| |
| |
| |
Boekennieuws en kronijk.
Stijlaffectatie bij Shakespeare, vooral uit oogpunt van het Euphuisme, door Maurits Basse, Doctor in de Wijsbegeerte en Letteren. (Recueil de travaux publiés par la Faculté de philosophie et Lettres de l'Université de Gand. 14e Fascicule). - Gand, Librairie H. Engelcke, 1895.
Een paar jaren geleden behaalde de heer Basse, met zijne verhandeling over de stijlaffectatie bij Shakespeare, den prijs in den wedstrijd tusschen de Belgische Hoogescholen. De verhandeling waarvan wij hierboven den titel mededeelen, is, naar ons beste weten, wel het belangrijkste werk tot hiertoe in onze taal aan de studie van den grootsten der Engelsche toneeldichters gewijd. Laat ons dan ook, vooaleer tot een vluchtig overzicht van den inhoud over te gaan, den jongen geleerde ervoor onzen dank betuigen, dat hij tot het schrijven van zijne studie zijne moedertaal heeft verkozen, ons Nederlandsch. Die handelwijze was stellig een daad van nationale fierheid, en wij zijn er trotsch over voor hem.
Wat moet men verstaan door de uitdrukking 'Stijlaffectie' bij de Engelsche schrijvers der zestiende eeuw? Aan het beantwoorden van deze vraag, - eene onontbeerlijke inleiding tot de studie van den stijl bij Shakespeare zelf, - wijdt de heer Basse zijn eerste hoofdstuk, de 38 eerste bladzijden van zijne verhandeling. Opvolgentlijk bespreekt hij daarin, waarin eigenaardigheden bestaan, welke men gedoopt heeft met de vreemdsoortige namen van Soraïsme, Italianisme, Euphuisme, Gongorisme, Arcadianisme en Dubartassisme. Ook bij de studie van onze eigene zestiendeeuwsche letterkunde heeft dat hoofdstuk zijne waarde, en behelst menigen kostbaren wenk. Het volgende hoofdstuk handelt over de aanwezigheid van de Affecta ie, en vooral van het Euphuisme, in de werken van Shakespeare. De schrijver dringt voornamelijk aan op de nauwkeurige bepaling van het Euphuisme en zijne kenteekens, en het vierde hoofdstuk, waarin een overzicht gegeven wordt van de plaatsen, in de verschillende werken van den Engelschen dichter, welke Euphuistisch gekleurd zijn, wettigt de onderstelling dat zeker al heel weinige dergelijke geaffecteerde regelen, aan zijn aandacht mochten ontsnapt zijn.
Dit vierde hoofdstuk staat buiten alle verhouding van lengte tegenover de drie voorgaande hoofdstukken. Het strekt zich uit van bl. 72 tot 186. Het hoofdstuk dat voorafgaat behandelt het belangrijke vraagstuk van de ‘onnatuurlijke natuurlijke historie’ bij Shakespeare, 't is te zeggen van de dwaalbegrippen welke in zijne werken uitgedrukt worden nopens allerlei wondere dieren en planten en schepsels, en wondere eigenschappen van dezelve; de ‘fabelachtige’ natuurgeschiedenis, zooals de schrijver zich ergens uitdrukt. Aan deze uitvoerige studie van bijzonderheden, voegde de
| |
| |
heer Basse, - en de lezer zal er hem dankbaar voor zijn, - eene betrekkelijk beknopte samenvatting toe van de uitkomsten van zijn onderzoek.
‘Ons onderzoek heeft ons wel overtuigd’, zoo besluit hij, ‘dat Shakespeare, met al zijn tijdgenoten, onder den invloed der zestiendeeuwsche affectatie heeft gestaan. Maar hoe? Niet alleen met schier volkomen behoud zijner zelfstandigherd en zonder daarbij iets van zijn esthetische grondbeginselen in te schieten; maar derwijze, dat wij nauwelijks nog van ‘onder den invloed der stijlaffectatie staan’ durven spreken.
Vooral op het Euphuisme is dit toepasselijk. Wat uit Lyly's pen als een belachelijke overdrijving was gevloerd, weet onze dichter met zulken fijnen smaak te vervormen en te herscheppen, en met zulke zelfbewuste meesterschap juist daar te gebruiken waar het tot een schoon en krachtig kunstmiddel strekt, dat wij ons met verwondering afvragen: hoe komt het dat die stijl ons ergert bij Lyly en ons bevalt bij Shakespeare? Zou ons misschien een vooroordeel tegen Lyly verblinden en zou het soms waar zijn, om als deze te spreken, dat de misvormde pad toch een kostbaren steen in het hoofd draagt?
