Het Belfort. Jaargang 11
(1896)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 360]
| |
Boekennieuws en kronijk.De Keure van Hazebroek van 1336 met aanteekeningen en glossarium, door Edw. Gailliard, onder-archivaris van den Staat te Brugge, werkend lid der Koninklijke Vlaamsche Academie, enz. - Tweede deel. - Gent, A. Siffer, 1899. Prijs fr. 5.00. Nog geene twee jaren zijn er verloopen sedert wij, hier in het Belfort, slechts wooiden van lof vonden om het verschijnen van het eerste deel der Keure van Hazebroek te begroeten. Nu ook het tweede deel van de pers gekomen is en wij kennis hebben genomen van het lijvige, 448 bladzijden behelzende boek, vinden wij ons genoodzaakt in herhalingen te vervallen, en, zij het dan ook in andere woorden, den schrijver evenals de eerste maal geluk te wenschen om de voorbeeldige nauwgezetheid waarmede hij zijne onvermoeibare werkzaamheid deed gepaard gaan, en de Vlaamsche Academie om de eer welke haar te beurt valt een arbeid als dezen te hebben uitgelokt en een werk als dit is onder hare uitgaven te mogen tellen. Dit tweede deel bevat den tekst van de artikelen 50 tot 100 der merkwaardige Hazebroeksche Keure. Evenals het geval is met de 50 eerste artikelen, welke de heer Gailliard in het eerste deel zijner uitgave mededeelde en behandelde, hebben deze vijftig volgende artikelen op de meest uiteenloopende zaken betrekking. Varietas delectat, zegt het spreekwoord. Doch volkomen waar is dat toch niet: het springen van den hak op den tak wordt na weinigen tijd zeer afmattend. Eene dergelijke soort van afwisseling verliest spoedig hare bekoorlijkheid en roept als van zelf Houwaert's wijze spreuk voor den geest: ‘Houdt middelmate.’ Dat de stof verhakkeld is in zoo- of zooveel onsamenhangende artikelen, is echter de schuld niet van den uitgever; de taak van dezen laatste wordt er aanzienlijk door verzwaard, en hij, nog veel meer dan de lezer voorzeker, zou het wel anders hebben gewild. De bepalingen van de Hazebroeksche keure volgen op elkaar, zonder onderling verband, en de grilligste willekeur van het toeval is blijkbaar hier aan 't werk geweest. Met zooveel te meer ongeduld zien wij dan ook het derde deel te gemoet dat orde zal brengen in dien baaierd, daar het, benevens de verklaring der overblijvende artikelen, ons insgelijks eene Inhoudstafel van de behandelde stof zal brengen en ons in staat zal stellen een blik te werpen over het geheel. Wanneer, op die wijze, het werk van den ijverigen en geleerden Bestuurder der Koninklijke Vlaamsche Academie voltooid zal wezen, zullen wij ons mogen verheugen in 't bezit van een model-arbeid en zullen wij alleen nog te wenschen over hebben velen zijn spoor te zien drukken, en voor belangrijke oorkonden en keuren van andere Vlaamsche steden uitgaven volgens hetzelfde stelsel te zien bezorgen. De keure van Hazebroek zelf, waarvan wij benevens den oorspronkelijken ouden tekst, eene vertaling | |
[pagina 361]
| |
van ieder artikel in tegenwoordig Nederlandsch, en eene tot het uiterste gedreven nauwkeurige kritische navorsching van den zin en de beteekenis al dier artikelen zullen bezitten, zal meteen, door de overzichtstafel welke de uitgever er zal aan toegevoegd hebben, geroepen zijn de grootste diensten te bewijzen aan allen welke zich een denkbeeld van het maatschappelijk leven eener middeleenwsche stad wenschen te vormen door middel van de stedelijke verordeningen welke voor doel hadden de regeling ervan vast te stellen. Van het tweede deel zelf hebben wij bijna nog niet gesproken. Wij durven de bespreking ervan eigenlijk niet aan. De reden ervan strekt den heer Gailliard tot eere: telkenmale een der artikelen van de keure er aanleiding toe geeft, neemt hij de gelegenheid te baat om zijne bespreking van den tekst en van de beteekenis uit te breiden tot eene overvloedig gedocumenteerde en meest altijd uiterst grondige en leerzame studie over de behandelde zaak Zoo vergast hij ons beurt om beurt op kostbare bijdragen op het gebied van de middeleeuwsche tijdrekenkundeGa naar voetnoot(1), van de middeleeuwsche rechtsplegingGa naar voetnoot(2), van de kennis der volkszeden in de middeleeuwenGa naar voetnoot(3), van de plaatselijke