandsche Boekhandel L.H. Smedring, St Jacobsmarkt 50. - J.E. Buschmann, uitgever - 1895. Prijs: 3,50 fr.
Een juweel van een boek als uitvoering. Vier fraaie platen tot oplutstertng, en een mooie, eigenaardige omslag in kleur, volgens teekeningen van Hamel. En het drukken, uitgevoerd door Buschmann......
Om het boek zelf, om Koster's verzen, aan te bevelen, weten wij niets beters dan er links en rechts wat verzen uit aanhalen. 't Zijn zangen der natuur, lente-indrukken, zomer-indrukken, najaars- en winter-indrukken. 't Is een Tijdkrans, zeer verschillend van Gezelle's Tijdkrans, doch even eigenaardig, innig, toovermachtig, en evenals Gezelle's Tijdkrans van eene verbazende kunst in het zingen van schilderende verzen getuigend. Die toovermacht, welke onze fantasie beurtelings in de stemming van de luwe lenteherleving, van de zwoele zomerwarmte, van den herfst, van den winter brengt, heeft vooral hare oorzaak in het talent waarmede Koster, evenals Gezelle, blad en boom, zon en wind, land en zee leven in bijzet en met zijn eigen geestdrift weet te bezielen.
Aanhalen! - Stiaks, lezer, komt de lente.
Uit de Lente dus:
Ik wordt verrukt door 't nieuwe lentetij,
Ik weet niet waar 'k mijn schreden heen zal richten,
Hier lokt een scheemrig kronkelpaadje mij,
Ginds zie 'k van zon gedrenkte weiden lichten.
Het rood-bruin mos spreidt mij een mollig bed,
Van verre wenken donkre dennebosschen,
De bramen hebben zich in knop gezet
En tasten om zich met de doornentrossen.
De huizingen der menschen droomen stil
En dankbaar in der zonne jonge glansen,
Wijl boven 't nauwelijks-zichtbaar twijggetril
De muggen rustloos op en neder dansen.
En aan des hemels hoog-gekoepeld blauw
De vederwolken zacht te zamen vloeien,
De kimme ligt in teedren neveldauw
Te sluimren in het heerlijk lentebloeien.
| |
| |
Een van die lentegedichten, - het komt voor op bl. 21, - is misschien wat lang om het in zijn geheel op te nemem. Ziehier hoe het begint:
Vol schuchtere geluiden is deez' dag
Van eerste lente. Een enkle vogel pijpt
Op hoogen, fijnen toon den hemel toe,
Waaruit de zon met tastend straalgevlam
Langs 't land strijkt en het water, en weer wekt
Ten leven al wat in den winter sliep
In donkre diepten. Met zijn wondermacht
Trekt hij het leven tot zich en 't begint
Te weemlen en krioelen in het bosch
Van al 't kleingoed dat wachtte op zijn geweld,
Op 't manend schallen van zijn gouden schel.
In 't dennenloover klinkt een vreemd gekraak,
Soms dof en droog, als 't knappen van een spaan,
Maar dan met vaag vermoeden van muziek,
Een soort geluid als dat waarmeê 'k als kind
Mijn uren van verveling kortte op school,
De punten brekend van mijn stalen pen,
En in de bank ze borend, tokkelde ik.....
Een tooveraar om al die lijze geluiden aan ons oor te herinneneren, is Koster 't in nog hooger mate, wellicht, om ons oog te streelen, om het te vervullen, te verblinden met de wonderlijkste en de heerlijkste van de kleurschakeeringen.
Het korte stukje dat de verzen voorafgaat welke wij zooeven aanhaalden moge deze bewering komen staven:
Hoe is het land vol schoonheid als de zee,
Geluiden en gelijn: het voorjaarskoren
Met zijn wit- en groene kuiven deint en golft
Wanneer een ongestaadge voorjaarswind
In vlakke wuiving 't arenveld bestookt,
Gelijk de baren-rimpling grillig krult
Bij 't haastig scheren van een lage bries,
Voortschuivend als een scherpe steen die kitst.
En als de hooge wind speelt in den top
Van staatge dennen, lijkt het zeegeruisch,
Gemompel van de baren in de vert,
Een langgerekte toon van zwaar gedreun,
Wegsuizend in een zacht-gelaten zucht.
En 't licht-groen gras, als nauw de lente kwam,
Met hier en daar een witte bloem bestipt,
Is als het wit- gespikkeld groene vlak
Der zee in voorjaarsochtendstilte...
Maar als bij avondval de zonnegloed.
De kalme golven triomphantlijk slaat
Met purpren schoonheid, dan rijst voor mijn oog
De rijke, roode kleurenpracht van 't woud
In herfstgetij, bij 't vallen van het jaar.
De laatste verzen vooral zijn heerlijk, en ofschoon dit stukje ook best geschikt is om te doen gevoelen hoe Koster zich soms wel
| |
| |
aan gezochtheid schuldig maakt, legt het welsprekender getuigenis af van zijn hooge kunstenaarsgave, dan al den lof dien wij zijn boek zouden kunnen toezwaaien.
Traité élémentaire de Zoologie et de Botanique, rédigé conformément au programme officiel (des Ecoles normales prímaires) par Marcelin Chapaux, Docteur en Sciences naturelles, Professeur à l'Athénée royal de Tournai, et Pierre Romedenne, Professeur de Sciences naturelles à l'Ecole normale de Tournai. 511 figures dans le texte. Namur, librairie classiqne de Ad. Weemael-Charlier, éditeur. 1894. - Prijs: 3 frs.