Zeker is dat waar. Maar om dien wonderbaren steen te ontdekken en tot een sieraad te slijpen was een talentvoller kunstenaar dan Lyly noodig. Er kwam er dan ook een die den steen vond en met éénen slag zijner geniale tooverroede tot een edel diamant herschiep.
‘En die toovenaar was Shakespeare.’
Mgr Seghers, l'apôtre de l'Alaska, door den Eerw. Heer Maurits de Baets, doctor in godgeleerdheid en wijsbegeerte van de Gregoriaansche hoogeschool van Rome, secretaris van Zijne Hoogw. Mgr den bisschop van Gent. Groot en schoon boekdeel versierd met 3 portretten en 2 aardrijkskundige kaarten. Gent, A. Siffer. - Prijs 4,50.
Dit merkwaardig werk behelst de levensbeschrijving van Mgr Seghers, wiens naam ter eeuwige glorie zal strekken van Gent zijne geboortestad en van gansch ons bisdom. Als een tweede Franciscus-Xaverius heeft hij zijn leven geofferd voor het heil van arme en verlatene volkeren, waar niemand nog van beschaving of van geloof had hooren spreken.
In de meest ontoegankelijke streken van Noord-Amerika heeft hij gedurende 23 jaren het woord Gods verkondigd. Het eiland Van Couver was het eerste wijduitgestrekt veld, waar de jeugdige en vurige apostel arbeidde; zijn onvermoeibaar zwoegen bracht er rijke vruchten voort. Bisschop benoemd van dit eiland, wierd Mgr Seghers later verheven tot den aartsbisschoppelijken stoel van Oregon. Zijn apostelijke lever en zelfopoffering kenden geene palen, menigmaal doorreisde hij de woeste streek van Alaska in het uiterste Noord-Westen van Amerika.
Ware zendeling, naar het voorbeeld der apostelen, vreesde hij noch gevaren, noch lijden of beproevingen. Tot een voorbeeld van ootmoedigheid en zelfverloochening, zag hij van den aartsbisschoppelijken zetel af, om naar Van Couver en Alaska terug te keeren en er zijn begonnen werk te voltrekken.
Welhaast daarna zou Mgr Seghers met zijn bloed dien grond besproeien die reeds zijn zweet gedronken had. Hij stierf den martelaarsdood in Alaska ten jare 1886.
Dit stichtend leven en vruchtbaar apostolaat heeft de Eerw. Heer de Baets getrouwelijk geschetst. Doch zijn werk is geene eenvoudige levensbeschrijving, die ons slechts de voornaamste werken en daden van den missionnaris-bisschop verhaalt; het is een gewrocht van grooter
| |
| |
gehalte en hoogere opvatting, dat de schitterende loopbaan van Mgr Seghers op meesterlijke wijze afschildert, en ons den onverschrokken moed en onuitputbaren zieleniever van den vromen dienaar Gods voor oogen stelt.
Daarom vooral aanzien wij dit belangrijk werk niet alleenlijk als een aangenaam leesboek, maar vooral als een boek zeer wel geschikt om tot heilige gevoelens op te wekken, den geest van geloof in de ziel der lezers aan te vuren en tot iever aan te zetten.
Het boek is voorafgegaan van eenen brief van Zijne Hoogwaardigheid den Bisschop van Gent, en een schrijven van Mgr Gibbons, aartsbisschop van Baltimore, die onzen beroemden stadsgenoot den eersten martelaar noemt van Alaska.
De uitgave doet eer aan den drukker, het is een oprecht prachtboek.
Een spel van Sinne van Charon de Helsche Schippere (1551)' uitgegeven door Dr. W.L. de Vreese. - Antwerpen, L. de la Mon tagne, uitgever. 1895.
De uitgave welke Dr. de Vreese bezorgd heeft bevat drie gedeelten: de eerste 22 bladzijden vormen de inleiding, van bl. 23 tot 46 wordt de tekst van het spel meegedeeld, en eindelijk van bl. 47 tot 57 volgen eene reeks aanteekeningen over woorden en uitdrukkingen, waarop de uitgever in het bijzonder verlangt de aandacht te vestigen, of wier zin bijzondere moeilijkheid oplevert.