gebruikenGa naar voetnoot(4), enz. enz. Waar zijne geduldige opsporingen hem tot geen voldoenden uitslag mochten lerden en hij, na alles daartoe in het werk te hebben gesteld, er toch niet genoegzaam in mocht slagen de juiste beteekenis van een woord of uitdrukking te bepalen, de reden te ontdekken van zulk of zulk gebruik aarzelt de gewetensvolle uitgever nooit zelf onze aandacht te vestigen op die leemte. Men weet dus immer waaraan men zich te houden heeft. Het vertrouwen van den lezer wordt er slechts te grooter om. Ongetwijfeld zal het den heer Gailliard mogelijk zijn, in het Inhoudsoverzicht dat hij aan het derde deel van zijn werk zal toevoegen, over eenige van die duistere punten nog wat licht te doen opgaan. Met ongeduld zien wij dan ook dat derde deel te gemoet, dat de voltooing zal wezen van een der keurigste uitgaven - ook, voegen wij er dit uitdrukkelijk bij, ook in typographisch opzicht - waarop de Koninklijke Vlaamsche Academie met fierheid zal kunnen wijzen. Paul Verlaine, door P. de Mont (Overdruk uit het Tijdschrift van het Willemsfonds) Veel is er geschreven over den dichter van Sagesse, Parallèlement, La bonne chanson, Romances sans paroles, enz. ter gelegenheid van zijn | |
[pagina 362]
| |
afsterven, doch geene studie die het haalt bij deze voor volledigheid, ingrijpendheid en beeldende plasticiteit. De dichter-vagebond - uiterst moeielijke taak - wordt er duidelijk in geschetst in al zijne complexiteit en tegenstrijdigheid, draaiende met de winden zijner ziedende driften en zijner overprikkelde gevoelens, nu eens ziekelijk week bij stille aandoeningen, dan woest gewenteld in het slijk, en verder welgemeend op zijne knieën en met betraande wangen om vergiffenis smeekend en eeuwige trouw zwerend aan God en de H. Maagd, welke hij als zijne teedere moeder aanroept. Juister dan daar is hier het woord van Forbes omtrent Shakespeare: totus in antithesi. Pol de Mont studeert met eene wondere gevatheid, eene rijke belezenheid en een benijdenswaardigen zin van critiek al de geestesvoortbrengselen van den gemalen boheem der letteren, in opzicht van gedacht, gevoel, vorm en maaksel. Hij verhaalt ons het veelbewogen bestaan van dien modernen Villon in de wilde verslingeringen van zijn rampzalig levensodyssee. Zijne levensdronken uitspattingen op de tijdstippen van zijne betrekkelijke weelde wonen wij bij, alsook zijn boetezitten in de gevangenis te Bergen, en zijne armzalige nachten op naakte zolderkamerkens en in de bange gasthuiszalen. Elke stadie van dit leven lezen wij in overeenstemmende gedichten; de sensatieman indrukkelijk als eene sensitieve, wilkrachteloos als een lijdend kind schildert er zich ten voete uit met zijne grillige en fugitieve aandoeningen, naief, openhartig, dichtende zonder gemaaktheid en zonder bekommering om den indruk op de wereld, zijne ziel openleggende met al hare aandoeningen, slechte of goede, zooals zij er natuurlijk in opboirelden. Veel moet er hem ten laste gelegd worden, doch, dat hij zich ooit, om welke reden ook, met een masker omhing, dat niet, hij was altijd waar en rechtzinnig Stellig hebben zekere critici den armen Lélian te veel verguisd en anderen te veel opgehemeld, misschien is ook de middelbaan hier de gulden baan. Zeker is het, dat hij een afschuwelijk leven geleid heeft, zeker is het ook, dat hij veel geboet heeft, en ontegensprekelijk is het met min, dat hij een der grootste, zoo met de grootste dichter was onzer eeuw Hij heeft in Sagesse, Amour, Bonheur, verzen geschreven van eene christene intensiteit en een hoog katholiek mysticisme, die doen denken aan de HH. Hieronymus, Augustinus en Terezia. ‘De kameraden van Verlame's jeugd, zoo sprak bij de opene groeve de académicien Coppée, zouden gaarne afstand doen van de streelingen en de ijdelheid van een maatschappelijke loopbaan, gaarne hongeren en zwerven als de arme Lélian deed, indien zij daardoor de zekerheid verwierven, evenals hij zelf, eenige onvergankelijke verzen te kunnen nalaten en op hun graf te verwerven den lauwer der onsterfelijkheid.’ Dat God hem bermhertig weze, is het gebed van den christen. De arme man heeft veel bemind, hopen wij dat er hem veel zal vergeven worden.
