Het Belfort. Jaargang 11
(1896)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 188]
| |
Bijdragen
| |
[pagina 189]
| |
In den loop zijner nasporingen op de Koninklijke Bibliotheek te Brussel heeft de heer Auger in een handschrift uit de 15de eeuw, gemerkt nr 1086-1115, tusschen allerlei Latijnsche tractaten, uittreksels uit sommige van Ruusbroec's werken, alsook fragmenten van een drietal zijner brieven aangetroffen. Deze laatste heeft hij uitgegeven onder de Appendices zijner Etude sur les mystiques des Pays-Bas au Moyen-Age, op eene wijze die, voor iemand die geen philoloog is, en vooral geen Neerlandicus, allen lof verdient. Het is dan ook niet om zijn werk te verbeteren, dat ik zoo vrij ben deze fragmenten hier opnieuw uit te geven, maar veeleer omdat ze in zijne Etude om zoo te zeggen verborgen liggen, terwijl het, naar ik hoop, aan vakgenooten niet onaangenaam zal zijn hier alles bij elkander te vinden. De in dit handschrift door den heer Auger ontdekte fragmenten behooren tot den 4den, den 5den en den 6den brief. Van den vierden ontbreekt aan het begin een vrij groote brok; daarentegen ontbreekt niet het slot, dat in het Berlijnsche handschrift niet voorkomt. Van den vijfden brief ontbreekt de eerste zin; van den zesden de twee eerste; van beide ontbreken aan het slot eenige regels. In alle drie eindelijk, vooral in den zesden, zijn hier en daar nog een of meer zinnen weggelaten, meestal herhalingen van hetgeen in de andere brieven reeds gezegd was. Om den lezer in staat te stellen over den omvang en het belang dezer leemten, welke in den Middelnederlandschen tekst door drie puntjes zijn aangeduid, te oordeelen, heb ik de Latijnsche vertaling van Surius in haar geheel medegedeeld, doch de in de fragmenten ontbrekende gedeelten daarbij tusschen rechthoekige haakjes geplaatst. Het fragment van den vierden brief deel ik hier in zijn geheel mede, omdat we thans een Brabantschen tekst hebben, doch alleen met het Latijn voor het gedeelte dat in het boven uitgegeven fragment ontbreekt. De geringe afwijkingen van den volgenden tekst met dien van Dr. Auger zijn kleine onnauwkeurigheden te zijnen laste, welke zijne verdiensten niet verminderen. | |
[pagina 190]
| |
Tekst.1. Fragment van den vierden brief.Ad Katerinam de Lovanio.Ga naar voetnoot(1)
Ga naar margenoot+... Mint Gode om hem selven te sijnre ewiger eeren. Gheloeft in hem ende (in)Ga naar voetnoot(2) sijnre grondeloser goetheit ende genadicheit. Ende en suect niemende te levenne noch te behaghene dan hem alleene. Meint ende mint u selven ende alle menschen te Gode te brenghene met al dat gi vermoecht... Wildi vercrigen al dat gi begeert ende verwinnen al dat u lettet ende deert, so set u op die nederste (stat)Ga naar voetnoot(3), versmaedt u selven, ende acht u cleine, ende al u werken ende al u vermoeghen, als niet sonder die gracie Gods... Oefent Gode met minnen in werdicheiden, so sal hi u altoes antwerden in uwer inwindeger oefeningen. Sijt saechte ende oetmoedich van. herten, so rest die geest Gods in u ziele. Sijt geonstich, vlitich ende milde iegewelken die uwsGa naar voetnoot(4) behoeft. Sijt genoechsam in spisen ende in dranke ende in allen dies u noot es: so leefdi sonder commer ende sorge uwsGa naar voetnoot(4) selfs. Merct u selven ende al u gebreke, ordelt u selven van buten ende van binnen voer die waerheit, die God es. Ende en ordelt niement anders die u niet bevolen en es; so leefdi sonder