Het handschrift van het ‘spel van Sinne van Charon, de helsche schippere’ berust thans op de Universiterts-bibliotheek te Gent. Over de geschiedenis zijner lotgevallen, zoover de heer de Vreese die kan achterhalen, zullen we hier niet in bijzonderheden treden. Zeer waarschijnlijk werd het, door een zekeren Reyer Gheurts, ten gerieve van de Antwerpsche rederijkerskamer De Goudbloem vervaardigd. De schrijver ervan (het woord dichter in den zin, welken dat woord voor ons heeft schijnt minder gepast), de schrijver ervan heeft voor een zestiendeeuwsch Rederijkerstooneel hetzelfde thema behandeld door Lucianus uitgewerkt in een zijner geestigste tweespraken: Charon of de Beschouwers. De heer de Vreese, welke de behandeling van den latijnschen schrijver met die van onzen vermoedelijken Antwerpenaar uitvoeriger vergelijkt, vat als volgt beknopt den inhoud van het zinnespel samen:
‘Charon heeft van Pluto een dagje verlof gekregen om de bovenwereld eens te bezoeken. Zijn vriend Mercurius ontmoetende, verzoekt hij dezen hem tot gids te willen dienen, waartoe Mercurius na eenige bedenkingen bereid is. Om een uitgebreid uitzicht te verkrijgen, stapelen beiden, daar Charon als bewoner van het doodenrijk den toegang des hemels ontzegd is, verscheidene bergen op elkander. Van deze ontzaggelijke hoogte beschouwen zij de wereld, het armzalige, ijdele wroeten der menschen, welke hun kortstondig leven doorbrengen alsof de dood hun met wachtte, nagaande en beoordeelende.’
De schrijver van het Nederlandsche stuk is geen slaafsche navolger geweest. Zijn werk geeft blijken van eene zekere mate oorspronkelijkheid. Wanneer men het spel plaatst in de lijst van zijn tijd, een tijd waar het letterkundig peil bijzonder laag stond naar opvatting, dan zal men erkennen dat het tot de betrekkelijk goede stukken behoort welke ons eruit overgebleven zijn. De zorgvuldigheid waarmede dr. De Vreese de uitgave bewerkt heeft verhoogt grootelijks het belang van deze laatste. Zooveel te meer verdient hij onzen dank, daar er toch bij de meesten een allerdiepste en overigens zeer onverstandige afkeer bestaat voor alles wat dagteekent uit den rijmelaarstijd van de Rederijkers.
| |
| |
Verzameling van antialcoolische verhalen, gedichten en ezangen, door F.-A. Robyns. Eerste reeks. - (Ingenaard, 104 bladz.; prijs 0,50.) - Maeseyck, J. Vanderdonck-Robyns, 1895.
Actualiteit in 't onderwijs is eene vereischte tot gezonde pedagogie. Niet bloot met schoolvakken en programma's, ook met de eischen van 't werkelijk en 't maatschappelijk leven moet de onderwijzer te rade gaan.
Zeer actueel is het hier behandelde onderwerp: de alcoholquestie is immers een der dringendste vraagstukken van onzen tijd. Drankmisbruik wordt gemakkelijker voorkomen dan uitgeroeid; en daartoe kan de school eene machtige helpster worden. Dat begreep de schrijver, en sinds lang is hij allerijverigst werkzaam op dat gebied. Door hem werd het werk der Matigheidskringen voor scholen tot stand gebracht; het werd in de provincie Limburg gesticht, en verkreeg daar spoedig zulke uitbreiding, dat de aandacht van het Staatsbestuur er op gericht werd, en het den onderwijzers officieel aanbevolen werd. Ook in den vreemde werd dit werk gewaardeerd: de bekende Société nationale d'encouragement au Bien, van Parijs - van welke de Heer Jules Simon voorzitter is - kende den stichter eene harer hoogste onderscheidingen toe.
Het boek levert afgewisselde en zeer gepaste stof om het onderwijs die richting te geven; en het verdient den onderwijzers ten zeerste aanbevolen te worden. Onder de verzamelde stukken zijn geheugen- en zangoefeningen, losse gedachten, en tal van treffende voorbeelden en feiten, zeer geschikt om de gesprekken en voordrachten over drankmisbruik ingrijpend te maken.