De schrijvers hebben hun werkje ingericht naar de bepalingen van het programma der normaalscholen. Het is reeds voldoende het met eenige aandacht te doorbladeren, om getroffen te worden door de degelijkheid van de schikking en de uitvoering, door den practischen zin waarvan figuren en tekst getuigen. Tot de zeer wenschelijke verspreiding ervan denken wij niet doelmatiger te kunnen bijdragen dan met eenige aanhalingen te doen uit de korte inleiding, welke hetzelve voorafgaat.
Het staat buiten kijf dat het onderwijs zelf van de natuurkunde aanschouwelijk dient te zijn, zooveel mogelijk op proefnemingen dient te steunen
‘Doch, vragen de schrijvers, moet een handboek voor den leerling-onderwijzer op die wijze worden opgevat? Wij denken het niet. De leerling die opgemerkt heeft, die de voorwerpen ontleed en behandeeld heeft, die de proefnemingen heeft bijgewoond en die ze herhaald heeft, moet in zijn boek kunnen vinden, in beknopten vorm, de kern van hetgene hem onderwezen werd.’
Zooveel mogelijk werd bijgevolg getracht de algemeene begrippen en alles wat van practische toepassing is, op den voorgrond te stellen. Steeds werd alle zorg er aan besteed dat het hoofdzakelijke en belangrijke niet verloren zou gaan te midden van de bijkomende en ondergeschikte bijzonderheden.
Op verscherdene punten van belang vestigden ten andere de schrijvers hunne aandacht. ‘Gewoonlijk, bemerken zij, hebben de leerlingen slechts onbepaalde denkbeelden over de dierlijke en plantaardige uitheemsche voortbrengselen, welke aangewend worden in handel en nijverheid. Korte aanteekeningen, door talrijke prenten vergezeld, zullen bijdragen om hun kennissen te doen verkrijgen zonder welke een voornaam vak der aardrijkskunde enkel uit louter zinnelooze woorden zoude bestaan.’
In een boek zooals dit zijn de figuren haast even belangrijk als de tekst. ‘Talrijke schema's werden den tekst bijgevoegd. De schema's herleiden de zin- en werktuigen tot hunne eenvoudigste gedaante; zij doen beter de hoofdkarakters uitkomen, maken het gemakkelijk de verhouding te vatten tusschen de verschillende deelen, en helpen om een duidelijker inzicht te geven van de voorwerpen welke de natuur aanbiedt.’
Het is voor ons een waar genoegen aan dit handboekje van nagenoeg driehonderd bladzijden, zoo keurig gedrukt als keurig van opvatting wat de inhoud zelf betreft, den lof te mogen toezwaaien dien het ten volle verdient en het, nu dat overal de leergangen gaan herbeginnen warm te mogen aanbevelen als een voortreffelijk vademecum voor den leeraar en den leerling.
Aangaande de inrichting van het werkje hebben we nog dit erbij
| |
| |
te voegen, ten behoeve van diegenen onzer lezeis die met het programma der lagere normaalscholen minder bekend mochten zijn Voor een eerste studiejaar is bestemd de studie van de algemeene dierkunde en die van de algemeene plantenkunde In het tweede studiejaar wordt daarna de bijzondere dierkunde en de bijzondere plantenkunde aangeleerd. Een aanhangsel geeft de hoofdbegrippen der scheikunde, naar den geest van het programma der scheikunde voor de normaalscholen van onderwijzeressen, 't is te zeggen eenige proefondervindelijke lessen op de lucht en het water, op de hoofdeigenschappen der gassen waaruit lucht en water bestaan, op de verbranding en op de schadelijke gassen welke er door worden voortgebracht.
Wij twijfelen er niet aan, dat elders dan in het normaalschoolonderwijs het werkje van de heeren Chapaux en Romedenne uitstekende diensten zou kunnen bewijzen. Wij denken daarbij aan het onderwijs in de Colleges en in de Athenea, waar het programma in hoofdzaak toch overeenkomt met het programma der lagere normaalscholen. Ten slotte uiten wij den wensch dat een ruim debiet de schrijvers moge aansporen hun werkje te laten vertalen, opdat het aldus ook in die gestichten waar thans het onderwijs in het Nederlandsch geschiedt, het nut kunne stichten waartoe het ons zoo volkomen geschikt schijnt.
Dit zijn Vlaamsche Wondersprookjes, het volk naverteld door Pol. de Mont en Alfons De Cock, hoofdopstellers van het tijdschrift Volkskunde. - Gent, A. Siffer; Deventer, Kluwer & Cie.