Voorloopertjes, door A.M. Van Veenheuvel. - W. Van der Sloot, Venloo. - Een kleine brochuur gedichten, lichte rijmen, eerstelingen gedicht op de banken van het College, zonder pretentie, maar toch met zonder waarde. Zoek er geen lyrische zwier in, geen fijne geciseleerde taal, geen diepe philosophie, maar alleen de lichtgerijmde uitboezeming van een rustig gemoed dat ver van het koortsachtig gewoel der stad, in een stillen vrede woont. ‘Ziet, mij tot vreugde strekt vooral
Des vogels lief refrein,
Het kablend beekje, en 't mosrijk dal
En Lente's zonneschijn
| |
[pagina 363]
| |
Al spelen het kabbelend beekje, en Aurora, en de Lent, de hoofdrol in dit bundeltje, toch las ik het met genoegen, misschien wel omdat het, eenvoudig en frisch als een heideploempje, kwam met een zuiveren zachten adem, na de capiteuse genren van vreemdvormige orchideeën die me zoo vaak hoofdwee aanzetten. - Na de lezing van het onzinnige dat de moderne literatuur voortbrengt, is het ongekunstelde, het naïeve werkje soms zoo welkom, dat men de fouten overloopt, alleen genietend het reine, het heldere van zijn eenvoud. Zijn beekje gaf mij in mijn berookte kamer de impressie van den buiten; eenige gedichtjes die pittig wilden zijn deden me lachen, ik las ook wel een ballade met genoegen - meer heeft de schrijver met bedoeld; hij vond een lezer die eimede tevreden was, en zoo is alles goed. - Later leert hij wel hoe de dichter, wreed tegen over zijne geesteskinderen moet zijn, hoe hij zijn valerliefde wat meer moet bedwingen en, al is het dan ook ruw en brutaal, hij niet aarzelen moet, de misvormde kinderen in het vuur te werpen. - Ook wensch ik, hem later nog wel te ontmoeten met een nieuw troepje, altemaal mooie en aardige kinderen.
Waassche Zangen, gedichten van Edgar De Waele en Florens Van Durme. - Gent, drukkerij A. Siffer. - Prijs fr. 1,50 Wij hebben met genoegen dit fraai boekdeel doorbladerd, waarin de zangen onzer twee jeugdige en gemoedelijke Waassche dichters elkander beurtelings afwisselen. Het zal den lezer wellicht zonderling voorkomen deze twee dichters hunne gewrochten gezamenlijk te zien uitgeven. Dit is eene nieuwigheid welke het boek eene aantrekkelijkheid te meer bijzet, aangezien de verscheidenheid daardoor wordt bevorderd. Zeggen wij echter dat de heeren De Waele en Van Durme, welke beiden de lyrische poezie beoefenen, schier voorkomen als een dichterlijke tweeling en dat het moeilijk zou zijn te bepalen wie van beiden den lezer het meest zal treffen. Het zou ons te ver leiden hier aanhalingen te doen om ons gezegde te staven. De liefhebber van reme en gevoelvolle Vlaamsche poezie neme het boek ter hand en hij zal er ten volle zijne gading in vinden. Wel is waar zal hij hier en daar zwakke plaatsen aantieffen, eigen aan de eerstelingen van jeugdige dichters, doch deze worden veigoed door gloed- en gevoelvolle zangen die meer dan aanleg verraden. Wellicht komen wij hier op terug om in eene gewetensvolle critiek, tot bate der letterkunde en der schrijvers zelf de aandacht dezer jonge en veelbelovende dichters te roepen op zekere tekortkomingen, welke zij in het vervolg te vermijden zullen hebben. Een afdruksel van dezen bundel is aan Z.M. den Koning en aan Z.K.H. Prins Albert gezonden geworden. Vleiende brieven van dank, aanmoediging en ondersteuning zijn welhaast, van wege het Hof, de schrijers komen beloonen. Dit feit vereert de dichters en vereert de koninklijke Mecenas' die zoo doende zich beijveren de nationale letteren aan te moedigen en te beschermen.