ancsel, toren ende wrake van herten, ende alsoe vindi vrede in u selven ende in Gode genadicheit... Wat u iement mesdoet, sijt gedoechsam ende en wrect u met van buten noch van binnen, met woerden, met werken noch met wille; so leeft in u de geest ons heren Jesu Cristi ende alle sijnre heilghen, die haer vianden minnen totter doot. Hebdi .j. goeden wille ende begerdi Gode te behagene in allen duechden, so hebdi den heilegen gheest in u, ende gi hebt vrede van binnen en (sic) gi en moecht niet lichteleec vallen in dootsunden. | |
[pagina 191]
| |
... Sijt oetmoedich ende ongeveist, leeft sonder commer ende sorge uwsGa naar voetnoot(1) selfs. Toent ende claecht met oetmoedeger herten Gode ende uwen priester u gebreke ende u sunden met cortten worden; wroecht u selven ende blijft te vreden. Want vele woerden verwerren die conscien(cie)Ga naar voetnoot(2) ende brenghen den mensche in ongeordeneerder vresen: so hi meer biecht, so hi meer biechten wille. Want niement en mach hem selven met hem selven noch met al dat hi doen mach noch cussen noch saten. Mer gi selt u toenen der ewiger waerheit ende vreesen die gherechticheit Gods, ende hopen ende betrouwen in sijn ghenadicheit; ende gi selt u overgeven in die goetheit Gods ende derGa naar voetnoot(3) in seldi te vreden bliven. Wildi ten heilegen sacramente gaen, so seldi gedencken dat hi gegeven ende gelaten (heeft sinen heilegen lichame)Ga naar voetnoot(4) den genen die rein sijn van groven sonden, ende hem met herteliker liefden minnen ende begeren... Hi wilt dat wi hem gebeelt dragen in ons herte, sijn passie, sijn bloetstorttenGa naar voetnoot(5), sijn minne, sijn trouwe al totter doot, levende ende stervende om onsen wille. Hi gheeft onser minnender zielen sijn glorioese leven, op
Quando ad venerabile sacramentum, corpus Domini sumptura, accedere instituis, cogites tecum, reliquisse ac dedisse Dominum sacrosanctum corpus suum illis, quos nullae gravium peccatorum sordes occupant, ipsumque intimo cordis amore diligunt et concupiscunt. [Dedit, inquam, et reliquit suis corpus et sanguinem suum in cibum ac potum, gustumque penetrabilem, omnem naturalem saporem et consolationem longe superantem.] Et est haec illius voluntas, ut ipsum nobis impressum nostris geramus in cordibus, id est, passionem, sanguinis effusionem, amorem, et fidelitatem suam, quam usque ad ultimum spiritum vivens et moriens propter nos, erga nos gessit ac declaravit. In ipso autem sacramento amantibus animabus (!) nostris etiam gloriosam donat vitam suam, uti | |
[pagina 192]
| |
dat siGa naar voetnoot(1) geloeve, hope ende minne, ende also leeft siGa naar margenoot+ ewelijc in hem: Qui manducat et bibit etc. ‖ Hi heeft ghegeven onsen minnenden crachten sijn gloriose ziele vol glorien, op dat wi altoes wassen ende toenemen in minnen ende in duechden. Ende hi heeft gegeven onsen minnenden gheeste, die gierich ende gulsich es sinen persoen te ontfaen die God ende mensche es, op dat wi minnen ende ghemint wordden, verteren ende verteert worden, verslinden ende verslint worden, also dat wi .j gheest ende .j. Cristus met hem sijn in minnen. Voert meer heeft hi ons gegeven boven onse gescapenheit, derGa naar voetnoot(2) wi .j. met hem sijn in minnen, al dat hi es in personen ende in substancien sijnre godheit, derGa naar voetnoot(2) wi sijn alle ons selfs onthoecht in verhavenheiden, ons gheests ledich ende gestilt, met Gode .j eenvuldegeGa naar voetnoot(3) salicheit. Amen.