Wegens zijn boeienden inhoud en eenvoudigen vorm is het werk een zeer geschikt prijsboek; om zijne actueele, nuttige strekking, verdiende het eene plaats te krijgen in alle school- en volksbibliotheken. Ook als letterkundig werk is het boek niet onverdienstelijk.
Eene tweede reeks dier verhalen is aangekondigd en zal spoedig verschijnen.
Brugge-Zeehaven. - Den Heugelijken Nacht van 29 September 1895. - Gedicht van Jerome Noterdaeme. - Brugge, F. Claeys en Zoon, Aardappelmarkt.
Niemand die ooggetuige is geweest van de geestdrift welke heel de Brugsche bevolking op 29 September van dit jaar tot jubelkreten vervoerde zal ooit het grootsche schouwspel vergeten dat alsdan de straten der anders zoo rustige stad opleverden. Voor hen is het gedicht van den heer Noterdame geschreven, tot herinnering. Voor hen levert het meer, veel meer op dan het letterkundig genot welke ieder Vlaamsche lezer erin zal vinden. En dat genot dient nochtans naar waarde te worden geschat. De heer Noterdaeme is in West-Vlaanderen een der meest geliefde dichters; hij is bij Gezelle ter school gegaan voor de zangerigheid en de smedigheid zijner taal, maar zonder te schaden aan de persoonlijke eigenaardigheid van alles wat door hem onderteekend werd. Dat dit feestgedicht reeds eene tweede uitgave mocht beleven pleit genoeg voor zijne hoedanigheden. De keurigheid van de uitgave strekt de heeren Claeys tot eer.
De Nieuwe Schoolwet van 1895, voorafgegaan door l'exposé des motifs en gevolgd door de onderrichtingen voor het uitvoeren der Wet. Gent, A. Siffer. - Prijs: fr. 0,75.
Dit boekje zal hoogst welkom zijn bij de vele personen, priesters en wereldlijken, die met de scholen gelast of bemoeid zijn. Zij zullen er, onder den genefelijken vorm van een schoon boekdeeltje de wettelijke schikkingen,
| |
| |
verordeningen van het bestuur, enz. aantreffen, die zij noodig hebben te kennen en toe te passen. Een bijvoegsel geeft het koninklijk besluit omtrent de inrichting van het geestelijk onderwijs en het algemeen reglement betrekkelijk de Staatscredieten voor de lagere scholen.
Dit boekje zij hun aanbevolen.
Davidsfonds. - De afdeeling Gent vierde den 16 Dec. hare plechtige prijsuitdeeling aan de bekroonde leerlingen in de prijskampen uitgeschreven onder de vrije middelbare en lagere scholen: 156 pakken prijzen en zes eeremetalen werden uitgereikt. De plechtigheid werd opgeluisterd door zangen tooneel opperbest uitgevoerd door de leetlingen der Broeders van Liefde en der Broeders der Christelijke scholen. De heer J. Van Cleemputte, een der welsprekendste leden der Kamer van Volksvertegenwoordigers, hield eene boeiende rede over de grootheid van den Vlaamschen stam, welken wij door taal, zeden en kunstzin in zijnen ouden luister moeten bewaren, tot heil van godsdienst, vaderland en samenleving. De eerw. heer Dr Claeys, sloot het feest met een warm woord van dank aan den gevierden redenaar, die tot de kinderen van het volk wel willen afdalen was en alzoo waarlijk den naam verdiende van volksvertegenwoordiger.
Te Brugge spraken dezen winter in het Davidsfonds de eerw, heeren Van Speybrouk en Van Haecke. Aarschot bood den 15 Dec. aan zijne leden een concert aan met voordracht door den heer Vliebergh.
De heer A. Van Geel, lid van het hoofdbestuur te Hasselt, als gemeenteraadslid gekozen, heeft van de eerste zitting af het Vlaamsch doen aannemen als de taal van het bestuur.
Te Gent hebben de nieuwe gemeenteraadsheeren A. Siffer lid van het Hoofdbestuur en hoogleeraar De Ceuleneer, bestuurlid der plaatselijke afdeeling insgelijks in de eerste zitting van den stedelijken Raad een voorstel in dien zin neergelegd.
