reeds voor in de middeleeuwsche letterkunde. b) De ng in Tourcoing, Warcoing moest, ten tijde der ontleening, nog gemouilleerd zijn; deze mouilleering echter is in de 2e helft der dertiende eeuw reeds opgegeven. c) Fransch -on is nog overgenomen onder den vorm -ūn (geschreven -oen); in latere ontleeningen wordt fr. -on gesproken als -ong (dat is o + een gutturale neusklank). d) De fransche s voor medeklinker is nog bewaard, zooals in kastanje, enz, hetgeen deze ontleeningen vóor de twaalfde eeuw plaatst.
Dit zoo zijnde, vragen wij ons af van waar die ingeschoven d komt, Is zij op dietschen bodem ontwikkeld, of hebben wij ze overgenomen uit het oord der ontleening? Ik zie niet hoe het onmogelijk ware dat in het Vlaamsch eene d zou ingeschoven zijn tusschen l, n en j, evenals tusschen l, n en r; b.v. kelder, schoonder. Nochtans weet ik dit door geene andere, beslissende voorbeelden te staven. Men zou dan genegen zijn den oorsprong dezer d in het Fransch te gaan zoeken. Ongelukkiglijk schijnt deze veronderstelling door de latere ontwikkeling in het Fransch geenszins begunstigd, vooral niet door de latere ontwikkeling van het Noordelijk Fransch, waaraan onze woorden, zoo niet al, toch ten grooten deele ontleend zijn: in het hedendaagsch Noordfransch zijn de oude gemouilleerde l en n veelal opgelost in l, j en n. Nochtans is er eene omstandigheid, waar, in het middeleeuwsch Fransch, in dergelijke woorden, eene d (of t) schijnt ingeschoven geweest te zijn, te weten, in het meervoud van vormen zooals travail, compaing: dit meervoud ging uit op z, met de klankweerde van ts of ds, dz; daarbij ging de mouilleering verloren, bijgevolg travalz, compainz. Zou dit misschien de oorsprong zijn onzer d, die, ten minste als kiem, in de oude fransche mouilleering reeds verborgen lag? Dit is moeilijk om zeggen; nochtans moest de vrage gesteld worden, en er moet rekening mede gehouden worden, zoo lang het niet mogelijk is de ontwikkeling der d, ongedwongen, als op dietschen bodem ontsproten, te verklaren. Bemerk nog fr.
escourgeon, écourgeon, dat uit het Noordfr. schijnt ontleend te zijn.
Eindelijk blijft nog de vraag of de uitspraak dzͮ in de