Louis de Boisot door Mr. J.B. ridder van der Schueren, - Leiden, J.W. Van Leeuwen, 1894. Opgeluisterd door de knap uitgevoerde leproductie eener ets welke den vermaarden vlootvoogd voorstelt, is deze levensbeschrijving zelf eene kostelijke bijdrage tot de kennis van het woelige tijdperk dat de scheuring | |
[pagina 364]
| |
der vereenigde Nederlanden zag gebeuren. De schrijver merkt op dat het in historisch opzicht een onrecht is, wanneer in de geschiedenis van ons Vaderland ‘de voornaamste medestanders van Pins Willem van Oranje in zijn opstand tegen Koning Philips voor het nageslacht onbekend gebleven zijn. Hun naam alleen wordt eene enkele maal genoemd: bij een gewichtig feit, bij een groote gebeurtenis komen zij voor een oogenblik uit het duister te voorschijn, maar om weer even spoedig te verdwijnen.’ De naam van Boisot wekt onmiddellijk de herinnering op aan het ontzet van Leiden. Ziehier dan, uit enkele brieven van den Admiraal en uit de dagboeken van zijn hofmeester, eene zeer aantrekkelijk geschetste levensbeschrijving, en voornamelijk een uitvoerig verhaal van de merkwaardige gebeurtenissen waarin hij, als admiraal, een rol speelde, met name van den beroemden en heldhaftigen tocht om Leiden te ontzetten, en die er in al zijne bijzonderheden wordt behandeld. Door de ruime mededeeling van ambtelijke stukken, van den ‘Inventaris van den meuble goeden, dezer werelt achtergelaten bij Joncheer Loys de Boisot...’ enz. heeft de schrijver zijne verdienstelijke studie nog meer waarde bijgezet. Ze weze warm den belangstellenden aanbevolen.
Maria's Thomas a Kempis, of de Navolging van Maria, door Fr. Sebastianus Sailer, van de Orde van Premonstreit, uit het Latijn vertaald door Fr. Gerlacus Franken dierzelfde Orde der abdij van Averbode; vermeerderd met de dagelijksche gebeden van eenen christen. - Kerkelijk goedgekeurd, uitgegeven ten voordeele der missie in Brazilië. - Averbode, J. van der Linden 1896. Ziedaar een boekje, dat welkom zal wezen bij elken Maria-dienaar, nu vooral, in het begin van Maria's Meimaand. De Navolging van Christus is door iedereen gekend en gewaardeerd. Ook zag reeds hier en daar eene Navolging van Maria het licht. Geene echter genoot zoo'n bijval als bovengemeld boekje, dat reeds in verschillende talen verscheidene uitgaven beleefde. De Eerw. Vertaler, die het in het Nederlandsch overzette, ontving dan ook van verscheidene zijden reeds de schoonste aanmoedigingen. De gebeden, die de Vertaler er aan toegevoegd heeft, maken er een waar handboekje van voor iedereen, een schoon handboekje van 300 bladz., dat voor iedereen voldoende is en voor niemand te groot. Het boekje kost, in zwart linnen band met geperste figuren, rood op snee en vergulden titel, fr. 0,90 (1 fr. franco); andere banden zijn verkrijgbaar aan fr. 2,00; 3,60; 4,20; 5,00; 5,60; 6,00 en 6,50. De opbrengst van het boekje, dat op duizenden exemplaren getrokken is, is bestemd voor de Missie der Eerw. Norbertijnen in Brazilië. Het boekje is verkrijgbaar bij den schrijver, in de abdij van Averbode (Sichem bij Diest); bij de Ieveraars en Ieveraarsters van de Aartsbroederschap van O.L.V. van het H. Hart, en bij alle boekhandelaren. Une femme bourgmestre d'une ville belge au XVIIIe siècle, par Alph. Goovaerts, archiviste adjomt du Royaume. Antwerpen, 1896. - Het feit, in den titel van 't hier aangekondigde schrift vermeld, zal vreemd voorkomen, 't is evenwel zóó. Gedurende met min dan 15 jaren werd de zetel van den eersten magistraat der stad Namen, na het overlijden van Thomas Maloteau, bekleed door dezes weduwe, die het bestuur voortzette... gelijk de vrouw van eenen winkelier, na den dood haars mans, achter de bestelbank zou blijven. Niemand in de stad kwam daartegen op, en de regeering evenmin. | |