Ik heb deze verzameling gelezen en ben de schrijvers zeer dankbaar voor de genoeglijke oogenblikken, die het lezen van hun boek mij heeft verschaft. - Dat bracht mij nog eens mijne jeugd voor den geest, toen wij, kleinen, op vaders knie zaten en luisterden naar de heerlijke sprookjes, die hij ons in de lange winteravonden met zooveel gemoedelijkheid wist te vertellen; dan zaten wij onbeweeglijk en werden nooit moede te luisteren, ook al hadden wij het sprookje reeds meermalen gehoord. - En thans heb ik nagenoeg hetzelfde genoegen ondervonden: ik ken bijna al die sprookjes, of varianten ervan, en toch heeft de lezing ervan mij geboeid, als ware ik nog een kleine jongen geweest. - Overigens, dat moet ons volstrekt niet verwonderen: in vele dier sprookjes zit zooveel poëzie, schuilt zooveel vindingskracht, dat men zich natuurlijk aangetrokken gevoelt
Maar kan dergelijke lectuur geen ongunstigen invloed hebben op de geestelijke vorming van het kind; zal het niet bijgeloovig worden? - Ik behoor niet tot degenen, die meenen dat het volstrekt verboden is aan de kinderen van iets anders te spreken dan van het alledaagsche, prozaische leven; het kinderhart gevoelt behoefte aan dichterlijkheid en de sprookjes voorzien daarin op een uitstekende wijze. -
Deze verzameling bevat 38 sprookjes (en een aantal varianten), en daaronder komen er voor, die tot de schoonste behooren, welke ergens bekend zijn. - Het maken van eene dergelijke verzameling is niet alleen een moeilijk, maar ook een verdienstelijk werk geweest. - Van de talrijke sprookjes, die hier vroeger in den mond van het volk leefden, blijven er slechts weinig in hun geheel over en het was de moeite waard ze aan te teekenen, vooraleer zij heel en al verloren waren. - Overigens, ik twijfel er niet aan of meer dan een, die een dezer sprookjes zal lezen, zal aan een verwante lezing van hetzelfde sprookje of aan een ander sprookje herinnerd worden en er tot aangespoord worden de schrijvers ook daarmede bekend te maken, om
| |
| |
aldus den schat van de Vlaamsche wondersprookjes te vergrooten en te volledigen.
Het heele boek beslaat bijna 300 bldz. en kost slechts (zoowel de wetenschappelijke als de schooluitgave) 2.00 fr. (fr. 2.20 per post); het papier is goed en de druk verzorgd; op het eigenaardig geteekend titelblad komt een schets voor, die een tafereel uit een der wondersprookjes voorstelt. In de wetenschappelijke uitgave komen achteraan een reeks aanteekeningen, waarin de wijzigingen worden aangeduid, die de schrijvers, ter wille van de kinderen, aan sommige sprookjes hebben meenen te moeten toebrengen, alsook nog enkele nieuwe varianten.
Ik meen dan ook met den uitgever dat het werk als prijsboek uitstekend is en dat het in ieder huis, waar de vader verlangt zijne kinderen iets te kunnen vertellen, dat hun genoegen doet, een plaats verdient.
(Volksbelang.)
De Heilige Agatha, Maagd en Martelares van Catana, door Pater F.G.M. Jochems, van de orde der Predikheeren. - Lier, L. Taymans-Nezy, uitgever, 1895.
Eer wij van den inhoud gewagen, zullen wij een woord reppen over het kleedje. Met zijn perkamenten omslag, waar, in rooskleur, een sterlijk afbeeldsel der Heilige op voorkomt, lacht dit boek u waarlijk toe. Dit afbeeldsel is verveerdigd naar eene mozaïek der 6e eeuw, in Ravenne nog bewaard.
Andere niet min schoone platen, waaronder een gezicht op Catana in de 16e eeuw, het vroegere Beggijnhof van Tienen, en talrijke nateekeningen uit een handschrift der 15e eeuw, luisteren het werk van Pater Jochems op. De druk en het papier zijn wel verzorgd, zoodat men zeggen mag, dat deze uitgave, ruim 250 bl. groot, tot eere strekt van het huis Taymans te Lier.
Wat nu den inhoud betreft, de eerw. schrijver heeft zijn werk in twee deelen gesplitst. Buiten de voorrede, verhaalt hij ons in 't eerste deel het leven en de marteldood der lieve H. Agatha; het tweede handelt over den eeredienst der Heilige, voornamelijk in Italie, doch ook in ons vaderland; in die verhandeling komen echt belangrijke bladzijden voor. - En de schrijftrant? Wat daarvan gezegd? De stijl is over 't algemeen zuiver en klaar, hetgeen eene ware verdienste is voor dergelijk boek, dat niet zoozeer voor de geleerde wereld, maar voor den gewonen man geschreven is. De verdeeling en rangschikking der feiten is duidelijk, ja, men zou eerder te veel hoofdstukken tellen dan te weinig. Nochtans late men mij toe eene kleine aanmerking bij te voegen: Wordt het verhaal somtijds niet onderbroken door al te lange historische aanteekeningen? Komt de schrijver hier en daar niet noodeloos terug op reeds bekende bijzonderheden? En dan ook stoot ik wel eens op oneigen woorden of onnauwkeurige uitdrukkingen. Kleinigheden! werpt gij op. Wel ja; doch waarom die kleinigheden zelve niet doen verdwijnen? Overigens wij kunnen nooit te veel eerbied koesteren voor onze taal. En daarom keur ik af: kwam te zweren; vergelijken aan eenen engel; Hemel (bl. 17); ongevoelig aan de (dood bl. 21), de bekoorsters hebben schoon haar aan te vallen als briesende leeuwen (bl. 45); indien het ware goden zijn, dan wensch ik u geluk, met u te wenschen aan hen gelijken (bl. 55); nadat de uitzinnige Landvoogd enz. (bl. 66), enz Die foutjes zullen verdwijnen met eene tweede uitgave; want wij durven hopen, dat het werk van Pater Jochems zal bijval hebben
| |
| |
bij ons rechtgeloovig volk; dat het boek in onze bibliotheken zal opgenomen worden, en bij middel onzer prijsuitdeelingen veel zal worden verspreid.
J. Brabantsen.
Segher van Eedtvelde, Heer van Nijven. - Vaderlandsch drama met zang in twee bedrijven en een naspel, door Kamiel Verberckt. - Gent, Drukk. A Siffer, 1896. - Prijs fr. 1,50.
