Het Belfort. Jaargang 10
(1895)– [tijdschrift] Belfort, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 293]
| |
De gevangene in het Vatikaan.
| |
[pagina 294]
| |
Rome, door de oudste geschiedkundige bescheiden gewaarborgd en verzekerd. En wij, die gelooven aan de leiding eener Goddelijke Voorzienigheid in de geschiedenis der volken, wij moeten vertrouwen, dat zoo verheven en voor het heil der wereld zoo beteekenisvolle rechten door Gods kracht worden gehandhaafd. - Maar waarlijk, dan is onze hoop nog niet beschaamd! Ziet, ondanks den geweldigen stormloop zooveler vijandige machten, ondanks de laagste samenzweringen der loge, ondanks schimp en spot, ondanks kerker en boeren, blijft de verheven grijsaard in het Vatikaan met rustige, zekere hand zijne Kerk besturen; blijft hij de trouwe Herder, die zijne veelgeliefde kudde vreedzaam weidt; blijft hij de koninklijke leidsman, die de vlekkelooze Bruid van Christus heeft te voeren door het aardsche tranendal tot haren hemelschen Bruidegom. Meer nog Aan den avond der 19de eeuw daagt daar voor de blikken der verwonderde wereld een schouwspel op, als zij nog nimmer aanschouwde. De wereld ziet op naar Rome Want ‘een licht is daar opgegaan’, hoog boven het Vatikaan fonkelen de juweelen der pauselijke tiaar, hellichtend door den duisteren nacht, - de Stoel van Petrus is geheel omstraald van glans en heerlijkheid. - - over heuvelen en vlakten zendt het glorielicht van Leo XIII zijne volle stralen tot de grenzen der aarde. Men zou meenen, de gulden dagen eener katholieke eeuw trekken weder ons voorbij. Slechts .. als overal, zoo moeten ook hier de donkere schaduwen het beeld volmaken. Beschouwen wij nu den toestand der Pausen op den huidigen dag, dan dringt zich vanzelf de vraag op: Heeft de Paus in zijne vijf en twintig jarige gevangenschap zich als waarachtig souverein weten te handhaven onder de Europeesche Vorsten? Maar wij hooren toch onophoudelijk, dat de H Vader in gevangenschap zucht, dat zijn toestand onhoudbaar is! Maar wij hooren toch bij redere gelegenheid de trouwe zonen der Kerk hunne stem verheffen tegen de heiligschennis gepleegd aan de onafhankelijkheid der Kerk en | |
[pagina 295]
| |
de majesteit van den H. Stoel! Maar de geheele katholieke wereld vordert het ‘Patrimonium Petri’, 's Pausen erfdeel, de souvereiniteit des Pausen terug! - Het zal dienstig zijn, ter ware beoordeeling van den toestand, terloops te herinneren aan de ware verhouding der Italiaansche Regeering tot den H. Vader De rooversbende van 1870 hield stand voor het Vatikaan. De Pauselijke staten, de stad der Pausen, alles was overweldigd: alleen een klein gebied verbleef den beroofden Vorst. Doch ook dit ontrooven; neen, dat durfde men niet! Zij durfden niet, de lafaards, de kroon zetten op hun gruwelstuk door den Vader der Christenheid heen te jagen uit het Vatikaan; zij durfden niet, en verplichtten zich zelfs dat laatste, kleine stukje gronds als onafhankelijk gebied te eerbiedigen, vergetend in hunne lafheid hoe Vatikaan en Lateraan en Castel Gandolfo door alle tijden heen, hoe klein ook, den grooten rechtstitel vertegenwoordigen in feit, die door de Piëmonteesche Regeering geschonden, maar daarom nog met vernietigd is, - den rechtstitel, die teruggave blijft vorderen van al het overige gestolen goed En de Paus handhaaft zich nog heden, zij het ook onwaardiglijk gevangen en verdrukt, als vrij en onafhankelijk souverein op eigen grondgebied Dààr althans