Het Belfort. Jaargang 11
(1896)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 257]
| |
Sansculot en Brigand.XIV.Hoe werd nu de Boerenkrijg gedempt? Van de hooge Kempen uitgaande, hier langs Moll, Gheel en Herenthals, ginder langs Hasselt, Diest en Aarschot, over Mechelen en Klein-Brabant, langs Bornhem en zoo Vlaanderen in, zag men overal plassen bloed dampen en wolken vuur opstijgen, om aan het stuiptrekkend België te toonen, hoe onbermhertig de wraak der Sansculotten hare slachtoffers trof.... Zullen wij die tooneelen van wee en jammer beschrijven? Het ware onmogelijk. Doch hetgene wij hooger meêdeelden over de ijselijke gruwelen der Republikeinen ten hunnent, kan u eenigszins doen vermoeden wat die kerels met galgetronie in België, een wingewest voor hen, hebben aangericht. Zwaarder dan ooit drukte nu het jok der dwingelandij op het vaderland, en waar enkel een bange zucht naar vrijheid, een verkropt gemor van woede en razernij werd waargenomen of verondersteld, sloeg onmiddellijk het zweerd van den beul den verdachte, of sleurde althans de gewapende macht hem naar het gevang, zoo zij hem niet onmeêdoogend den weg opstiet van het ballingschap. Bepalen wij ons bij eenige bijzonderheden. Wie herinnert zich de ingrijpende bladzijden niet van Conscience's Boerenkrijg? Wat onmenschelijke moorderij in Herenthals op den 17 October 1798! Meer dan 80 huizen van het Kempisch stadje werden neêrgeblaakt, en | |
[pagina 258]
| |
God weet, hoeveel Belgen onder die puinen begraven wierden; want edelmoedigheid jegens den overwonneling, eerbied voor de vrouwen, deernis met schuldelooze kinderen lag in den aard niet der Sansculotten; al wat onder hun zweerd liep, sabelden zij vloekende neêr, of joegen zij terug de vlammende huizen in, en wie daar uit ontsnappen wou, schoten zij ongenadig omverre. De Fransche verslagen spreken van 3 tot 400 gesneuvelden; doch wij bekennen geerne, dat de Durutt's en Béguinot's voor grootsprekerij niet achteruitdeinzen. Hoogerop de Kempen in, liggen Gheel, Moll en Meerhout. Daar insgelijks hielden de Franschen schromelijk huis, moordden en brandden vandaag om hunne nederlaag te wreken, morgen om hunne zegepraal te vieren. - Na de inneming van Diest, dat de Boeren niet bij machte waren om tegen het geschut der Sansculotten te verdedigen, moesten de ongelukkige inwoners vreeselijk boeten. Hadden zij dan geheuld met het Boerenleger? Wel neen; doch niettegenstaande werd de stad twee uren lang aan de plundering en buitensporigheden van het Fransche geboefte prijs gegeven, en beeldt u in hoe het er toeging! Eene krijgsbelasting van 40,000 fr. werd daarenboven den Diestenaren opgelegd, met 4 dagen onderhoud van het Republikeinsche leger, waarna de edelhartige vijand vertrok, een aantal gijzelaars uit de gegoede burgerij meevoerende Die terugtocht leidde over Scherpenheuvel, Aarschot en Betekom naar Leuven, en de afschuwelijkste euveldaden gebeurden onderwege. Scherpenheuvel werd met eene oorlogsschatting van 10 000 fr. geslagen; de inwoners, alreede zoo fel beproefd, werden daar en verder Brabant in met allerlei knevelarijen gekweld, en niet enkel de manslieden, die men verdacht den Boeren genegen te zijn, maar weerlooze vrouwen werden schandelijk mishandeld door de eervergeten woestaards.Ga naar voetnoot(1) | |
[pagina 259]
| |
Te Leuven spande 't zoo deerlijk, dat de municipaliteit er de bitterste klachten tegen uitbracht; maar wat hielp het?Ga naar voetnoot(1) Kortelings daarop, (5 December) volgde de slachterij van Hasselt. Leest het verhaal er van bij Aug. SniedersGa naar voetnoot(2). Arme Jongens! Moet men aan de Fransche verslaggevers geloof hechten, dan kwamen er 6 tot 800 Boeren om. Constant van Roux-Miroir, het dapper opperhoofd, was onder de gevangenen. Maar hoe werden de vaderderlandsche strijders overwonnen? Zij bezweken onder het verraad en de overmacht, en werden gedood als redelooze dieren. ‘Een bloedbad dat alleen barbaren zouden aanrichten!’ getuigt onze gevierde volksschrijver. ‘Tuez! tuez! dat is de kreet van de bloedhonden. Al wat voor het wapen komt, wordt neergehakt en neergestoken, en toch de kinderen van 16 jaren, die hun wapen - eenen stok! - hebben neergeworpen, geven zich over, vallen op de knieën en smeeken om het leven. Te vergeefs! de soldaat kent geen medelijden... O, de vloek der moeders heeft de beulen getroffen, en Frankrijk draagt de straf van al de gruwelen, die het hier heeft gezaaid!.’ Die straf, laten wij God daar zijn werk van maken; hij straft en loont de volkeren naar verdiensten; hij is recht- | |