- Geschreven uit Borgerhout: Op 2 December opende die bloeiende afdeeling hare reeks winterfeesten door een concert dat in opzicht van muziek, kunstenaars, voordrachtgever en publiek, buitengewoon wel gelukt is en ingericht werd door den heer Edmond De Herdt, lid van het Bestuur.
Voor al wie de muzikale wereld van Antwerpen kent en hare puike uitvoeringen van kamermuziek eenigszins bijwoont, is het teenemaal overbodig den lof te verkondigen van den heer De Herdt, laureaat voor viool in het conservatorium te Brussel, en van zijnen collega Mr Van Der Avort (cello). Berden zijn immers leden van de kwartet-kapel, die in de metropool der kunsten door hare smaakvolle muziekfeesten eenen zoo eervollen naam heeft verworven.
Indien ik deze woorden had mogen schrijven onder den indruk welken de uitstekende zangeres, juffrouw Maria Levering op mij uitoefende, dan zou ik het wagen over hare bevallige, ongekunstelde houding, hare zuivere, duidelijke, sierlijke uitspraak, den kristalhelderen klank en lenige veerkracht harer stem te spreken, doch al die woorden geven de begeestering niet weer, waardoor de toehoorders zich door dien nachtegaal lieten vervoeren.
Innig was ook het genoegen, door de mollige en toch manhaftige stem van den heer lief hebber L. Van Den Bussche op het publiek uitgeoefend. Zijne stukken waren bijzonder goed gekozen: Halletoren! en De Schelde! Brovo, Mr Van Den Busssche!
De heer Lamproye, advokaat boeide gedurende een klein half uur de gansche menigte, 't is het juiste woord, door eene rede, in zuivere, vloeiende en onverwrongene moeder taal. Vele waarheden heeft hij op overtuigden
| |
| |
toon in de herten gestort. Hij handelde over de christen liefdadigheid, die in onze dagen van klassenstrijd de verbroedering onder alle standen der maatschappij alleen kan, maar ook zal bewerken.
Kortom, een allerbeste concert, met schoone afwisseling van keurige stukken, door echte kunstenaars voor gretige ooren uitgevoerd.
Behalve zijne eigene uitvoeringen, begeleide nog de liefhebberkunstenaar Mr J. Craen, zoo smaakvol als nederig de verschillende instrumenteele- en zangstukken. Mr Craen heeft zichzelven overtroffen, en dat is niet weinig gezeid.
Hulde aan het Bestuur der afdeeling Borgerhout, dat voor zijn 33ste feest door zulke onschatbare elementen de belangstelling zijner leden wist gaande te houden! Eere aan den heer Edm. De Herdt, den kundigen inrichter en meesterlijken violist!
Gewis het Bestuur, de voordrachtgever en de uitvoerders zijn het zoo uitgezocht en overtallijk publiek erkentelijk voor de onafgebrokene, godsdienstige aandacht, waarmede het heeft toegeluisferd voor zijne geestdriftige toejuichingen en voor de terugroepingen, waarmede het zijne onverzaadbaarheid voor zulke heerlijke muziek te kennen gaf.
Koninklijke Vlaamsche Academie. - Vergadering van 18 December: Na de lezing en vaststelling van het verslag der vonge bijeenkomst, spreekt de heer baron de Maere zijnen dank uit voor zijne benoeming tot onderbestuurder voor het jaar 1896.
De bestuurder, Dr Hansen, wenscht den heer de Maere uit naam der Academie, geluk met zijne benoeming tot baron.
Daarna draagt Dr Hansen eene afscheidsrede als bestuurder voor 1895 voor, waarin hij nogmaals zijnen dank beturgt voor het in hem gestelde vertrouwen en tevens de voornaamste gebeurtenissen opsomt, die zich gedurende het afgeloopen jaar in de Academie hebben voorgedaan.
De heer J. Broeckaert schenkt aan de Academie eene verzameling van een too tal straatliederen en deelt bij die gelegenheid eene belangrijke studie over de marktzangers in Vlaanderen mede.
Hij behandelt daarin vooral den vermaarden Geeraardsbergschen dichter Jozef Sadones, die meer dan 3000 liederen in de wereld zond, alsmede dezes zoon, Hendrik Sadones, ook eenen verdienstelijken marktzanger.
