Het Belfort. Jaargang 10(1895)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 348] [p. 348] Het moederhart. Jang had Janmaat rondgedobberd Op de wilde en woeste zee; Maar, bij al zijn zwerverstochten Reisde steeds een wezen mee. o, Dat wezen was hem dierbaar, Gaf hem kracht in leed en zorg, Droogde zijne heete tranen, Bleef hem voor elk ontij borg. Was in vreugde en lijdensstonden Een'ge, ware deelgenoot; Voor dat dierbaar, hemelsch wezen Lag hij heel zijn harte bloot. Immer, immer zweeft die beelt'nis Langs zijn onvermoeiden geest, Daarom heeft hij nooit of nimmer Zelfs den felsten storm gevreesd. Was het Japik, een der trouwen Uit den ouden vriendenbond, Die tot schertsen en tot spelen 't Best van al de kunst verstond? Was het Aafje langs de duinen, Dat zoo oolijk langs hem gleed? Na de vischvangst vond hij 't immer Tot zijn komst aan 't strand gereed. Beider wezen was hem dierbaar, Lenigden wel leed en smart Maar het troostrijkste van allen Was hem 't biddend moederhart! Th.R. Vorige Volgende