| |
| |
| |
J. Barbey d'Aurevilly.
Jules Barbey d'Aurevilly werd geboren in 1808, en overleed in 1889. Hij behoort tot geeneder scholen welke wij hiervoren besproken heb ben. Hij was eenonafhankelijke. Bij elke gelegenheid verklaart hij dathij vijandig is aan welke letterkundige groep ook en houdt aan de vrijheid van zich te zetten aan zijn ‘klavier’ om te spelen wat en wanneer hij wil. ‘Ses oeuvres, zegt een critiek, possèdent ce cachet d'égoisme personnel qui le met en dehors de toute période littéraire.’ Barbey komt zelden in verkeer met de ‘gendelettres’. Hij wordt aanzien eerder voor een dilettante, dan voor een schrijver van beroep.
Met het gewoon lezend publiek was hij weinig bekommerd. ‘J'écris pour trente-six amis inconnus’ was een zijner spreuken. Die aristocraat, die ‘Duc de Guise de la littérature’ was niet min trotsch op zijn uiterlijke dan op de eigenaardige uitvloeisels van zijn prachtig penseel. Th. de Banville roemde hoog zijn onafhankelijk karakter.
‘Vous seul, en ce siècle vieilli
N'avez pas su courber la tête.
Et dans votre main siffle encor
La cravache du gentilhomme.’
‘De minimis non curat praetor’ is van geene toepassing op Barbey. De origineele denkers, de verfijnde kunstenaars zweven gewoonlijk boven het peil der aardsche beslommeringen; zij verachten de platte bezig- | |
| |
heden, het gaan, loopen, wroeten en kruipen voor het dagelijksch brood. Hunne voeten raken den grond, hunne geesten leven boven 't firmament. Een wijsgeer, een dichter, een artist, vermag hij iets anders te hanteeren dan zijne pen, beitel, penseel of stift?
Andere voorwerpen welke zij aanraken, ondergaan zij niet gewoonlijk het lot van Perrette's melkpot? Barbey, kunstenaar van top tot teen, maakt eene uitzondering. Die ‘lion’, die ‘dandy’ vergeet geen lintje of geen speldeken voor de opsmukking van zijn uiterlijke schoonheid; de boeken welke hij ten geschenke geeft, zijn prachtig verbonden; zijn ‘bristol’ is allerfijnst, welriekend, versierd met de leus: Never more; zijn inktkokers bevatten inkt van verscheidene kleuren; de brievenopschriften flikkeren in gulden zand; hij is zijne vrienden Trebutien en Bloy dankbaar om de kunstige overschrijvingen zijner handschriften. Hij noemt zich zelven ‘lord anxious’ aangaande de verbetering der drukproeven en het verdriet hem veroorzaakt door eene ingeslopen drukfeil. ‘Les chiens, roept hij uit, ils ont imprimé’ suaire ‘pour sphère; J'en ai bondi de colère; vous savez que je dis toujours que je dois mourir d'une faute d'impression.’
Barbey was een onvermoeibare werker. Hij las en schreef eenen berg van boeken. Het nachtwerk verzwakte zijn gezicht.
Sprekende van Byron, zegde hij: ‘Je suis peut-être le seul en France qui sache, à une virgule près, ce qu'a écrit cet homme. J'ai la prétention de connaître Byron jusque dans les lignes les plus négligemment tracées, les moins littéraires, comme je connais sa personne morale dans les moindres replis.’
Verliet de monnik nooit zijne cel? Ja zeker, maar dan veranderde de monnik van gedaante en hij werd een keurig uitgedost gentleman met fijn gesneden wan- | |
| |
delstok of zwaren kluppel ‘'t uitvoerend gezag’ belegd met zilver en goud.