[pagina 365]
| |
Het geval is, vermoedelijk, éénig: wie vernam er ooit iets van eene vrouw-burgemeesterin! Wij raden onze Lezers aan, het boekje (verknjgjaar bij den Uitgever dezes), te koopen: 't is een wezenlijk curiosum! Vooraf gaat eene beknopte maar toch volledige schets van de inrichting des gemeentebestuurs te Namen sedert het jaar 1100, in welke verhandeling de Schrijver, een in vele opzichten zeer beslagen man, blijk geeft van zijne grondige kennissen in de geschiedenis van België.
Davids-Fonds. - In uitvoeling van art, 24 der standregelen: Algemeene vergadering op Donderdag 7 Mei, om 12 uur in de Promotiezaal der Hoogeschool te Leuven. Dagorde: 1e Verslag van den algemeenen Secretaris. 2e Rekeningen van 1895 en begrooting voor 1896. 3e Bespreking der ingekomen voorstellen vóór 25 April. Elke afdeeling, die in het voorziene hulpgeld wil deel hebben, moet boven de gewoone voorwaarden, ten minste door één lid in de algemeene vergadering vertegenwoordigd zijn. - Vrijdag 17 April greep er te Gent eene provinciale kiezing plaats tot het vervangen als afgevaardigde bij het hoofdbestuur van den eerw. heer Dr H. Claeys, ondervoorzitter benoemd in de plaats van L. Mathot. De heer Van Hemelryk, schoolopziener en voorzitter der bloeiende afdeeling Zele, werd met meerderheid gekozen. De vergadering was vrij talrijk: de afdeelingen van Gent, Asper, Zele, Wetteren, St-Nicolaas en Dendermonde waren er met talrijke leden vertegenwoordigd. Verschillende punten van algemeen belang werden er ook besproken, onder andere de wenschelijkheid een zeker getal bladz. in de uitgaven van het Davids-Fonds te bestemmen voor het opnemen van betaalde aankondigingen. - Asper-Eme hield op 2en Paaschdag eene vergadering waarin de heeren Van Cleemputte en Maenhout, volksvertegenwoordigers, alsmede Baron della Faille, provincieraadslid, de eerw. heer Pastoor Pycke en de heer Van Hecke, onderwijzer te Lemberge, het woord voerden. De heer Van Hecke sprak over den Onderlingen Bijstand. - Eene nieuwe afdeeling komt waarschijnlijk in het kanton Ledeberg (bij Gent) tot stand.
K. Vl. Academie - Zitting van 15 April onder voorzitterschap van den heer E. Gailliard. De heeren P. Willems, Coopman en Daems worden, te zamen met het Bestuur, belast met het voorstellen der voorloopige candidaten voor de openstaande zetels: twee van briefwisselend lid en een van buitenlandsch eerelid. De heer Génard zendt een waardeerend bibliographisch artikel over de Geschiedenis der kerk van Hoogstraten, door de heeren Adriaensens en Segers. Dit monument werd gebouwd in de 16e eeuw naar de plans van den vermaarden Rombout Keldermans, den schepper van het Gentsche stadhuis en andere merkwaardige gebouwen. De heer G. Segers deed lezing van een opstel: Over het nationalismus van Vondel. Beide voorlezingen zullen verschijnen in de Verslagen. De jaarlijksche plechtige zitting zal tot in Augustus verschoven worden, om alsdan de nieuwe feestzaal in te huldigen.
