- Maar toch heel iets anders dan het tegenwoordige modernisme.
‘Nu ja, maar het was toch duidelijk een begm van eene nieuwe opvatting. In Bilderdijk is nog de breede zwier van het klacissisme te vinden, maar in Potgieter is het realisme en tegelijk het philosophische van onzen tijd meer tot openbaring gekomen. Als men daaraan had vastgeknoopt, dan was dat beter geweest. Maar de jongeren hebben alles afgebroken en roemen toch Potgieter en Alberdingk Thijm, met wie ze in 't groote toch niets gemeen hebben.’
‘Alberdingk was een groot dichter, maar misschien het minst in zijn verzen.’
‘Van al die qualiteiten, die 'de nieuweren heeten te bezitten, kan ik in de ouderen betere exemplaren aanwijzen.’
‘De vorm is ook niet verbeterd. De kunst van terzinen-schrijven wordt door de jongeren niet zoo goed verstaan als door Potgieter. En wat de ideeen aangaat die in de nieuwe voimen heeten te zitten, ik kan er niet zooveel vinden. - Hélène Swarth b.v. schrijft dan ook altijd het best als ze vieux style schrijft.
En dan geven de modernen hoog op van hun natuurgevoel .. Wel, ik ken in dat opzicht nog altijd niets mooiers dan dat eenvoudige versje van Vondel:
Wat zong het vroolijk vogelkijn
Dat in den boomgaard zat.....
en zoo voort. - Maar zooals ik u al gezegd heb: Ik weet de nieuwe richting nog niet juist te defimeeren. Ik denk er tegenwoordig juist over.
Er zal hierbij ook veel afhangen van de vraag, of misschien Lessing's Laokoön moet worden herzien. En dan zou het misschien wel eens kunnen blijken dat de jongeren, juist door hun optreden, bewezen dat Lessing gelijk heeft gehad.
En dan nog dit: Het moderne in de literatuur is weergaloos anti-democratisch; het volk kan het niet begrijpen. Vroeger werd er anders geschreven, b.v. de Chansons de Roland en vooral het Wilhelmus, een ongeëvenaard stuk volkspoëzie, in kloeke forsche lijnen met zwaar koloriet geschapen, geheel vleesch en been. Zet daar eens een nieuw vers tegenover: alles is beneveld. En dat is altijd een groot teeken van décadence geweest.... als de kunst zich terugtrekt in een kleinen kring. Alle groote meesters hebben de kunst weer tot het volk gebracht.’
Niettemin is over 't algemeen onze tijd toch zeker democratisch gezind? Kunt u dan verklaren de tegenspraak tusschen de richting in het maatschappelijk leven en de richting in de kunst?
Ja, ik weet niet of de hedendaagsche democratie wel zoo heel zuiver is, of ze niet zal uitloopen op eene overheersching van één klasse - den zoogenaamden vierden stand - over de andere, zooals na de Fransche revolutie de derde stand overheeischte. Dat heb ik den werklieden altijd voorgehouden en er hun altijd op gewezen, dat de maatschappij moet zijn als een landschap, met elken en beuken, maar ook met weiden en knotwilgen.
- Maar evolutie ook in de poëzie zeer rechtmatig was, maar die haar begonnen hadden er niet de kracht toe.’
- Hoe hadt u het dan willen zien worden?
‘Zooals met Da Costa begonnen is.
- Wel, die heeft toch niet zóó veel nieuws gegeven?
‘Toch onder andere een spontane herschepping der caesuur; die heeft hij niet van Victor Hugo overgeschreven. En hij is toch ook begon-