Barbey was een onvergelijkbare prater. Zijne stem klonk helder, innemend; zijne veelzijdige kennissen strooide hij kwistig, onder het uiten van zetten en kwinkslagen van 't fijnste gehalte. Zijne taal was schitterend, beelderig, gespierd. Los, ernstig, geestdriftig, somber, hij slaat alle tonen aan; de menschen en zaken eens bestempeld, blijven het, en zijne oordeelvellingen worden in de Parijsche kringen en salons rondgedragen. ‘Il savait dire et conter, zegt Octave Uzanne, comme dorénavant je n'entendrai plus jamais dire et conter.’ Eilaas, hier weêrom zien wij een genie optreden met aan de hand een onnoozel kind. Barbey onder 't mooi praten, sloeg ter sluik gade, in een handspiegelken, de uitdrukking van zijn... gelaat! De luchtgesteltenis, merkten wij op, in onze studie over Paul Feval, oefent een krachtigen invloed op de gemoederen der poëten. Een zonnestraal ontsteekt hen in geestdrift; een wolkerige hemel maakt hen verdrietig. ‘Je suis d'une humeur massacrante... Je suis l'isolé... La nuée éternelle de Normandie augmente ma tristesse... Depuis que je suis ici, c'est la première fois que je vois quelque chose qui ressemble à du soleil.... On met par dessus ce qu'on souffre du rire et quelquefois des folies, mais c'est tout; mais le quatrième dessous.’ Barbey vestigt de oogen op zich door de gezochtheid zijner kleedij, maar wee hem die er om glimlacht of schokschoudert, hij is ‘een polisson qui parle de sa culotte, en haine jalouse de sa littérature’.
Onnoodig te doen opmerken dat de onafhankelijke (?) Barbey niet ongevoelig was aan de beoordeelingen der critiek.
Aan Sarcey die hem lof had toegezwaaid zond hij de volgende bedanking: ‘vous êtes l'indépendance même, avec l'amour des lettres, ce rare amour que personne n'a plus, excepté des originaux comme vous et moi.’ De stilzwijgendheid der gazetten over zijne werken maakt
| |
| |
hem neerslachtig. Enkele beloften van hem te gedenken voldoen hem niet: ‘la lettre moulée me plairait davantage pour le moment.’ Het gebeurt wel eens dat hij min afkeerig is voor het publiek en wenscht den roem te genieten die glanst om den schedel van Alexander Dumas.
Men schrijve dus toe aan het somber weder of aan een omgeworpen inktpot zijn gezegde ‘j'aime l'obscurité comme les imbéciles aiment la gloire’. Wanneer verzoende hij zich met de volksgunst? Ik denk op de dagen dat zijn jongmansgrillen de geldbeurs hadden ledig gemaakt. ‘Une rentrée de fonds (pardon de cet affreux mot) qui n'a point eu lieu et sur laquelle je comptais, m'a empêché de prendre les annonces nécessaires au succès de vente. Dès que j'aurai l'argent qui m'est dû, je prendrai des annonces...’ Oh! dat geld! De onafhankelijke Barbey zal eenen roman schrijven, voor rekening van George Sand, die hem zal onderteekenen, mits een rijke vergelding voor den leveraar.
Het plan viel in duigen. ‘Niemand zal aannemen, bemerkte de vrouwelijke, auteur, dat dit kernig en mannelijk gewrocht uit mijne pen is gevloeid’ ‘on reconnaîtra votre terrible et indéguisable Vous’. 't Zij, in 't voorbijgaan gezegd, dat de heusche betrekkingen van den katholieken Barbey met Francies Sarcey, Sainte-Beuve, Baudelaire, George Sand, Me Ackermann en menige andere vrijdenkers, opspraak verwekten in zekere kringen, wier verontweerdigde tolk was, Armand de Pontmartin. De trotsche Barbey, die beweerde dat het geoorloofd is het vernuft en het talent te erkennen en te huldigen waar ze ook worden aangetroffen, nam zijne wederwraak en zond een verachtend antwoord door eenen bureeljongen van ‘Gil-Blas’!!
Barbey schuilt achter een masker. De Zoïlussen hebben maar te raden wie en hoe hij is, het masker wordt enkel weggenomen bij de vrienden. Aan hen levert hij zich geheel en gansch over; met hen geene achterhouding, gemelijk- of spijtigheid. Hij is de vroolijkste der gasten;
| |
| |
eene sterke gezondheid laat hem toe eere te doen aan de tafel; tot de morgenschemering ontspringen gensters uit zijn bruisenden geest; honderden anecdoten, verrukkende verhalen, gedichten voor de vuist doen beurtelings lachen, weenen, sidderen, in geestdrift losbarsten. O lieve avondstonden! O onvergelijkbare genoegten voor geest en hart! Wee den vermetele die Barbey's vrienden durft verongelijken! Zijne pen is een zwaard, fijn gescherpt en met eenige steken ligt de roekelooze vitter in 't zand.