De verdwijning van het schoone. - Over de leelijkheid van ons huidige leven (The uglinees of moderne life) heeft de Engelsche schrijfster Ouida een artikel geschreven in de Nineteenth Century, aflevering van Januari. Zij schrijft: ‘Daar gaat een smartkreet over heel de aarde, van jammer over de schoonheid, die aan 't sterven is, als een levend schepsel, dat den kanker met zich omdraagt. Bosschen worden | |
[pagina 366]
| |
uitgeroeid; dreven en buitenplaatsen gaan tegen den grond, en het leven, dat er in huisde, sterft. Men leidt watervallen af om fabrieken te drijven, wier walmen heinde en ver de lucht verduisteren en de planten doen kwijnen. De afgelegenste heiligdommen der natuur worden overrompeld door woelige toeristen en rumoerige spoortreinen. In de tropische oerwouden rukt men de kostbaarste gewassen uit den grond, en om het behoud der voor haar voortplanting vereischte voorwaarden bekommert de ruwe hand zich niet. In Italië stroopt men jaar in jaar uit, maanden achtereen, de bladeren van mute-, laurier- en magnoliatakken zóo lang tot dat de mishandelde boomen den strijd opgeven, en het land van een zijner klassieke sieraden beroofd raakt. Steeds verder strekken de uit haar kracht groeiende steden haar troostelooze buitenwijken uit, en steeds verder raakt de stedeling gescheiden van het land. In de plaats der grillige straten van weleer verrijzen eentonige, vlakke huizenrijen, waar geen zaadkorrel zich vasthecht, geen vogel een plek vindt voor zijn nest. Welk een onderscheid met den ouden tijd, toen de vrije natuur den stadsbewoner tot aan de muren en de wallen zijner woonplaats tegemoet kwam, ‘rein als een vroolijk kind, met veldbloemen in haar schoot.’ (Volksbelang.)
De Postzegel voor de Tentoonstelling van Brussel. - Het is de jeugdige kunstenaar Alfred Vau Neste, van Brugge, nu soldaat bij het genieregement te Antwerpen, die nummer éen bekwam in den prijskamp uitgeschreven door den Staat voor een ontwerp van postzegel ter gelegenheid van de toekomende tentoonstelling te Brussel in 1897. Deze bekrooning is des te merkwaardiger daar de zeer jonge kunstenaar in strijd kwam met oudere en reeds zeer befaamde artiesten, als Van Kuyck, C. Montald, Armand Hems, De Haen, Jean Ubaghs, en dat de premie hem toegekend werd met bijna eenparige stemmen. De postzegel (die grooter zal zijn dan onze gewone) verbeeldt op het voorplan den beschermheilige van Brussel: Sint-Michiel met de draak; dan op zwarten grond, de schetsen van het stadhuis, de Beurs en het justiciepaleis; bovenaan een hoekje Brusselsche kant met het zegel der stad. In een woord, een compositie die beantwoordt aan het eigenlijke doel van den postzegel: eene blijvende herinnering geven van de stad waar de Tentoonstelling plaats greep. Over kort verschijnt bij den uitgever A. Siffer een prachtwerk, een roman-legende van Hendrik de Marez: de Gouden Vlinder, voor welk werk de heer A. Van Neste, vijf en twintig penteekeningen gemaakt heeft, die door hunne groote artistieke waarde, de uitspraak van de Brusselsche jury zullen bevestigen. Het zijn niet eenvoudige karakterlooze ‘prentjes’ als die gewoonlijk de boeken illustreeren, maar echte kunstwerken, die door hunne eigenaardigheid, een manier van illustratie inhuldigen tot hiertoe onbekend in onze Vlaamsche literatuur.
