Het Belfort. Jaargang 11
(1896)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |||||||
Uit de Pathologie der taal.Taalphantasmen.Berek.‘Die vergadering zal bestaan:
Denderbode, 8, 7, '94. Berek zal wel moeten beteekenen bestuur. Het is de eerste maal niet, dat ik het woord in die beteekenis ontmoet; maar waar mag het vandaan komen? Wat kan toch etymologisch zijn beteekenis zijn? | |||||||
Te niet vellen.‘Wanneer al wat een overblijfsel mag heeten onzer tegenwoordige wereld zal te niet geveld wezen, zal de sociale toestand der toekomst uit die wanstalligheid (sic) oprijzen.’ Hubert Langerock, Nedl. Mus. '94, 15 Juni, 75. Vellen, factitief met umlaut van vallen, beteekent eenvoudig doen vallen en sluit niet in, dat het voorwerp van de handeling door zijn val te niet gaat. Terneervellen kan men; maar iets te niet vellen is onmogelijk. | |||||||
Gruwelheid.‘Wat nu de vierde klas der anarchisten betreft, die moeten wij zonder aarzelen, zonder gruwelheid maar ook zonder zwakheid aan het gerecht overleveren.’ Id. 85. Een woord gruwelheid heeft nooit bestaan. Waarschijnlijk heeft de schrijver bedoeld wreedheid. Wanneer iemand zijn taal niet kent, zweven hem allerhande vlottende, onvaste taalvormen in 't hoofd, die soms, naar een duistere analogie een lichaam krijgen; cruauté riep heel waarschijnlijk gruwelheid in 't leven; maar dit laatste | |||||||
[pagina 138]
| |||||||
is een monster. De meeste znww. op heid zijn afgeleid van bijv. naamww.: schoonheid, wreedheid, goedheid. Een bijv. nw. gruwel bestaat niet. | |||||||
Steller.‘Anarchie is in princiep de ontkenning van alle zedelijke of werkelijke overheid en in tegenstrijdige besprekingen met anarchisten gebeurt gewoonlijk het volgende: zoohaast een argument wat moeilijk te beantwoorden valt, werpen zij in name (vr. in, uit naam van) der anarchistische grondbeginselen den steller over boord.’ Id. 65. Die ongelukkige steller hangt daar tusschen hemel en aarde te spartelen. Wat schelmstuk bedreef hij toch? Men vermoedt wel, dat er in den geest van den schrijver eenig verband zal bestaan tusschen een argument en den steller. Maar in zijn volzin is niets, dat ons, logisch, zulk verband kan doen vatten. We vatten 't verband zooveel te moeilijker daar een argument niet gesteld maar voorgebracht, geopperd wordt. Men doet ook een argument gelden. Het woord steller kan ons alleen de voorstelling geven van iemand, die schrijft, die iets opstelt. De geheele volzin loopt mank. De uitdrukking iemand overboord (sic) werpen, sluit in, dat iemand behoord heeft tot de bemanning van het schip, d.i. tot de partij van degenen, die hem van zich afstooten. Dat is wel 't geval niet met den ongelukkigen steller over wie(n) we 't hier hebben. Daarom geeft het slot van den zin volstrekt geen duidelijke voorstelling. | |||||||
Op verre na.‘Zijn (v. Kropotkine namel) laatste boek is op verre na het bijzonderste en door Reclus van een inleidend woord voorzien.’ Id. 71. De uitdrukking op x na geeft te kennen, dat iets ontbreekt; x bepaalt wat ontbreekt: ik heb al de werken van dien schrijver gelezen op één na. Waar niets ontbreekt, b.v. in den aangehaalden zin, komt op x na niet te pas. Hier moet nog bijgevoegd worden, dat, op verre na alleen negatief gebruikt wordt, zooals in den volgenden zin van denzelfden schrijver (blz. 76): ‘de natuurlijke (waarschijnlijk: aangeboren?) engelachtigheid van den alleenstaanden vrijen mensch is op verre na niet bewezen.’ De uitdr. die in den eersten zin op verre na dient te vervangen is natuurlijk verreweg. | |||||||
Sceptieker.‘Dan is de mensch een sceptieker geworden,.... Id. 80. Eenige politiekers disschen ellenlange Fransche redevoeringen op...’ Léonce Ducatillon, De Christene (sic) Volkspartij in Belgie, 25. Academieker wordt ook in Zuid-Nederland gebruikt. | |||||||
[pagina 139]
| |||||||
Het Nederl. kent dergelijke substantieven niet. Een afgeleid znw. met den uitg. er duidt een wezen aan, dat een handeling verricht; daarom ook zijn de meeste dier znww. van werkww. afgeleid: schrijver, jager, bakker. Doch sceptieker, politieker, academieker duiden geen handelend wezen aan; politieker, academieker zijn kennelijk gesmeed om te beantwoorden aan Fr. znww. op -cien: politicien, académicien en op 't voorbeeld van dergelijke znww. in het D.: politieker, skeptiker. Onze taal spreekt van een scepticus, een politicus, van sceptici en politici. De politici uit de herberg heeten politieke tinnegieters. Een académicien kan men een academielid noemen. | |||||||