De geestdriftige bewondering van den heldenmoed onzer Brigands, en het verlangen ook van zijnen kant tot hunne verheerlijking iets bij te dragen, heeft blijkbaar den schrijver bezield bij het ontwerpen van zijn drama. Tot onderwerp heeft hij eenige tooneelen uit den veelbewogen tijd van den opstand onzer Brigands gekozen. Edele menschen, blakend van vaderlandsliefde en tot ter dood gehecht aan hun geloof, zijn zoowel Segher van Eedtvelde als zijne zonen Hendrik, slachtoffer der (onscriptie, en Lodewijk Nevens hen treffen we nog aan; op de zijde van de Patriotten, Servaes, den heer van St Amands. De verschillende bedrijven leveren groote afwisseling op. Vooral de twee tooneelen vooreerst, waar Hendrik, als vioolspeler vermomd, zijn jongen broeder Lodewijk komt opzoeken, en later wanneer hij zich voor een Amsterdamschen Jood doet doorgaan en er aldus in slaagt zijn gevangen vader te bevrijden, zijn wel geschikt om op de toeschouwers diepen indruk te maken. Op de zorg, welke aan de taal is besteed geworden, dient daarenboven ook te worden gewezen. Wij twijfelen niet aan den bijval dien het stuk zekerlijk bekomen zal, vooral wanneer het naar aanleiding van de feesten ter eere van de gesneuvelde Brigands opgevoerd wordt. Wij wenschen er den schrijver geluk mede en drukken de hoop uit dat de edelmoedige en manhaftige taal zijner helden bij velen de gevoelens van gehechtheid aan godsdienst en vaderland moge levendig doen opvlammen.
La Question des Humanités door Jules Verest, der Cie van Jezus. I vol. klein in 8e van 384 bladz. (Belgische Boekhandelmaatschappij, 16, Treurenberg, Brussel.) Prijs 3,50 fr.
Het valt geenszins te betwijfelen, dat het vraagstuk der Humaniteiten bestaat, en, wat ernstiger is, dat niet alleen de eene of andere bijzonderheid van inrichting maar wel de grond zelf dezer studien in kwestie is.
Ziehìer overigens hoe de schrijver zich uitdrukt in de voorrede van het werk
‘Zooals kanunnik Féron met juistheid gezegd heeft, het doel der humaniteiten wordt in Belgie slecht, of beter gezegd, in 't geheel niet bereikt
Men gaat toevallig te werk zonder te weten waar henen men gaat, of waarheen men wil gaan. Indien er sommigen zulks meenen te weten, volgen zij hunne persoonlijke gedachten: de eenen gaan rechts, de anderen links. Daaruit is de wanorde in de programma's, in het bestier der studien, in de vorming der leeraren, in een woord in alles wat het onderwijs betreft gesproten.
Ik denk geen enkel ernstig bewijs mijner tegenstrevers vermeden te hebben, ik heb niets stelselmatig veroordeeld: al wat zij bewezen hebben, denk ik aanvaard te hebben, maar ook meen ik hetzelve in volledige overeenstemming gebracht te hebben met hetgeen vereischt wordt door het aangenomen stelsel.
Ik heb deze bladzijde onderworpen aan het oordeel van uit- | |
| |
stekende mannen, die oud geworden zijn in het vak der opvoeding en die, door hunne kennis een groot en welverdiend aanzien, zelfs in den vreemde, verworven hebben. Zij hebben deze uitgave nuttig, gepast, ja zelfs noodzakelijk gevonden in dezen tijd van krisis welke wij beleven.’
Dit werk van de eene zijde opgehemeld en van de andere zijde afgebroken zal, wie weet, voor gevolg hebben dit netelig vraagstuk eene schrede verder tot de oplossing te brengen. Misschien is de gulden middelweg hier ook de gulden baan, want ontegensprekelijk is het dat wij in andere omstandigheden verkeeren dan die wanneer de humaniterten geregeld zijn geweest, en voor andere tijden moeten andere inrichtingen zijn. Alles schoeit zich naar de tijdsomstandigheden en er is denkelijk geene uitzondering van de studiën. Mgr Ireland heeft voor leus een motto dat hier ook wel toepasselijk zou kunnen zijn: Go ahead en weest van uwen tijd.
Uit Bosch en Beemd Ter gelegenheid der vijftigste verjaring van de intrede in 't onderwijs des Heeren P. Troch, algemeen Inspecteur van 't vrij onderwijs in het Aartsbisdom van Mechelen, is er onlangs, bij Joseph Van In en Cie te Lier, een bundel gedichten verschenen van den Heer August Vermeiren, voor titel dragende ‘Uit Bosch en Beemd.’ Prijs fr. 1,50.
De heer August Vermeiren is geen onbekende in de dichterenwereld; want reeds in 1890, bij de plechtige St-Gummarusfeesten, wierd er te Lier eene Cantate uitgevoerd, door hem gedicht en door den heer Th. Van Wassenhove getoonzet, waar Het Belfort van dien tijde verdienden lof heeft aan toegekend.
Het doet waarlijk deugd aan 't hert, de edele, rijke, gevoelvolle taal van den dichter, in afwisselende versmaten, zoo natuurlijk, zoo welluidend, ja soms zoo statig te hooren klinken.
