Het Belfort. Jaargang 11
(1896)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 358]
| |
Maria-liederen.Ga naar voetnoot(1)I.Het kwaad is losgebroken
En zaait verdelging om;
Het grijpt naar Troon en Outer,
Naar Huis en Eigendom.
o Hemelkoninginne,
Zij met ons lot begaan!
Om troost en rust en minne
Schreit Land en Kerk u aan.
Bewaar ons al te zamen,
o Moeder, mild en goed;
De booze is deerniswaardig,
De braven vragen moed.
Uw beden zijn zoo krachtig,
Uw goedheid is zoo groot;
Gij zult de volken redden
Uit jammer, angst en nood.
| |
II.De schepping bloeit, gekoesterd door de zonne,
En alles groet de vlekkelooze Bruid;
Voor haar het lied, gesuisd door beek en bronne;
Voor haar de geur, verspreid door bloem en kruid.
En zou de mensch dan ook haar lof niet zingen,
En dankbaar zijn voor al wat zij hem bood?
Al wil het kwaad in huis en harten dringen,
Wij houden stand en strijden tot der dood.
| |
[pagina 359]
| |
Maria zoet, wie alle volken prijzen
Als Koningin, als Moeder en als Maagd,
Aan u ons lied, zoo vaak de starren rijzen;
Aan u ons hart, als weer de morgen daagt!
| |
III.De Moeder Gods, verheven in den hemel,
Zit op een troon, omgolfd van eeuwig licht;
Toch houdt zij naar het ondermaansch gewemel,
Vol moedermin, het wakend oog gericht.
Wanneer het volk, in dwazen euvelmoede,
Het hart van God met wee vervulde en rouw,
Dan brak heur hand in 's Heeren hand de roede,
Die volk en land rechtvaardig straffen wou.
Weer zagen wij het kwaad de hel ontstijgen,
Weer klinkt een leer, met recht en deugd in strijd...
De Goede waakt; en als de boozen zwijgen,
Weergalmt het lied der blijde dankbaarheid.
Kortrijk.
Theodoor Sevens.
|
|