in ipsum credant, sperent et ament, sicque aeternum in ipso vivant. Qui enim manducat ejus carnem, et bibit ejus sanguinem, vivit in aeternum: siquidem esca ejus vita aeterna est. Dedit praeterea amantibus viribus nostris gloriosam animam suam plenam gloriae, quo semper in amore et virtutibus crescamus et augmentemur. Ad haec dedit amanti spiritui nostro, qui idem avarus et avidus est, totam personam suam, hoc est, deum et hominem, uti amemus et amemur, manducemus ac manducemur, absorbeamus et absorbeamur, ita ut unus spiritus et unus quodammodo Christus cum eo simus per amorem. Denique supra creatam essentiam nostram, ubi unum cum ipso sumus per amorem, totum quicquid est in persona et substantia divinitatis suae, nobis dedit: atque hic per spiritus nostri elevationem nosipsos excedimus, et ocio ac quiete perfruimur, et una cum deo simplex beatitudo sumus. Amen. | |
2. Fragment van den vijfden brief.Ga naar margenoot+ ... Versmadet die werelt ende al dat si u geven mochte in gerieve ende in genuechten. Hebt vrese ende minne
[Spiritus Domini impleat te gratia sua, dilecta Domina, ut secundum ejus gratissimam voluntatem vivere queas.] Contemne mundum, et quicquid is commodorum ac oblectamentorum | |
[pagina 193]
| |
te Gode; mint sijn wet ende sijn gebode; verkiest Cristum tot uwen gloriosen brugom die u ewelijc bliven sal. Meint ende mint gewarich geestelec leven. Sijt oetmoedich, saechtmoedich, ende wel geordent in allen dingen. Sijt gematich in eten, in drinken ende in cleederen; sijt genadich, ontfarmhertich ende milde den armen ende allen menschen. Sijt Gode getrouwe ende u selven, in ewigen dienste ende in ewiger eeren. Scouwet ende vliet alle geselscap die u trecken mochten van Gode tot den sonden ende tot der werelt. Scouwet ocsuun van sunden ende al dat u hinderen mach ende vermiddelen mochte inden dienste ons heren. Sijt gerne alleene ende oefent die heilege kerke in beden, in vasten, in allen goeden werken, in besceidenheiden na dat gi vermoecht... Merct die gene die u van Gode trecken, ende giften ende gaven van u begeren die scouwet ende vliet. Mer die u van hen te Gode wisen, die sijn u vrient. Sprect u biechte
praebere tibi possit. Ama ac time Dominum deum tuum. Dilige legem et praecepta illius Elige tibi Christum in sponsum gloriosum, semperque tibi permansurum. Intentione ac amore veram, synceram, spiritalem vitam prosequere. Esto humilis, mansueta, ac bene ordinata in omnibus. In cibo, potu et vestibus sis moderata. Erga pauperes et alios omnes piam, misericordem, benignam et liberalem te exhibe. Sis fidelis deo et tibiipsi perpetuo illi serviendo, perennemque illi impendendo honorem ac venerationem. Societatem omnem, que te a deo abstrahere, et ad vitia atque mundum hunc illicere queat, itidemque peccandi occasiones, et quicpuid in Dei servitio impedimentum vel medium parere tibi possit, fugias ac devites. Libenter sola tecum esto, et sanctae Ecclesiae instituta ac exercitia, jejunando, orando, et omnigenos actus bcnos colendo, sectare et serva, quantum recta dictabit ratio, et vires ferre poterunt. [Non eligas tibi speciatim confessorem aliquem, qui te possit a deo abstrahere. Saepenumero non nisi spiritus aut spiritale esse videtur, quod postmodum penitus abit in carnem, dum nimium exercetur et colitur.] Animadverte quinam sint qui te abducant a Deo, et munera ac beneficia abs te expetunt, eosque cavere et fugere ne omittas. Qui vero a se ad Deum te remittunt, eos noveris esse amicos tuos. Confessio tua sit | |
[pagina 194]
| |
corte, onbedac(h)tGa naar voetnoot(1) ende ongeveist met luttel worden...
brevis, nuda et aperta, et minime ficta, sed syncera, et paucis fiat verbis. [Venerabile Sacramentum humiliter, devote, multaque cum reverentia in remissionem peccatorum tuorum et ad aeternum Dei honorem suscipe. Famulos qui tibi serviant, elige bonae voluntatis, et qui probi sint, Deumque timeant et ament, et tibi fideles sint, et tum Dei, tum sanctae Ecclesiae praecepta custodiant. Dominus sit tecum, et tu cum illo in aevum sempiternum. Ora deum pro me et coenobio nostro, quo simul maneamus conjuncti in amore Dei et beatitudine sempiterna. Amen] | |
3. Fragment van den zesden brief.Ga naar margenoot+ Die tijt es cort, die arbeit die wi doen moghen es cleine, die loen es ewich ende groet... Hebdi troest ende gevoelen van Gode, dat es deiommeGa naar voetnoot(2) dat ghi hem nietGa naar voetnoot(3) ontvallen en soudt in sunden ende in die werelt Sijt neder ende oetmoedich in al uwen doen, want gi en hebt u selven niet dan gebrec. Sijt verduldich in allen doeghene