't Krioelt er, in den bundel, van losse dichtstukjes, gelijk ‘De Sleuner, De Klokken van Rome, Bij den Dood van ons Dochterken. Kinderloos, Op Moeders schoot, Op het doodsprentje van...’ enz..., enz..., die de gevoeligste snaren van 's lezers ziel komen roeren.
Maar 't ontbreekt er ook niet aan opstellen van grooten omvang, zooals: ‘Hulde aan Leo XIII, De Stemme Gods, De Helden van 1302, Hulde aan den H. Gummarus, Op de Alpen,’ enz..., waar de heer Vermeiren den overvloed van zijne dichterlijke schatten zoo kwistig en tevens zoo kunstig, heeft uitgestort, dat men gelukkig en fier is Vlaming te zijn.
Er wordt dikwijls gejammerd over gebrek aan deugdelijke Vlaamsche prijsboeken. Welnu, willen de heeren Bestierders van Seminariën en Colleges, de Eerweerde Moeders Oversten van Kostscholen, zich de moeite getroosten ‘Uit Bosch en Beemd’ te lezen, dan daag ik hen uit hunne genegenheid te weigeren aan dit heerlijk talent, dat Godsdienst, Vaderland en Moedertaal in zoo lieflijke akkoorden kan bezingen, en dat slechts eene kleine aanmoediging noodig heeft om zijne vlucht nog hooger te nemen.
De ‘Mirakelkist’ en de Traditie. Te Amsterdam, bij C.L. van Langenhuysen. - Het welbekende ‘Mirakel van Amsterdam,’ waaraan ten vorigen jare door dr. Schaepman een zoo heerlijk gedicht werd gewijd, is de trots der Katholieken van Noord-Nederland's hoofstad, en alles, wat met dit verheven wonder in betrekking staat, boezemt hun terecht een levendige belangstelling in.
| |
| |
Nu wordt sedert ruim drie eeuwen in het Burgerweeshuis te Amsterdam een kist bewaard, die reeds meermalen de algemeene opmerkzaamheid heeft getrokken, zoo door haar hoogen ouderdom als haar eigenaardig uiterlijk, maar vooral door de merkwaardige traditie, die aan haar en haar geschiedenis verbonden is: deze eeuwenoude kist zou de tijdelijke bergplaats zijn geweest der H Hostie, waarmede in 1345 het wonder der H. Stede plaats greep
Een ijverig verdediger vindt deze traditie in Mgr. B.H. Klonne, pastoor van het Beggijnhof te Amsterdam, doch zijne meening wordt niet door iedereen gedeeld, met name niet door een der redacteuren van Thijm's Jaarboekje, den Amsterdamschen heer J.F.M. Sterck. Deze heeft nu een betrekkelijk lijvige brochure in het licht gezonden, waarin hij zoowel de ‘Mirakelkíst’ als haar traditie aan een nauwgezet onderzoek onderwerpt. Afgescheiden nog van het resultaat, waartoe dit onderzoek met betrekking tot de kist leidt, biengt het toch zooveel bijzonderheden aan den dag omtrent het vroegere Katholieke leven der stad aan het Y, dat het werkje terecht tot tweeden titel mag dragen: ‘Een bijdrage tot de geschiedenis van het kerkelijk Oud-Amsterdam’
De heer Sterck toont zich een onvermoeid navorscher en een scherpzinnig beoordeelaar. Na toch aan de hand o.a. van Willem van Hildegaersberch, den sprookspreker van Albrecht van Beieren, aan wien wij een berijmd verhaal van het Mirakel danken, te hebben nagegaan, dat met woord scrijn of screen - geen ander woord bezigt Hildegaersberch - niet bedoeld werd een zoo groote kist als in het Burgerweeshuis bewaard wordt, maar veeleer een kleiner kistje, zooals in de 14e eeuw door de vrouwen gebruikt werd, wijst hij er ons op, hoe de inventaris der kist, in 1579 door Regenten der H. Stede en Schepenen opgemaakt, doet zien, dat die kist aan het Sacramentsgilde behoorde en gebruikt werd tot het bewaren van geld en rentebrieven. Hij gaat verder uitvoerig na, hoe noch de plaats waar de kist bewaard werd, de sacristie der H. Stede, noch de beschildering, noch de sluiting van het merkwaardig meubel als bewijzen kunnen worden aangemerkt, dat het de ‘Mirakelkist’ is. De afbeeldingen der kist, welke alle verschillen en waarvan die, welke het meest op de hier besproken kist gelijkt, uit de 16e eeuw dagteekent, voeren al evenmin tot eenig bewijs voor de echtheid der weeshuiskist, terwijl de traditie (waarop Mgr. Klonne zich beroept), naar de heer Sterck omstandig uiteenzet, geen vertrouwen verdient, omdat zij niet in overeenstemming is met de ferten en haar onafgebroken voortzetting tot aan de gebeurtenis niet kan worden bewezen.
Een en ander voert onzen auteur tot deze conclusie:
‘Het komt mij voor, dat de overlevering als zou de kist van het Burgerweeshuis de “Mirakelkist” zijn, op te losse gronden steunt, dan dat men deze als een gewijd voorwerp zou mogen beschouwen.
Moge (mijn) onderzoek haar tot haar werkelijke waarde hebben teruggebracht, namelijk eene opmerkelijke antiquiteit: de eenig bewaarde Amsterdamsche gildekist, aan een kerkelijk gilde toebehoord hebbende Ook als zoodanig verdient zij onze bijzondere belangstelling.’