Th. Lybaert. - Onze beroemde stadsgenoot is inzonderheid gekend in Duitschland, waar zijne schilderijen veel waardeering en veel koopers vinden. Nu in La France illustrée is insgelijks eene merkwaardige studie over hem verschenen onder het handteeken van Ch. Buet. Sprekende over de schilderijen in gothieken trant door den Gentschen schilder behandeld, noemt hij dezen den Memlinc der negentiende eeuw, en zegt verder: ‘De Madonas en de Heiligen welke de lieer Lybaeit met het penseel op het doek toovert, dragen als algemeen kenteeken een oudheidkundig merk vol aantrekkelijke bevalligheid en zelfstandig effekt. Hij ontleent aan de groote meesters der middeleeuwen, hun remen | |
[pagina 367]
| |
eenvoud, hunne zwierige doch correcte teekening, aan de miniatuurschilders van de vijftiende eeuw hunne schitterende kleuren, en aan de meesters der renaissance het veifijnd realism een de mollige breedte hunner opvattingen. En door die versmelting van hoedanigheden, die in zeer bepaalde verhoudingen een origineel geheel uitmaken, heeft de heer Lybaert eene kenmerkende manier van werken verkregen welke niemand hem zal noch kan betwisten, alhoewel dat elk afzonderlijk bestanddeel soms gekende bladzijden op gekende typen herinnert.’ Nu, 19 april laatst heeft men plechtig het voltrekken gevierd der muurschilderingen in de St. Annakerk te Gent, muurschilderingen door Canneel begonnen en door Th. Lybaert voleindigd. Vroeger gaven wij hier eene uitgebreide studie over die merkwaardige tafereelen.
Varia. - Zondag 12 April hield de Volksraad hare jaarlijksche plechtige vergadering te Brussel, onder voorzitterschap van Baron de Maere. 's Namiddags had een Vlaamsche landdag plaats. - De Osservatore Romano gaflaatst als mengelwerk Roberti di Bethune, dat niet anders is dan Conscience's Leeuw van Vlaanderen De melding ‘delle Francese’ toonde dat men daar meende te doen te hebben met een oorspronkelijk Fransch werk. - Shakespeare. - Pater Bowden van het Oratorium te Londen bereidt een werk waarin hij zich voorstelt te bewijzen dat de groote tooneeldichter tot den katholieken godsdienst behoorde, er in leefde en stierf. - Broeder Alexis der christelijke scholen is door de Maatschappij van Aardrijkskunde te Parijs vereerd met het eeremetaal van den prijs Charles Grand, voor zijne aaidrijkskundige werken - Opgeleid door den heer Volksvertegenwoordiger Van Cleemputte zijn de afgevaardigden van den Landsbond, de heeren Bouqué en Siffer (Gent), De Visschere (Brugge), Gisseleire (Brussel), Bellefroid (Hasselt) en De Block (Puurs), welwillend door het Ministerie in gehoor ontvangen om te spreken over de stemming van de voorstellen Vanderlnden en Coremans, en hebben alle hoop dat deze nog in dezen zittijd zullen gestemd worden. Het is de uitdrukkelijke wensch der Regeering. - De heer Leopold Plettinck schrijver van Karel van Mander en zijne werken, waarvan thans eene derde vermeerderde uitgaaf onder pers ligt, is vereerd met de palmen van Officier d'Academie. - Te Weenen gaat een standbeeld opgericht worden aan Mozart, te Straatsburg aan Luther, te Parijs aan Pasteur en te Berlijn aan Heinrich van Antwerpen, onzen Hendrik Veldeken, eerst abt te St-Truiden, daarna kanunik te Brandenburg en in Duitschland als groote geschiedschrijver geroemd - In den wedstrijd voor de nationale landbouwbibliotheek is de heer G Staes, van Gent, vereerd met eenen prijs van duizend frank voor zijn vlaamsch werk over de Ziekten der planten. - Van J.H. Van Dale's groot woordenboek der Nederlandsche taal verschijnt thans de vierde vermeerderde druk, onder toezicht van H. Kuiper en A Oppel: 20 maandelijksche afl. van 96 bladz. ieder aan 1 fr. stuk. - De inschrijving van Ledeganck's standbeeld te Eecloo beloopt heden 25,000 fr.; 5,000 ontbreken nog, bericht aan de vereerders van den dichter der Drie Zustersteden. - De provinciale commissie ter bevordering van kunstnijverheid te Antwerpen schrijft een prijskamp uit voor een practisch boek tot onderricht en opleiding van den smid premie 3000 fr.; vrachtvrije toezending der handschriften vóór 1 Oct. 1897. Om alle inlichtingen, schrijven aan den heer Jacobs, buieeloverste bij het provinciaal bestuur te Antwerpen. - Van Prof. Jan ten Brink's geillustreerde Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde is de 10e afl. | |
[pagina 368]
| |
verschenen gewijd aan Coornhert, aan de rederijkskamer In liefde bloeyende, aan Spieghel, aan Roemei Visscher, enz. met onder andere illustratien de portretten dezer laatst genoemden - Van Dr J.W. Weber, den vermaarden schrijver van Dreizehn Linden is verschenen Herbstblätter, 7e uitgave.