Nadat de heer E. Hiel een gedicht getiteld Droomerijen had voorgelezen, werd de zitting gesloten.
Gemeentenamen. - Wij zien in de begrooting van het Ministerie van Binnenl. Zaken, voor 1895 en 1896, een post van 4000 en eenige honderden frank voor: Commission de l'orthographe des noms des Communes Wat mag dat beduiden? De Commissie heeft haar werk voltooid (althans voor de gemeentenamen) en is sedert niet meer bijeengeroepen. - Vroeger, toen de Commissie bijeenkwam, werd er geen bijzonder krediet voor gevraagd, en de Commissie heeft dit jaar (1895) geene enkele zitting gehad... Zou de Commission Centrale de statistique misschien meer uitgeven om her werk der Vlaamsche Commissie te onderzoeken dan deze Commissie tijdens 2 - 3 jaren aan reis- en verblijf-penningen gekost heeft? - En heeft die Commission royale de minste bevoegdheid voor zulke taak?
Czar. - In het vorig nr van Het Belfort, bl. 342, drukt de Hr H. Meert de meening uit dat men in het nederlandsch Oz aar moet schrijven. Ik deel volstrekt in zijn gevoelen voor wat de verdubbeling der a aangaat. Maar waarom behoudt hij die twe medeklinkers c en z, wier aaneenschakeling zoo zeer den geest onzer taal kwetst?
| |
| |
Het bedoeld woord is russisch. Als de Russen van hunnn keizer spreken, noemen zij hem den Tsaar. Dit is bij hen de waie uitspraak, en in hun alphabet, dat, zoo men weet, merkelijk van het onze verschilt, begint het woord met eene bijzondere letter, - zoo wat eene U die met een haakje eindigt - welke de beteekenis heeft van onze Ts of van de duitsche Z. Ook schrijven de Duitschers doorgaans Zar, hetgeen wordt uitgesproken gelijk het russisch woord.
Waaruit is nu, in Frankrijk, in Engeland en elders, de gewoonte ontstaan van Czar te schrijven? Eenvoudig uit de omstandigheid, dat in het hongaarsch en in de talen der westslavische volkeren, die onzen alphabet gebruiken, de dubbelletter cz dezelfde waarde heeft als onze ts en de duitsche z. De Hongaren en de Polen schrijven Czar, en te recht, want dit komt met hunne uitspraak overeen. Maar wij, die de c nooit als t gebruiken, wij hebben geene reden om hunne schrijfwijze te volgen.
Dit beginnen ook overigens de Franschen te verstaan, die nu vaak de cz varen laten en eenvoudig Tsar schrijven, om de uitspraak der Russen, Duitschers, Polen, enz., te volgen.
Laten wij dan ook Tsaar schrijven, om volgens de regels onzer taal het woord te kunnen uitspreken zooals het betaamt.
Leuven, December 1895.
E.M.
Cracco. - Ons artikeltje over dezen Roeselaarschen dichter heeft' in West-Vlaanderen vooral, waar de verdienstelijke man nog talrijk vereerders vindt, belangstelling opgewekt. Wij ontvingen kleine dichtstukjes: 1o Op het overlijden van 102 jarigen J.-B van Neste, te Roeselaie, (1842); 2o Op het afsterven van D. Ost, pastoor van Sto-Maria-Oudenhove (1827); 3o Uitwerding op Gods goedheid, Lierzang (1821); 4o Lierdicht aan Fr. van der Biest, toen hij voor de eerste maal, te Brussel, het onbloedig slagtoffer aan God had opgedragen 1822); 5o Uit Geluwe: Inlichtingen omtrent des dichters verblijf bij den pastoor van Oostakker, de Laire. - Mogelijk is een en ander niet bekend aan hem, die het dichtwerk van Cracco wenscht in het licht te geven.
† Leopold Jacoby, te Zurich, de bekende socialismsche schrijver van Es werde licht (Dat het licht worde).
† Pater Chocarne, Fransche Predikheer, de vermaarde schrijver van het leven van Pater Lacordaire.
† Emile Montégut, een der opstellers van La Revue des Deux-Mondes, en schrijver van verschillende werken van critiek en reisbeschrijvingen. Hij gaf ook eene studie uit op maarschalk Davoust.
† John Russel Hind geleerde Engelsche sterrekundige, schrijver van verschillende werken over zijn vak.
|
|