Mocht men de in het werkje behandelde quaestie niet van algemeen belang achten, dan toch is de pennevrucht van den heer Sterck waardig gelezen te worden verre buiten de Amstelstad, om - wij constateerden het reeds - de bijzonderheden, welke hij ons doet kennen omtrent het Katholieke leven in zoo vergrijsde tijden.
Een afbeelding van de ‘Mirakelkist’ siert het net uitgevoerde boekske.
Den Haag.
A.J.O.
| |
| |
Jaarboek van het Davids-fonds voor 1896. Dit boek doet ons wederem de samenstelling kennen van het Hoofdbestuur en van de verschillende afdeelingen, met een overzicht over hunne werkzaamheden, zooals feesten welke gegeven werden, voordrachten, inrichting en instandhouding van boekerijen, enz.
Het verslag van den algemeenen secretaris, den heer Frans de Potter, deelt ons onder andere mede dat het Davidsfonds een werkzaam deel zal nemen aan den honderdsten verjaardag van den Boerenkrijg in 1899 Hulpgelden zijn gestemd geworden voor de standbeelden van Ledeganck te Eekloo en kannunik David te Lier, alsook voor het graf van Snellaert op het kerkhof van St. Amandsberg.
Het Davidsfonds telt 6544 leden, verdeeld in 64 afdeelingen, waar onder eene te Luik en eene te Namen. Oost-Vlaanderen bezit het meest sectien en Gent is de talrijkste met 550 inschrijvers.
Zeggen wij nog met ‘Le Bien Public’ die deze uitgave besprak, dat het Davidsfond te zamen met zijn ijveren voor de moedertaal, een heilzamen invoed uitoefent door het verspreiden van allerhande nuttige en zedelijke schriften. Onder die uitgaven vermelden wij: Verhalen van A. Snieders, den plaatsvervanger van Conscience; Gedichten van pastoor Claeys, Hilda Ram, Guido Gezelle; wetenschappelijke werken van kanunnik Martens; reisbeschrijvingen enz. en ook een nieuwen druk op 10,000 exemplaren van de Vaderlandsche historie door Vader David.
Niet alleenlijk geeft het Davidsfonds boeken uit, het drukt insgelijks Vlaamsche zangen die zeer gunstig in onze huisgezinnen de zoutelooze Fransche romancen vervangen.
Wij nemen deze gelegenheid te baat om het Davidsfonds warm bij onze lezers aan te bevelen als middel tot vervlaamsching, tot stichting, tot verzedelijking, tot verheffing en tot ontwikkeling. De jaarlijksche bijdrage beloopt slechts tot 5 frank (minimum) en daarvoor ontvangt men boeken van eene dubbele handelswaarde. Welke katholieke zal er niet aan houden deze nuttige zelfs onontbeerlijke inrichting te ondersteunen?
Schriften door het Davids-fonds uitgegeven. - No 96. Mengelingen. I. - Leuven, K. Peeters, 1896.
Deze mengelingen bestaan uit eene levensschets van wijlen Lodewijk Mathot door J.F. de Hert. Vervolgens, uit eene reeks aanteekeningen van den heer N.E. Vliebergh over de manier van leven der inwoners van Alle, een dorpje aan de Semois; een tiental bladzijden over de ‘goede zeden’ vroeger en thans, door Theodoor Sevens; eene vertelling, zonder naam van schrijver en blijkbaar uit het Engelsch vertaald; ‘Walter Tervoorde of de Heeren van Waas’; een historisch treurspel in drij bedrijven, door A. Verstrepen, dat lof verdient.
Het werkje zonder op overgroote verdienste aanspraak te maken zal met genoegen gelezen worden en laat ons hopen dat de volgende bundels nog meer lof zullen verdienen
La Verge et la Chandelle, deux journeaux d'étudiants, notice par S.B. Vervliet. Vlugschriftje welke eenige woorden zegt over twee in den tijd verschijnende studentenbladjes te Antwerpen. Alle goesten onder de zon zijnde, zullen de gazettenverzamelaars hier belang in stellen.
De legende van den Heiligen Eik. Onder dezen titel geeft
| |
| |
Meester Maerten ons de berijmde geschiedenis van eenen eik op welks stam zich een wonderbeeldje van de H. Maagd is komen plaatsen, honderde jaren geleden. De verzen zijn vloeiend, echt dichterlijk en schilderen ons wonderwel het heerlijk landschap van Oirschot in Noord-Brabant, de wederwaardigheden van het kapelleken en de teedere godsvrucht der pelgrims.
Het boekje is te bekomen aan 25 cents. bij den uitgever Kuijpers te Oirschot.
De Spierebeek. De meesterlijke redevoering over dit gewichtig punt uitgesproken door Baron de Maere, in de zitting van den Vlaamschen Volksbond, den 12 April laatst, is in druk verschenen. De talentvolle spreker en schrijver doet ons geheel de lijdenshistorie kennen van die levenskwestie voor Vlaanderen, en met de ingenieurskennis, die den ontwerper van Brugge-zeehaven kenschetst, duidt hij ons de meest practische oplossing aan.
Leuvensche Bijdragen. - Onder dezen titel verschijnt thans een periodiek op het gebied van de Germaansche Philologie en in 't bijzonder van de Nederlandsche dialectkunde, onder redactie van Ph. Colinet, C. Lecoutere, W. Bang, hoogleeraars te Leuven en L. Goemans, (Secretaris der Redactie) leeraar aan het Atheneum aldaar.