Leon Bloy, de geduchte polemist, de vurige geloovige, de geestdriftige bij uitneming, werd niet ingelijfd door zijne geloofsgenooten in 't leger dat oorlog voerde tegen de vrijdenkerij. Barbey spreekt met ophef van de begaafdheden van den verstokene; hij wijst bijzonderlijk op zijne onafhankelijkheid, de oorzaak zijner verbanning uit de christen gelederen. Als Daniël wordt hij opgesloten in den kuil der beesten bedekt met leeuwenvellen. ‘Les amants fidèles de l'art, ceux que le public répudie, comme Barbey les soutient, comme il les porte aux nues! En plaidant leur cause, on dirait qu'il plaide pour ses pairs.....’ Hello, de diepe menschenkenner, de mystieke auteur van ‘l'Homme, le Style, les Plateaux de la Balance, Ludovic enz.’ werd ook gewroken door den ridderlijken Barbey. ‘Amère plaisanterie de la destinée! L'univers entier connaît Zola, et Hello qui a écrit des choses sublimes, nul ne sait son nom.....’ Die arme Hello werd letterlijk doodgezwegen. Dit pijnigde hem diep. Een recensent had hem een artikel beloofd, dat niet verscheen. Hello herinnert aan de belofte. ‘'t Is onmogelijk, luidt het antwoord, ik heb een werk over den H. Lodewijk op 't getouw’ - De Heilige Lodewijk is in den hemel, zegt Hello. Hij kan wachten, ik niet.’
| |
| |
Kracht in uitdrukking, beeldrijkheid, zijn de hoofdtrekken van Barbey's schrijftrant. Sterk, vastberaden, onverschrokken, opstuivend als hij zelf, zijn de helden welke hij schept ‘capables, comme Milon, d'assommer un boeuf d'un coup de poing ou de tordre un fer de cheval, comme le maréchal de Saxe’. Bleeke droomers, kuchende teerders, verwijfde jonge lieden, met een woord, alle menschelijk uitschot laat hij verwerken door de Romantieken van 1830. Barbey treedt op, in alle tornooien, als steekspeler en worstelaar ‘flamberge au vent, feutre sur l'oreille’. De slag van zijnen moker, de steek van zijnen degen is doodelijk. Barbey eene lans te zien breken voor zijn katholieke overtuiging, voor zijn verstooten kunstbroeders, voor de in eerhouding der Fransche letteren, is een waar feest voor de kenners. Hoe past: ‘Le style, c'est l'homme’ wonderwel op Barbey! Die krachtvolle, die levendige, die hevige, die goudkleurige bewoordingen konden niet vloeien dan uit de pen van een uit een stuk gehouwen man, van den fieren kampioen geboren om eenen schepter te dragen ‘Jamais, zegt Paul de Saint-Victor, la langue n'a été poussée à un plus fier paroxysme; c'est quelque chose de brutal et d'exquis, de violent et de délicat, d'amer et de raffiné.’ Paul Bourget: ‘Chaque phrase de ces tragiques récits est chargée jusqu'à la gueule, comme un tromblon de giaour, avec tous les mots énergiques du dictionnaire; l'expression est portée à son extrême degré de vigueur... quoi d'étonnant si le romancier s'est fait une prose à la fois violente et parée, aristocratique et militaire, comme il aurait souhaité que fût sa propre vie?’
Barbey's schrijftrant doet denken aan L. Veuillot; nochtans zien wij de beelden elkander meer verdringen en met een vuriger koloriet schitteren bij den auteur van ‘OEuvres et Hommes’ dan bij den ‘meester’ van wien Barbey zegde: qu'on attendait impatiemment sa note puissante. ‘Bezit Barbey de balans en het cralpel van Veuillot? Doet hij soms niet uitroepen; Oh! dat blikkert! Stoot men bijwijlen niet op platte,
| |
| |
ongerijmde uitdrukkingen, gewaagde trekken welke wij niet ontmoeten bij Veuillot, aan wiens gelijkmatigheid wij dan ook eene onvoorwaardelijke bewondering schenken?