heeft hij nog zijne eigene wetgeving, een eigen bestuur, eigen staatsbeambten, eigen lijfwacht, eigen krijgsraad. Dààr heeft nog geen minister van Jong-Italië zijn woord doen gelden of als zoodanig ook maar den voet gesteld Dààr worden nog waardigheden, titels en ridderorden toegekend. Dààr... is een gevangene, ja! maar een Koning in zijne gevangen, schap. Volgt hieruit dat de Paus en de katholieken dus maar moeten berusten in het ‘fait accompli’? - Neen, hieruit volgt dat, al wordt de Paus op de laagste wijze verstoken gehouden van zijne souvereine rechten, hij deze daarom nog niet heeft prijsgegeven aan de roovers van het één-Italië. 't Is zelfs een feit, dat de H. Stoel van Rome juist in onze dagen triomfen viert, als in de glanzendste tijdperken der middeleeuwen nauwelijks te vinden zijn. - Reeds bij | |
[pagina 296]
| |
den aanvang van zijn luisterlijk Pontificaat richtte de thans glorierijk regeerende Paus, Leo XIII zijne stem tot de vorsten en bestuurders der volken, hen allen oproepend tot gemeenschappelijken strijd tegen de vijanden der maatschappij. Hiermede was het woord des nieuwen Pausen uitgegaan; als de bazuin der opstanding heeft het geklonken en de grooten dezer aarde hebben geluisterd Want vorstelijk klinkt het woord van Leo XIII over de wereld, geturgend van de grootsche opvatting zijner waardigheid. Leo XIII toch is bij uitstek de Paus der diplomatie, de Paus der staatsmanswijsheid. Van zijn eerste optreden af, trad ook het pauselijke hofceremonieel in vollen dienst. De gezantschappen bij de verschillende Europeesche Hoven werden eervoller, afgebroken betrekkingen werden weder aangeknoopt, geheel nieuwe posten werden geschapen. Reeds in 1880 richtte Leo een eigenhandig schrijven aan den Czaar van Rusland, waarop de Grootvorsten Sergius en Paulus naar Rome kwamen en de vriendschapsbetrekkingen tusschen het Vatikaan en St. Petersburg inleidden Die onderhandelingen, in 1888 hervat, hebben verleden jaar er toe geleid dat Rusland zich bij den H. Stoel heeft doen vertegenwoordigen door Iswolski. Na op het Berlijnsch Congres de algemeene vrijheid van den katholieken godsdienst in het Oosten te hebben verkregen, deed hij den prins von Bismarck een ‘modus vivendr’ voorstellen ter pacificatie der godsdienstige geschillen in Duitschland, en mocht na vele, jarenlange onderhandelingen den troost smaken zijne bemoeiingen met den gewenschten uitslag bekroond te zien (1887). Frankrijk ontving in 1892 zijne encycliek, waarin hij aandringt op de erkenning der democratische Republiek. In Belgïe trad hij tusschen beide in den schoolstrijd. Aan Ierland schonk hij de ‘Nationale Liga’. Spanje bewaarde hij, door zijn optreden als scheidsrechter in het vraagstuk der Carolingische eilanden, voor een oorlog met het machtige Duitschland. Amerika dankt hem de geleerde Romeinsche professoren aan de universiteit te Washington, de handhaving der ‘Knights of Labour’ enz. | |
[pagina 297]
| |