[pagina 260]
| |
veerdig; doch men wrake het ons niet, ons, kleinzonen dier slachtoffers, de wreedheden der Sansculotten te herdenken om ze te vervloeken. Verplaatsen wij ons nu Scheldewaarts. Klein-Brabant had van eerst af op de bres gestaan ter verdediging van Godsdienst en Vaderland. 't Was immers onder dien kreet, dat zijne Boeren den gehaten vreemdeling op het lijf vlogen; maar 't zal er ook om boeten, en schrikkelijk. Dorp voor dorp weet daar te vertellen van de barbaarschheden der Franschen. Rond half October stond er alles in rep en roer. Rollier, de kloeke held van Willebroek, was de ziel van den opstandGa naar voetnoot(1), en ongeveer 3 tot 4000 mannen sterk, was het Patriottenleger, dat onder zijn bevel moedig kop hield tegen de Franschen. Doch wat baatte 't, dat zij eenige dagen te root de kans kunnen doen wankelen en de aanvallen der Sansculotten afslaan! Gelijk elders zullen zij erbarmelijk bezwijken onder de overmacht der vijanden, en hun leeuwenmoed zal 't, eilaas! moeten opgeven tegen het beleid en de uitrusting der Sansculotten. In den nacht tusschen den 2n en 3n November 1798, verliet eene republikeinsche afdeeling Brussel en toog naar Londerzeel, waar, volgens Béguinot's verslag, een honderdtal Boeren gekwetst of gedood werden, Een arme ouderling van 80 jaar, die er in de kerk zat te bidden, werd door het geboefte wreedelijk doodgestoken (Zie Aug. Thys; bl. 123). Den 4 November, rond 3 uren van den morgen, verraste luitenant Meinzveig de Jongens te Kapellen-op-den-Bosch. Negen huizen werden er neêrgebrandGa naar voetnoot(2), waarna de Fransche bende, als verzadigd, | |
[pagina 261]
| |
voorttrok naar Willebroek; doch het moet haar niet zoo hard zijn meegevallen, daar zij reeds denzelfden dag in Brussel weêrkwam. Ondertusschen was men insgelijks handgemeen geweest te St. Amands (4 Nov.). De wreedaards werkten er hunne woede uit op weerlooze ouderlingen, op zwakke vrouwen en kinderen, die | |
[pagina 262]
| |
zich door de vlucht niet kunnen redden hadden. Een dezer, een kindsche grijsaard, werd door den Franschen bevelhebber zelven in stukken gehakt; de arme man had den Sansculot durven ‘beul’ heeten, en hem toegesnanwd: ‘Onze Jongens zullen wel winnen!’ terwijl de soldaten bezig waren zijn eigen kind en andere gevangen Patriotten tegen den kerkmuur door den kop te schieten. Men leze dit afschuwelijk tooneel bij E Van Droogenbroeck en F. van den Beigh. De 5 November was een dag van bloedigen rouw. De Franschen trokken hunne legermacht bijeen uit Brussel, uit Mechelen en Boom, en het gelukte hun de vaderlandsche strijders aldus in te sluiten; zij versloegen ze te gelijker tijd te Willebroek en te Bornhem. Ware 't daarbij gebleven; maar de gruwelen, welke op die overwinning volgden, doen ons heden nog ijzen. Bornhem werd bijna geheel en al in assche gelegd; 188 huizen werden vernield door de soldaten van generaal Rostollant; eene menigte Jongens sneuvelden in 't gevecht, kwamen om in den brand, of werden na den slag ongenadiglijk vermoord; Puurs, Hingene, Lippeloo en Ruisbroek werden lathertig uitgeplunderd en verwoest; hetzelfde lot ondergingen Willebroek, waar 11 huizen met 2 stallen afbrandden, en Tisselt, waar er 10 werden neêrgeblaakt. Zwijgen wij over het overige; onmogelijk immers in dit korte overzicht al de baldadigheden aan te stippen, waar de Franschen zich door onteerden. Wij zouden b.v. nog moeten spreken over den opstand in Boom, in Niel en Schelle, en, Antwerpenwaarts, in Lier en omstreken, Mortsel en Bouchout, waar de Sansculotten even bloedig werk verrichtten als elders. Vergeten wij vooral niet te groeten de 41 rampzalige Boerenkrijgers, die, den 22 October 1798, op het St. Rombautskerkhof van Mechelen werden door den kop geschoten; de wakkere Patriotten van het land van Waas en Vlaanderen, de moedige jongelingen, die goed en bloed voor 't vaderland verpandden in de schermutselingen van Beveren en Haasdonk, van Lokeren, St. Niklaas en Zele, van Oudenaarde en Aalst, van Edingen en Hal... Eilaas! hoevelen daarbij nog, die onder het zweerd der Sansculot- | |