De eerste afl houdt in: 1o Het dialect van Aalst, eene phonetische historische studie, door Ph. Colinet; 2o Uit een Hs. der stadsboekerij te Brugge, door L. Scharpé; 30 Overzicht van Tijdschriften: Nederlandsche Philologie, door C. Lecoutere.
Deze Bijdragen verschijnen op onbepaalde tijden; 15 tot 20 vel druks vormen eenen jaargang, prijs fr. 10,00.
Davids-Fonds. - Den 7 Mei had te Leuven, onder het voorzitterschap van den heer P. Willems, de jaarlijksche algemeene vergadering plaats der afdeelingen van dit bloeiend genootschap. Nog nooit was de bijeenkomst zoo talrijk geweest als dien dag.
Lezing werd gedaan, door den algemeenen Secretaris, den heer de Potter, van het verslag over de werkzaamheden des Hoofdbestuurs, in welk verslag, zooals gewoonlijk, tal van nuttige wenken werden gegeven met het doel de instelling, zoo mogelijk, op nog steviger grondslagen te vestigen en meer en meer uit te breiden.
Eene korte bespreking had daarna plaats over enkele ingezonden voorstellen. Er werd, o.a., besloten, dat het Bureel den heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs mondeling zal verzoeken, zijnen invloed te gebruiken opdat nog gedurende den huidigen zittijd het wetsvoorstel van de heeren Coremans en de Vriendt in de Kamer ter sprake zou komen. Van hunnen kant zullen de afdeelingen onverwijld bij hunne vertegenwoordigers in Kamer en Senaat op eene spoedige bespreking aandringen.
Verder is besloten eenen brief te zenden aan HH. Hoogw. de Bisschoppen om, eensdeels, hen te bedanken voor de verbeteringen, welke aan het onderwijs onzer taal in verschillige, aan hun gezag onderworpen gestichten van middelbaar onderwijs, zijn toegebracht, en om hun te vragen zoo veel mogelijk hunnen invloed te doen gelden bij de bestuursters der juffrouwen-pensionnaten, welke niet rechtstreeksch aan hen onderworpen zijn, en waar, tot heden, de aanbevelingen onzer Kerkvoogden, betrekkelijk het grondiger aanleeren onzer taal, zonder gevolg gebleven zijn.
Na goedkeuring der begrooting van het Fonds voor het loopende jaar
| |
| |
en der rekening over 1895, werd de zitting opgevolgd door het jaarlijksch banket, waar het, naar oude gewoonte, niet aan heildronken ontbrak.
- In den prijskamp van novellen werd het werk: Ook een Ideaal, met algemeene stemmen bekroond De schrijver ervan is Pieter Danco, thans bureeloverste te Boma. Het verhaal loopt over Congoleesche toestanden.
- Zijn verschenen en aan de leden uitgedeeld: Rubens, de roem van Antwerpen door Camiel Willems en De Jeneverplaag of het Alcoolisme in België, door J. Melchior, schoolopziener te Hasselt.
- Het Davids-Fonds schikt prenten uit te geven betrekkelijk den Boerenkrijg.
- De afdeeling Brussel is uit haren slaap opgestaan, zij begint een nieuw leven onder het bestuur van den heer Hon. de Winde. Dezer dagen hield zij eene algemeene vergadering en stichtte in haren schoot eene letterkundige afdeeling.
Koninklijke VI. Academie. Zitting van 20 Mei. Dr. Burgersdijk, buitenlandsch lid, schenkt een pracht exemplaar van zijne meesterlijke vertaling van Shakespeare's werken; door Jhr. de Pauw wordt eene taalkundige vraag opgeworpen naar aanleiding van eenen grafsteen van 1290 uit de sluis der Braemgaten alhier opgedolven; eene studie van Prudens van Duyse, over de Rederijkerskamers zal door den heer de Potter, met medewerking van den heer Florimond van Duyse, uitgegeven worden; Baron de Maere wenscht de leden geluk welke dezer dager in de Leopoldsorde benoemd of bevorderd werden; de candidatenlijst voor de openstaande plaatsen wordt opgemaakt; de heer F. van der Haeghen houdt eene puike lezing getiteld ‘Een pleidooi ten voordeele van het Vlaamsch in de XVIe eeuw; de heer de Potter biedt eene studie aan over een nieuw verschenen werk ‘De Vlaamsche volksnamen der planten van België en Fransch Vlaanderen’ door Pater Paque S.J.
Onderscheidingen. - Een plaatselijk blad doet uitschijnen dat bij het verleenen van onderscheidingen aan Schrijvers, dezer dagen gedaan, ook eenige Fransche dagbladopstellers geridderd werden, maar geene Vlaamsche. Het vraagt dat, in het vervolg, ook de verdienstelijkste onder de Vlaamsche journalisten aan de beurt zouden komen.
Wij sluiten ons aan bij dezen wensch. Ter zijde van de in 't Fransch schrijvende mannen, die elken dag op de bres staan ter verdediging van de hoogste belangen eener natie, zijn er Vlaamsche gazetopstellers, die dezelfde moeilijke, niet altijd aangename taak vervullen en dit doen met kennis en toewijding. Niet alleen in de groote steden, maar ook in geringere plaatsen, kan men zulke mannen vinden, die twintig, dertig, ja vijftig jaren den goeden kamp hebben gestreden, en die daarbij, in 't algemeen gesproken, weinig roem en luttel goud hebben vergaard. Wij althans, kennen er, ook buiten de provincie-hoofplaatsen, die wel een ridderlint hebben verdiend, één onder andere, die sedert veertig jaren een weekblad in het licht geeft, eigen opstel of eigen bewerking van het begin der artikelen tot aan de advertentien, in eene eenvoudige, zuivere, vloeiende taal, en die daarenboven zijne stadsgenooten, gedurende minstens een tiental jaren, wekelijks heeft bekend gemaakt met het verledene hunner geboorteplaats.