De afschaffing der slavernij in Brazilie is zijn werk. Zelfs het verre Oosten erkent zijne liefdevolle toewijding. China en Japan danken hem vele weldaden. En mochten wij, bij 's Pausen gou len jubilé, niet vreugdevol getuigen zijn, hoe alle Vorsten der aarde hunne schatten en eerbewijzingen kwamen nederleggen aan de voeten van den gevangen grijsaard in het Vatikaan? - Genoeg. Het feit der algemeene erkenning des Pausen staat daar voor ons;... en toch blijft het raadsel onopgelost, hoe namelijk bij den aanblik van zoo wederrechtelijken toestand, geen enkele macht wil besluiten op te treden voor dien gevierden Vorst, voor wien zich allen buigen. Wordt dan waarlijk de Paus zóó onwaardig, zóó slecht bejegend? Is zijn toestand dan zóó ergerlijk? Hij is en blijft toch onafhankelijk, vrij en onschendbaar! - ‘Zoo wordt het dan dagelijks duidelijker, zegt Leo XIII in eene zijner allocutie's, dat voor Ons in Rome geen leven mogelijk is dan als voor den gevangene in het Vatikaan.’ Inderdaad, waar is de vrijheid ‘piena e non illusoria liberta,’ de waarachtige vrijheid, de souvereine vrijheid ‘un' effettiva sovranità,’ die den Paus in de uitoefening van zijn ambt toekomt en absoluut noodzakelijk is? ‘Itaalje triomfeert, Savoye's kleuren blinken,
Ziedaar de waarheid. In dat grootsch verblijf van het Vatikaan, opgetrokken door de Pausen, verrijkt met hunne schatten en nog zoo vol van den hoogen luister hunner souvereiniteit, zit de tegenwoordige Paus-Koning van Rome opgesloten. Daarbuiten kan hij den voet niet zetten: de tegenwoordigheid alleen reeds der Piëmonteesche Regeering verbiedt het hem. En kan hij zijn geheiligde persoon blootstellen aan al de oproerige manifestatie's eener opgeruide bent, als waarvan zijne stad noch onlangs getuigen moest zijn? - O, de heeren Ministers van het één-Italië houden ervan hoog op te geven van hetgeen zij believen te noemen, het ‘grande fatto della liberazione di Roma,’ | |
[pagina 298]
| |
het groote feit der bevrijding van Rome; maar als wij dat groote feit bij zijn ware naam moeten noemen, dan dicteert het rechtschapen gemoed een ander woord. En dan durven die heeren nog verklaren, ‘dat zij het Patrimonium der Kerk haar geheel gelaten hebben!’ De jaren, tusschen 1870 en 1895 verloopen, hebben ten aanschouwe van de geheele katholieke wereld iets anders bewezen. ‘Ieder jaar, zegt Dr Schaepman, bracht nieuwe daden van geweld, ieder jaar bracht nieuwe schade, nieuw leed, nieuwe verguizing, nieuw onrecht.’ Met rederen dag is het durdelijker geworden, hoe billijk de klacht van Pius IX z g. was, dat ook de geestelijke souvereiniteit gevoelde de onvrijheid zijner wereldlijke macht. Doch daar is meer. Wat vermag een bestuur zonder middelen van bestaan? Zeker, het heeft het hoofd der Piëmonteesche Regeering behaagd den Paus een vast salaris toe te kennen van 3 1/2 millioen Lire's; maar de berooide Piëmonteesche Regeering weet wel dat de H Vader die toelage niet kan aanvaarden, zonder daardoor de wederrechtelijke daad van 20 September 1870 te sanctioneeren. En ondertusschen heeft diezelfde Regeering ter verdere tegemoetkoming de op 10.000.000 Lire's geschatte goederen en domeinen der Congregatre de Propaganda Fide eenvoudig in staatsrenten omgezet! - De jaarlijksche uitgaven der pauselijke staathuishouding over de geheele wereld beloopen gemiddeld zeven millioen Lire's (waarvan slechts 5 Lire's per dag voor persoonlijke behoeften des Pausen), en hierin moet thans bijna uitsluitend worden voorzien door de vrijgevigheid der katholieken, met St. Pieterspenning en andere liefdegiften den Paus gebracht. Maar, zal men zeggen, 's Pausen vrijheid en onafhankelijkheid zijn toch gewaarborgd door de Garantie-wet van 13 Mei 1871? Toen heeft toch Italië tegenover het Vatikaan, de Europeesche machten en zichzelven de verplichting aangegaan deze wet trouw na te leven? - De groote Pius noemde die zoogenaamde Garantiën ‘tegenstrijdigheden’, ‘ongerijmdheden’, ‘listen’, uitgedacht om het katholiek | |