Barbey's verbeeldingskracht is onuitputbaar. Twee regels van Lem verraden den dichter. Oogsten wij een weinig in zijne brieven. ‘Quel dommage qu'il (Rollinat, tevens dichter, componist, zegger en zanger) ne puisse pas se mettre, tout entier, sous la couverture de son livre! Il serait acheté à des milliers d'exemplaires.’ Si l'escarpolette qui vous balance de Livry à Puteaux et de Puteaux à Livry... ‘De tous les jours de l'année que la vie, cette joueuse au cerceau, chasse devant elle... ‘Le soleil lui-même a aussi son masque, et se cache sous le loup d'un nuage...’ J'ai reçu votre lettre, Vous avez retenti comme le pistolet dont on presse la détente. Trebutien zijn boezemvriend wordt genoemd: ‘Son bras dessus-dessous devant la postérité.’ Sainte-Beuve gewoonlijk kalm, ja koud, spreekt met warmen geestdrift over ‘la vie de Guérin... et il a continué ainsi, presque bouillonnant, lui qui n'est qu'un gracieux filet de cascade en conversation, brillant et fin mais jamais débordant. Il débordait!’
Barbey is geen ongenadige beschrijver; niemand denkt er aan ‘de se sauver au travers du jardin’ Ziehier de schets der werkplaats van een' scheidkundige. ‘Les cornues, les alambics, les piles de Volta se dressant de tous les points de la chambre; les innombrables appareils qui ressemblent à des armes chargées, bourrées, près d'éclater, de vomir la mort; ces réservoirs étranges, ces vases inouïs, aux lignes et aux contours fantastiques, chimères d'airain où de cristal, les uns avec de longs cols qui s'allongent ou se replient comme des serpents, les autres avec des ventres de bêtes pleines qui vont mettre bas, lui parurent une ménagerie immobile, mais menaçante, d'animaux d'un autre monde, figés momentanément par une puissance suprême, mais apocalyptiquement hideux.’
| |
| |
De Pontmartin, de gekende kunstrechter, toonde zich immer streng voor Barbey terwijl L. Veuillot hem zijne achting en vriendschap schonk. Hoe kon het anders? De rechtschapene hoofdopsteller van den ‘Univers’ bracht hulde aan het buitengewoon talent van Barbey, en 't was, ons dunkens, niet uit jaloerschheid, maar voorzichtigheidshalve dat hij den vurigen en voor een dagblad gevaarlijken voorvechter niet wilde aannemen als medeopsteller, tenzij op voorwaarde dat hij. zich een klein stalen gebit in den mond zou getroosten. De twee schrijvers gelijken aan elkaar onder vele opzichten. Katholieken van het zuiverste bloed, bewonderaars van Josef de Maistre, hun orakel, beiden treden op als verdedigers der H. Kerk en harer instellingen, de ‘inquisitie’ inbegrepen. Op alle voorstel van toegevendheid, van overeenkomst met de dwaling, van afstand der rechten van de waarheid, antwoorden zij met een klinkend ‘non possumus’. Wat de wetenschap van den godsdienst aangaat, Veuillot overtreft ongetwijfeld zijnen geloofsbroeder en nooit zoude aan hem ontsnapt zijn wat Barbey schreef van den walgelijken held van een ongelukkig betiteld roman ‘Un Prêtre marié’ ‘qu'il buvait et mangeait son jugement éternel avec le pain et le vin du saint calice’.
Als romanschrijvers hebben zij beiden, voor de christene auteurs, een nieuwen weg gebaand, breeder, meer afwisselend, aantrekkelijker en meer bewandeld dan het pad waar hunne voorgangers slenterden, namelijk, zij hebben ruimere vrijheid gebruikt in 't schilderen der driften, Veuillot, de eerste, in ‘l'Honnête Femme’, na hem, Barbey in ‘Diaboliques’ en ‘Vieille maîtresse’. Barbey, vervoerd door eene ongetoomde verbeelding, waagt zich de verste aan gene zijde van het natuurlijke; zijne helden hebben ongewone lichaamskrachten, allergeweldigste, ja, soms onweerstaanbare hartstochten welke
| |
| |
hij niet aarzelt bloot te stellen, tot ergernis van ‘l'innocente pusillanimité’ met eene naturalitische vrijpostigheid, op dewelke, beweert hij, een katholieke schrijver meer recht heeft zich te beroepen dan een andersgezinde.