[pagina 263]
| |
ten omkwamen zonder dat haan of hen over hunne dood kraaiden; hoevelen, wier namen wij zelfs niet eenmaal kennen; maar Hij toch, hopen wij, zal die namen hebben opgeteekend in het boek des levens, Hij die ons ten heiligen plicht oplegt Godsdienst en Vaderland te beminnen tot de dood; Hij, voor wiens altaren en priesters de Vlaamsche Boerenjongen onverschrokken naar riek en geweer greep, en have en leven grootmoedig ten offer bracht... Bij de helden van het slagveld herinneren wij ook met dankbaie hulde de helden van het gevang, die arme gijzelaars, die - waarom? ze en wisten het meestal zelven niet, - uit hunne tranende familie werden weggesleurd, gekneveld als booswichten en opgehoopt in verpestende kerkers en ziltige kazematten. Hoevelen bliezen daar den jongsten adem uit, gemarteld als ellendige galeiboeven, en, terwijl een laatste zucht voor vrouw en kinderen over hunne stervende lippen zweefde, terwijl eene laatste gedachte aan het verre vaderland vóór hunne uitdoovende inbeelding heendreef, mestte de republikeinsche roover zich vet aan hunne aangeslagen goederen of danste de Carmagnole op de nog verschgedolven graven hunner gesneuvelde zonen. Want, onthoudt het wel, hier gelijk in Frankrijk, boette de ouder voor het kind, het kind voor den ouder, en ja, vond de zwakke vrouw zelve geene verschooning. De wilde wraak van den Sansculot reikte des te wijder, hoe lafhertiger zij was. Op het einde van 1798, zuchtten meer dan 3000 Belgische buitenlieden achter het slot, eilaas! en in welke afzichtelijke gevangenissen zij opgesloten werden, gaat alle denkbeeld te boven. Wat bekreunde zich de vrijheid- en broederlievende Republiek om een menschenleven, al gold het zelfs eenen onschuldige? Wat gaf zij om het lot van een onbekenden dorpeling, vooral wanneer heure handlangers hem overleverden als eenen verdachte, als eenen bedekten vijand der Onsterfelijke Grondbeginselen! Hoe willekeurig dit opeischen van gijzelaars gebeurde, blijke uit hetgeen alstoen in mijn eigen geboortedorp voorviel. Kapellenop den-Bosch, op de vaart van Willebroek gelegen, | |
[pagina 264]
| |
was in dien tijd een dorpje dat geen 1000 inwoners teldeGa naar voetnoot(1). Zooals wij hooger aanstipten, werd het in den beginne van November 1798 gedeeltelijk afgebrand door de Sansculotten van Meinzveig. Eene maand later (den 6n December, luidt mijn handschrift; Aug. Thys spreekt van den 26n November) overvielen andermaal 300 gewapende Franschen het dorp, ‘namen omtrent 100 personen gevangen en sloten ze op in de kerk. Na hen onderhoord te hebben, werden er 60 in vrijheid gesteld; de overigen werden gebonden en naar Brussel gebracht. Een weinig tijds daarna werden er 16 in vrijheid gesteld, waaronder zekere Philip Brion, welke zijne vrijheid 1500 gulden betaalde. De 14 overigen werden naar Parijs gezonden om er gevonnist te worden..’Ga naar voetnoot(2). Dit strekke tot voorbeeld van den hatelijken willekeur, waar onze ongelukkige voorouders mede behandeld werden. Wat al lijden, wat pijnlijke martelie voor die rampzaligen, die als genummerd slachtvee van de eene naar de andere rechtbank werden verzonden! En gebeurde die wegvoering op zulke schaal in een klein dorp, wat zal men elders gedaan hebben! | |
[pagina 265]
| |
't Is waar, men maakte er veelal korter spel mede: nevens vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid gold ook de dood, - en guillotine en vuurroer mochten niet verroesten!Ga naar voetnoot(1) J. Muyldermans. (Wordt vervolgd). |
|