[pagina 299]
| |
Europa te verschalken en te bedaren. Herhaalde malen en op de nadrukkelijkste wijze verklaarde zich Leo XIII dienaangaande Zoo zegt hij o.a in zijn schrijven aan zijn Staatsecretaris Rampolla op 27 Dec 1885: ‘Onder den druk der tegenwoordige omstandigheden bevinden wij Ons klaarblijkelijk aan een vreemde macht uitgeleverd. Onze vrijheid is geheel afhankelijk van eenige wetten, veranderlijk als en veranderend met de meerderheid der Staten-Generaal.’ En feitelijk is, om zoo te zeggen, ieder artikel dier veelbelovende wet versmeed tot een nieuwen schakel aan de ketenen, waarmede de loge haar vijand houdt geboeid. Geen enkel der 19 artikelen is in de laatste twintig jaren niet verkracht op de laagste wijze Men herinnere zich b.v. het jongste strafwetboek van 1887, welks 194 kwartobladzijden alle vroegere geweldenarijën in den schaduw zetten. Garantiën! Men garandeert den Paus zijne smadelijke gevangenschap, men waarborgt hem.. den haat der loge! Voor eenige jaren gaven de dagbladen het fraaie bericht te lezen der groote visitatie- of missiereis van Italie's oppergrootlogemeester, jood Lemmi. Inderdaad een hoogst merkwaardige en zeer eigenaardige vertooning. Onder groot gejuich en luiden jubel en met veel praal doorteisde deze nieuwe ‘Missionaris’ de steden en dorpen van het schoone Italië predikend den krijg tegen pausdom en Kerk. Het pausdom, zoo verklaarde hij aan een heerlijk feestbanket te Bologna, is de dolk, gestoten in het hart van Italië sinds eeuwen; onze eervolle taak en eerste plicht is het, die gapende wonde te heelen. Waarlijk zijne ‘schoone’ woorden waren de echo van dito feiten, de hooge idée had zich reeds belichaamd in de lage en laffe straatschandalen te Rome afgespeeld. Wij herinneren ons nog het Voltaire-jubilé 1878, als wanneer den Christus loochenaar een gedenkteeken werd opgericht, onder den kreet: Weg met Pecci, weg met den Paus!’ Wat machtelooze woede, wat laffe laagheid kwam daar niet aan het licht in den nacht van 12 op 13 Juli 1881, bij de plechtige overbrenging van het lijk des grooten lijders, | |
[pagina 300]
| |
Pius IX. Ondanks de stilte en het geheime donker van den nacht, stormde eene gehuurde bent van befaamde booswichten op den statigen lijkstoet los, achtervolgde de kleine, biddende schaar met stokslagen, en schaamde zich met eene poging te wagen, om de geheiligde overblijfselen van den doode te profaneeren. Een weinig later besloten de Br*** den apostaat-monik Giordano Bruno een standbeeld op te richten en hem als heilige te vereeren, om daarbij de liederlijkste lasteringen uit te braken tegen den Paus Dezer dagen heeft ook de ‘groote’ Garibaldi zijn standbeeld gekregen; de ‘heilige’ Cavour wacht nog op zijne onthulling, terwijl straks.... Waartoe nog meer? Het lust mij met alle de telkens wederkeerende laagheden op te sommen, die in vergaderingen en theaters, in herbergen en societeiten, in pamphletten en dagbladen dagelijks te vinden zijn. De strijd is ontbrand op alle punten. Zal bij een laatste stormloop welhaast het laatste bolwerk vallen? Intusschen houdt de loge in pijnlijken angst de wacht bij het schuldeloos offer harer helsche woede. En wij, die gelooven, heffen vol vertrouwen de handen ten hemel en bidden den Vader van onzen Vader, als weleer de Christenheid bad voor Sinte-Petrus in boeren: ‘Heere, bewaar hem, maak hem zalig reeds op aarde, en lever hem niet over in de handen zijner belagers!’
Jan Lodewijcks. |
|