Ontmoeten wij vijanden van ons geloof, (er zijn er overal, in Vlaanderen zoowel als elders), welnu onze plicht is die te bestrijden, met open vizier en in hun eigen kamp, dat is op het gebied der godsdienstige en staatkundige grondstelsels.
Om te eindigen, nu nog een woord over de strijdleus. De Heer d.L. titelt zijne tweede bijdrage:
Vlaanderen voor Christus!
Natuurlijk! dat is ook mijn kreet, maar ik wil een Vlaamsch Vlaanderen voor Christus, want een verfranscht Vlaanderen zou, volgens mijne meening, niet vóór Christus zijn!
Aangenaam ware het mij ook geweest den heer d. L's gevoelen te kennen betrekkelijk andere strijdroepen, leuzen of gezegden van onzijdigen aard, zooals ‘Niemand gedwongen soldaat’ waarvan ik reeds melding maakte. Verre van mij het gedacht iemand in verlegenheid te willen brengen, maar ik zou toch graag vernemen of de heer d.L. de volgende spreuken voor ‘onduidelijk’ ‘onvast’ en gevaarlijk houdt omdat ze ‘niet alleen door Gods, maar ook door Satans kinderen’ (dit zijn zijne uitdrukkingen) uitgegalmd worden:
en in het algemeen alle vaderlandsche leuzen, soms zeer verheven en schoon van beteekenis.
In Vlaanderen Vlaamsch blijve dus op onze vlag prijken die ons tot menige overwinning geleid heeft, maar de strijd is niet ten einde en moet met moed en volharding, met een onwrikbaar vertrouwen in de juistheid en de heiligheid onzer zaak, voorgezet worden.
Welnu de bedenkingen en de terughouding van den heer d.L. zijn van aard den geestdrift van sommige, ja vele strijders te verkoelen, hun vertrouwen te doen wankelen en kiemen van moedeloosheid en onverschilligheid uit te strooien.
Een leger dat geen of maar een lauw vertrouwen heeft in de juistheid zijner strijdleus, behaalt geene overwinningen!
Berchem, 25 April 1896.
Em. Nauwelaerts.