Hebben Veuillot en Barbey geslaagd in hunne onderneming? Zijn zij erin gelukt nieuwigheden te scheppen, tafereelen te schilderen naar de natuur, welke iedereen met gerust gemoed zal lezen, omdat zij niet verergernis, maar walg verwekken voor het ondeugdelijke dat erin voorkomt? Wie zal de lijn trekken buiten dewelke de deftige romancier zich niet zal wagen, wil hij zich zelven en zijne lezers eerbiedigen? Veuillot werd beknibbeld, met overdrevenheid, om ‘l'Honnête Femme’. Barbey verdient in zekere mate de bestraffing van de Pontmartin: ‘Comment ne voyez-vous pas que, en flattant, en caressant tout ce qu'il y a de sensuel, de vicieux, de malpropre dans notre misérable nature humaine, M. Barbey d'Aurevilly obtient carte blanche pour ses excès d'absolutisme auprès des athées, des sceptiques, des réalistes, qui ne nous passent rien à nous, assez bêtes pour essayer de mettre d'accord notre religion et notre morale? Tant qu'il me restera, un souffle de vie et un tronçon de plume, je ne me lasserai pas de signaler à la méfiance des vrais catholiques, cette littérature en partie double qui alterne une critique absolutiste et des romans tels qu'une Vieille maîtresse, les Diaboliques et l'Histoire sans nom.’
Het monopolie dat een legioen Fransche vrouwen, de ‘bas-bleus’ zich aanmatigen, voor hunne theeromans, heeft Veuillot, Barbey en anderen, genoopt, den tijd welken zij aan de dagbladen niet moesten gunnen, te besteden aan 't vervaardigen van nieuwe romans.
Veuillot schertst, gekscheert en speelt met de gerokte pennehoudsters gelijk de kat met de muis. Barbey kluppelt onmeêdoogend met zijne knots in het schrijfstersbataljon en bijna geene komen er ongedeerd van af. P. Cornut duidt het hem ten kwade en wreekt zekere
| |
| |
vrouwen die noch den spotnaam van ‘bas-bleus’ noch knotsslagen verdienen. Zekerlijk de H. Teresia, Mme de Sévigné, Mme de Maintenon, Catharina Emmerich, Eugenie de Guérin, Mme de Staël, Mme Swetchine en nog anderen maken eene uitzondering, maar stelde Barbey zelf die edele vrouwen niet in het volle licht der glorie? Wat! Hij zoude nergens verklaren wat hij verstaat door ‘bas-bleu’? 't Is de vrouw, zegt hij, ‘qui fait métier et marchandise de littérature’ als George Sand ‘la mère Gigogne aux adultères’ als Louise Colet ‘qui sait bien qu'une jupe peut se permettre tout, en France, sans aucun danger’.
Ten slotte, Barbey als schrijver beschouwd, zoude eene der eerste plaatsen bekleeden ware 't niet dat hij te veel verslingerd is op het verbazend en verblindend ‘epitheton’. Zijne critiek hakt menige gloriën in stukken (Michelet, Cousin, Henri Martin, Hugo enz.). Zijn oordeelvelling lijdt geen tegenspraak; zijn vonnis is hard, niet zelden onrechtveerdig. Helaas, de ‘sympathie’ welke wij den katholieken auteur zoo graag zouden betuigen, wordt gekoeld door zijne zonderlinge ijdelheid en zijne overdreven inschikkelijkheid met sommige vijanden der Kerk. Lof oogste hij in langs dezen kant. Sainte-Beuve verslond Barbey's artikels. ‘Il ne se servirait que du quart de son esprit, qu'il en montrerait encore assez pour forcer de l'admirer’. Jules Le Maître staat in verrukking: ‘Barbey est un écrivain éloquent, abondant, magnifique, précieux, à panaches, à fusées..’. Nisard, de klassieker, telkens dat hij Barbey's naam hoorde uitspreken, zegde: ‘Attention! Celui-là, c'est un grand écrivain!’
Lovendegem.
E. Pauwels, pr.
|
|