Ongeraakt
Wie van ons heeft niet honderdmaal het woordeken ongeraakt in de volksspraak gehoord, waar het aan menige zake eene hoedanigheid bijzet die men moeilijk door een ander woord zou kunnen weergeven?
Zijne beteekenis is: onhebbelijk, bot, wanordig, onbeschoft, leelijk, ongevoeglijk, zonder gewoud, enz.
Dit woordeken is oud en in de middeleeuwen maakte men er groot gebruik van in de schrijftale. Nu echter is het uit de boeken verdwenen en 't en blijft maar in leven meer al vliegen van mond tot mond. Nochtans het is geen gewestwoord maar een woord dat Vlaanderen door in zwang en voege is.
Het is misschien het aardig uitzicht van het woord dat het mistrouwen der boekschrijvers heeft gaande gemaakt.
Nochtans ik en twijfel niet of ongeraakt is een zuiver, regelmatig ontwikkeld nederlandsch woord, dat deelmaakt van eenen stronk die vele spruiten heeft.
Al deze spruiten staan rond den moederstronk rek -, die het gedacht orde, rang, bevat.
Zoo zijn: Reek, reke, - rekenen, reken (mnl. en fr. Vl.) d.i. in reke, in orde, stellen.
Reke, te ghereke zijn is, bij Kiliaen, ordo et ornatus, apparatus. Te gereke zijn bediedt, heden, gëarrangeerd zijn, leelijk gëar-rang-eerd zijn. (Zie hierover Loq. '86, bl. 15: te gereke).