† J.P. Hasebroek, Nederlandsche letterkundige, te Amsterdam, 84 jaar oud. Met zijnen vriend Nicolaas Beets bleef hij alleen over van de schaar kunstenaars zooals Potgieter, Bosboom, Kneppelhout, Hofdijk, enz. die na 1830 de letterkunde in Holland op eene nieuwe baan brachten. Zijn bijzonderste werk is Waarheid en Droomen, in 1840 onder den deknaam Jonathan verschenen.
† C. Honigh, Hollandsche letterkundige van naam. Hij dichtte Mijn lente (1871), en Geen zemer (1880) en bezorgde de laatste uitgave van Jonckbloet's Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde, waaraan hij zich voorstelde een deel te voegen over de hedendaagsche schrijvers. Hij verongelukte met zijnen velo.
† W.S.G. Nicolaï, groote Hollandsche toondichter, bestuurder sedert 25 jaar van de koninklijke muziekschool in den Haag. Hij was opsteller van het muziekblad Cecilia. Bijzonderste werken: Hansken van Gelder, Bonifacius, Das Lied von der Clocke, Vondel-Hymne, enz.
† Humann, Duitsche oudheidkundige, vermaard voor zijne opdelvingen te Pergame. Hij schreef een werk met medewerking van O. Pichler over klein Azia en het Noorden van Syrië.
† Karl Marquard Sauer te Freiburg, wel bekende polyglotte en samensteller van spraakkunsten en woordenboeken voor menige talen. Hij schreef ook eenige romans.
† Leon Say, Fransche staatkundige en economist, kleinzoon van Jean-Baptiste Say den stichter der staathuishoudkunde als wetenschap. Hij schreef: Les finances de la France, Le socialisme d'Etat, Les solutions démocratiques de la question des impôts, Dictionnaire des finances, enz.
† Amedée Bocher, Fransche schrijver: La politique d'économie, La France dans l'Avenir, Les progrès modernes, La fin de l'Europe. † Borel d'Haulerive: Annuaire de la noblesse de France, Nobiliaire de la France. - † Henri Demangeat, Fransche romanschrijver. - † Thomas Hughes, Engelsche magistraat en letterkundige. - † Mathieu Le Roy. La philosophie au pays de Liège au XVII et au XVIII siècle, L'Université de Liège depuis sa fondation. - † Antoon Wichede, Duitsch militaire schrijver, hij gaf werken uit over de Oorlogen van Frankrijk tegen Duitschland in de twee laatste eeuwen en over den Franco-Duitschen kring in 1870. - † Kanunnik Bargès, bekende Orientalist en gewezen leeraar aan de Sorbonne, 86 jaar. - † Me Paul Lacroix, (Bibliophile Jacob) die in den tijd een zekere vermaardheid gehad heeft in de letterwereld, 91 jaar. - † Pater Orlando S.J., gewezen hoofdopsteller van Suilia Catholica. Hij was met wijlen Dom Margotti van de Unita Catholica een der knapste Italiaansche gazetschrijvers. - † Alexander Ritter, Russische toondichter, echtgenoot van eene nicht van Richard Wagner. |
|