Aanzetten.‘Onze gekke tijd heeft misschien aan (pleon.) de jongeren lust aangezet om zich zulken roem te verzekerenGa naar voetnoot(1).’ Aanzetten wordt in 't Nederl. wel gebezigd met een persoon (in den aangeh. zin is tijd verpersoonl.) als onderwerp, een zaak als lijdend voorwerp en een ander persoon in den derden naamval, bijv. van aanstekelijke ziekten: ze op iemand overbrengen, ze hem mededeelen enz. (Vgl. Wdb. i.v. III, 2), kol. 500). In deze opvatting wordt aanzetten altijd in ongunstige beteekenis gebruikt. Doch iemand lust aanzetten alsof het een besmettelijke ziekte was, werd tot heden in 't Nederl. niet gezegd. Men kan iemand lust doen krijgen. | |||||||
Anarchistisch voorstander.‘Als anarchistisch voorstander schreef (Kropotkine) drie werken.’ Id. 71. De bijvoeglijke bepaling van voorstander kan ons niet leeren wát zoo 'n persoon voorstaat; dit laatste moet uitgedrukt worden door een bepaling met van; het attributief bijv. naamw. bij voorstander kan alleen een hoedanigheid uitdrukken, die hem als persoon eigen is: een ijverig voorstander van de anarchie. | |||||||
Van de hand schudden.‘Iedereen,’ zegden wij elders, ‘moet voort alsof men hoopte eens de woorden des Almachtigen van de hand te schudden: in het zweet uws aanschijns zult gij uw brood eten.’ Denderbode, 17, 6, '94. Men kan niet op iedereen terugslaan. Zooals men ziet is de courantier ingenomen met de door hem gebezigde figuur: hij heeft ze elders nog gebezigd. Maar wat zonderling beeld: die woorden van den Almachtige van de hand schudden alsof het echels waren, die er aan vastzaten! Men vergeet te dikwijls, dat, wanneer men een overdrachtelijke uitdiukking gebruikt, de over- | |||||||
[pagina 140]
| |||||||
dracht moet berusten op iets, dat men zich in de werkelijkheid voorstellen kan. Hier is dat zeker niet het geval. Bovendien moet men geijkte beeldspraak eerbiedigen en die niet door onzinnige beeldspraak vervangen. Schudden komt alleen voor in de uitdrukking: van den hals schudden; zooals een stier zijn juk van den nek schudt, kan, overdrachtelijk, een volk een te zwaar wegend juk van den hals schudden. Daar heeft men mooie beeldspraak. In van de hand schudden heeft men een uitzinnig mengelmoes van twee zegswijzen: van den hals schudden en van de hand wijzen. | |||||||
Ontzinnigheid.‘Hij had er op gezwoegd, gewroet, dikwijls met een beestenkracht, die tot ontzinnigheid leidde...’ A. Pauwels, N.D.e.K., '94-'95, 5, 190. Waar heeft deze schrijver dat woord opgevischt? In 't modern Nederlandsch zeker niet. Volgens het Wdb. kwam in de 17e eeuw naast onzinnig, onzinnigheid wel een vorm ontzinnig, ontzinnigheid voor. Het is volstrekt niet wenschelijk die antiquiteit weer aan 't licht te brengen. De afleiding van het woord deugt niet: het voorvoegsel ont- dient niet om bijvoeglijke naamwoorden te vormen; het dient alleen bij de afleiding van werkwoorden. De vorm ontzinnig(heid) kan in het brein van dezen schrijver ontstaan zijn uit onzinnig onder den invloed van uitzinnig. | |||||||
Inlijven.‘(Tippo-Tip) lijft in 't geheim soldaten in.’ Denderb. 24, 6, '94. De bedoeling van den schrijver is, dat Tippo-Tip soldaten in dienst neemt. Dat denkbeeld kan niet uitgedrukt worden door inlijven. Dit laatste wordt gezegd van de lichtingen b.v. die ieder jaar bij de verschillende wapens worden ingedeeld. ‘Soldaten in dienst nemen’ is soldaten werven. De Vlaming zou nochtans de uitdrukkingen incorporer en recruter in 't Fr. wel weten uit elkaar te houden! | |||||||
Verneembaar.‘Allen deelden zijne meening. Wel drukten zij dit niet uit met woorden, maar men begreep het aan (door) de manier waarop zij, nauwelijks verneembaar, met het hoofd knikten,’ C. Buysse, Gids, '94, 7, 27. Verneembaar wordt gezegd van een geluid, iets dat kan gehoord worden. Het knikken met het hoofd moet men met het oog en kan men niet met het oor waarnemen. Het rechte woord is hier waarneembaar. | |||||||
Til (op -).‘We vernemen met genoegen, dat er eene maatschappij op til is, om het (den) straatmest, van Brussel en andere streken voor de ontginning der Kempen te benuttigen.’ Flamingant, 5, 6, '94. | |||||||
[pagina 141]
| |||||||
Op til = staande te gebeuren, ophanden. Die uitdrukking is dus alleen toepasselijk op iets dat gebeurt, voorvalt, niet op een maatschappij; deze wordt gesticht. Het bovenstaande zou dus best aldus luiden: ‘We vernemen...., dat een maatschappij gesticht wordt, staat gesticht te worden, zal gesticht worden...’ | |||||||
Een onbereikt beeld.‘Ik acht Daudet's beeld van den “Monsieur qui a lu Proudhon” in zijn roman Jack voor waarschijnlijk doch ook voor tot heden toe onbereikt.’ Hub. Langerock, Nedl. Mus. '94-'95, 6, 66. Wie geeft ons de verklaring van dat beeld, dat waarschijnlijk doch tot heden toe onbereikt is? Gent. H. Meert.Ga naar voetnoot(1) |
|