[Salutat te, charissima in Christo, Praepositus noster, itidemque et ego, totumque adeo coenobium nostrum cum cunctis precibus nostris, omnique cultu et ministerio, quod fit apud nos ad honorem Dei. Vide ne gratiam Dei in vacuum receperis. Itaque sis devota, studiosa ac strenua in cunctis actibus bonis. Nemo mittens manum suam ad aratrum, et respiciens retro, aptus. est regno Dei.] Tempus breve est, labor omnis quem facere possimus, exiguus est sed merces ingens est ac sempiterna. [Qui parce seminat, parce et metet. Praemium quod expectamus, Deus ipse est. et quicquid is praestare potest. Eeamobrem sis diligens, sedula, pia, alacris ad quaslibet res bonas, prudens item ac discreta et modeiata in omni actione tua. Timorem et amorem exerce coram oculis Dei] Si consolationem et sensibilem gratiam divinitus percepisti, noveris idcirco eam praestitam tibi, ne a Deo excidas, et corruas in peccatum et seculi amorem. In cunctis actionibus tuis humilis esto. Nihil enim ex teipsa habes, nisi vitia et peccata. In omni afflictione | |
[pagina 195]
| |
ende laedt u onder Gode sonder verkiesen oft wederwille... Draecht Cristum met compassien ghebeelt ende gemartelijt in u herte.. Versmaedt u selven ende acht u cleine ‖ ende alle uwe werken. Sijt oetmoedich ende neder voereGa naar margenoot+ die hoghe moegentheit uwsGa naar voetnoot(1) hemelschen vaders, die niemande en ontfeet dan den oetmoedegen mensche. Sijt waerachtech ende ongeveist voer die ewighe waerheit ende wijsheit Gods, dat es de sone ons hemelsche(n)Ga naar voetnoot(2) vaders, die niement en bekent noch en ontfeet in sijn rike dan den simpelen, eenvuldeghenGa naar voetnoot(3), gewaregen mensche Opent
patiens esto: resignesque ac permittas te Deo sine electione aut calcitratu. [Obedias Deo, sanctae ecclesiae et rationi tuae: et sis sapiens ac prudens in actionibus moderatis. Libenter conversare, et misce colloquia cum hominibus bonis. In aedibus sacris piis sis intenta exercitiis, ac bene morata, idque coram Deo et cunctis hominibus, ne quis ex te offendiculum patiatur. Vive pacifica intra domesticos parietes cum familia tua, nec quenquam injuria contristes aut opprimas. Nam tametsi tibi serviunt, at tamen homines sunt, similes tui. In cibo et potu sobria ac moderata sis, et modico victu contenta. Pauperibus pro ipsorum indigentia et facultatibus tuis rationabiliter misericordem, piam, ac liberalem te praebe. In vestibus et aliis omnibus ad corpus pertinentibus, modum ac mediocritatem pro statu tuo amplectere, ut nec nimium placeant hominibus, nec plus satis abjecta et contempta sint. Sis interna, devota, et in exercitiis sedula erga Dominum Deum tuum,] Christumque excruciatum et vulneribus confectum cordi tuo impressum multa cum compassione feras: [siquidem is sanguinem suum largiter effudit, et est tua causa mortem ex amore perpessus.] Despice ac nihilipende teipsum et omnes actus tuos. Sis humilis et in imum submissa coram sublimi potentia et majestate Patris aeterni, neminem praeterquam humiles recipiente. Esto verax et omnis simulationis expers coram aeterna veritate ac sapientia Dei, caelestis Patris nostri filio, neminem neque cognoscente, neque admittente in regnum suum, nisi simplices, veraces, et ab omni fuco vel fictione alienos. Aperi intus temetipsam, | |
[pagina 196]
| |
u van binnen u ziele ende al u crachten voer die grondeloese goetheit Gods, dat es die heileghe gheest, minne des vaders ende des soens, .j. levende fonleine grondeloser rijcheit, die sal in u vloien ende overvloien met hem selven ende met alle sinen gaven. Daer es die blijscap groet, ende leven sonder doot; hi sal met u bliven ende wonen, ende ghi met hem ewelijc al sonder einde...
puta animum cunctasque vires tuas inexhaustae bonitati Dei, id est, Spiritui sancto, Patris Filiique charitati, fonti vivo ac immensae ac infinitae opulentiae, isque cum seipso et omnibus donis suis in te profluet, teque inundabit: ubi gaudium est ingens, et vita mortis nescia et ipse tecum sine fine perenniter manebit ac commorabitur, tuque itidem cum ipso [En habes literas, quas mittere tibi volui. Dominus Deus vicem tibi reddat, et praemium et in suo regno decus et coronam tibi largiatur. Amen. Ora Deum pro nobis, et nos pro te similiter, ut simul perveniamus ad Deum, et cum Deo et in Deo perpetuo maneamus ac habitemus. Amen.] Willem de Vreese. |
|