Een eerlijk dagbladschrijver, die zijne taak volgens geweten en met gezond oordeel vervult, is, in ons oog, even verdienstelijk als een
| |
| |
romanschrijver of dichter, al wordt van hem minder genie en minder kunst gevergd. De nationale belooning moet niet uitsluitelijk gegeven worden aan leden van Academien: ook buiten deze geleerde genootschappen zijn er wel penvoerders, die er aanspraak op mogen maken. De benoeming tot ridder van enkele Fransche gazetopstellers, door den heer Minister Schollaert, is een eerste stap, een verstandig afbreken met bestuurlijke vooroordeelingen, hetwelk, wij durven het hopen, eerlang door eene nieuwe erkenning van wezenlijke verdienste, op Vlaamsch gebied, gevolgd zal worden.
D.
Varia. - De Vatikaansche bibliotheek bevat heden 2465 Oostersche handschriften, waarvan 656 Hebreeuwsche, 926 Arabische, 469 Syricische, 93 Koptische, 3 Samaritaansche, 38 Indische, 22 Slavische, 2 Geogische, 10 Chineesche en 1 in 't Sanskrit. De meeste in het Hebreeuwsch komen voort van een legaat aan Frans II, hertog van Arbino in 1626. - Een gedenkteeken wordt opgericht aan Louis Veuillot, idem een aan admiraal Tromp, idem een aan Pickery in leven beeldhouwer te Brugge. - De schriften van Peter Benoit gaan verzameld en uitggeven worden. - Franciscus van Edgar Tinel, reeds een honderdmaal in Belgie en den vreemde opgevoerd, werd dezer dagen ten gehoore gebracht te Antwerpen. Men zegt insgelijks wonder van zijn muzikaal drama Sinte Godelieve, waar de meester de laatste hand aan legt. - De jury gelast met de beoordeeling van den vijfjaarlijkschen prijskamp van de geschiedkundige wetenschappen is samengesteld als volgt: Brants, hoogleeraar te Leuven, Bormans, id. te Luik, Hubert ibid, Pirenne, id. te Gent, Rivier id. te Brussel, Willems, ibid., Wauters, leden der Koninklijke Academie te Brussel.
Leopoldsorde - De heeren Frans de Potter, Ed. van Even, Ed. Gailliard, J. Micheels en Dr. Hansen, leden der K. Vl. Academie, zijn benoemd, de twee eersten tot officier van het Leopoldsorde, de anderen tot ridder. Onze medewerkers Deken Bets, te Zoutleeuw, en Deken De Gryse te Kortrijk, zijn insgelijks vereerd met de Leopoldsorde. - De heer Gailliard is ook bewaarder benoemd van het Staatsarchief te Antwerpen.
† Kardinaal Galimberti, Staatsman van zijne Heiligheid den Paus. Terwijl hij leeraar was van geschiedenis aan de Propagande en de Sapience schreef hij onder andere een merkwaardig werk over de wijsbegeerte in de geschiedenis Met Henri de Houx stichtte hij in 1881 het Journal de Rome en later in 1892 Le Moniteur de Rome.
† Von Treitschke, Duitsche historicus, opvolger van Ranke, schrijver van eene vermaarde geschiedenis van Duitschland in de XIXe eeuw. Hij was doof-stom geworden op den leeftijd van 4 jaar en niettegenstaande dit, gelukte hij er in meer dan betamelijk te spreken en te doceeren.
† Cernuschi, vermaarde economist. Hij werd geboren te Milanen, en stierf nu te Nizzea; in 1848 deed hij veel van zich spreken als een omwentelaarsgezinde; bijzonderste werken: Le Mécanisme de l'échange, Or et Argent, Le Métallisme nécessaire pour le continent, Les Etats Unis et l'Angleterre, Le grand procès de l'Union latine.
† Aug. Wagner, gewezen leeraar en beheerder der Hoogeschool van Gent. Hij was een man met veel kennis en geleerdheid, inzonderheid in zaken van kunst, oudheden en onderwijs. Een tijd lang
| |
| |
was hij liberale schepen en volksvertegenwoordiger voor Gent, alhoewe geen strijdend flamingant heeft hij toch veel diensten aan de Vlaamsche zaak bewezen, namelijk bij de stemming van de wet op het middelbaar onderwijs in 1883. Op zijn steifbed heeft hij de HH. Sacramenten ontvangen.
† Antoine Bruckner, Oostenrijksche toondichter. - Jan Meert, beroemde Gentsche schilder, te Brussel; in zijne jeugd was hij letterzetter. - Jan Volders, stichter van Le Peuple te Brussel. - Pierre Blanc, Fransch staathuishoudkundige. - Michel Réal, Fransch dagbladschrijver en dichter: Histoire philosophique et anecdotique. - Constantin Paul, Fransch geneesheer: Diagnostic et traitement des maladies du coeur. - Parkes Henri, Australisch staatsman en schrijver eener historie van Australié. - Alfred Luton te Parijs: Traité dès injections sous-cutannées. - Barthelemy Hauréau, Fransch archivist. - Eugène Guyon, Fransch dagbladschrijver: La Soirée de la Baronne. - F. Gumberts, Duitsch toonzetter en dichter van 400 volksliederen.
|
|