| |
| |
| |
Boekennieuws en kronijk.
Het Vlaamsch Neêrhof, door Aug. van Speybrouck, met medewerking van den bestuurder van het ‘Vlaamsch Hoenderhof’ te Kapellen (bij Antwerpen) Nr 92 der schriften door het Davidsfonds uitgegeven. Gent, A. Siffer.
Het is een schoon boekdeel van 259 bladzijden, met 70 platen, verdeeld in 5 afdeelingen en 28 hoofdstukken, handelende over de verschillende Vlaamsche rassen der Hanen en Hennen: het hoenderkot;
het inpakken der eieren, het vetten der hoenders, het kruisen en uitkiezen der beste hoenders, den guano, de pluimen, de hulp in ziekten en ongevallen; de verschillende Vlaamsche orien van Duiven en hun voeder; de Kalkoenen, Perelhoenders en Pauwen; de Zwemvogels: Eenden en Ganzen; het kunstmatig uitbroeien en opkweeken, enz. enz.
| |
| |
Het werk is geoordeeld geweest door deskundigen. De heeren Joffroy Nypels, Lambrechts, Van der Smckt, Monseu zijn in de vogelwereld genoeg gekend en het waren zij die den keurraad der Internationale tentoonstelling van Merchtem uitmaakten. Welnu, zie hier hun oordeel dit verdienstelijk boek is onmisbaar voor alle kweekers, vetters, koopers en verkoopers, ook kronen wij het met den eersten prijs . een diploma en gouden medalie.
Daar de hoenderkweekers in het Davidsfonds ‘legio’ mogen heeten, verwondert het ons geenszins dat het werk van den eerw heer Van Speybrouck ontvangen geweest is gelijk weinig boeken van het Davidsfonds het werden. Ook verdiende het alleszins dit gunstig onthaal het is wel geschreven, leerzaam en praktiek, prachtig gedrukt en met kunstige platen versierd.
Het leid- en hoofdgedacht ervan verdient aangemerkt te worden: ‘de toekomst in het kweeken der hoenderen is aan de Vlaamsche
| |
| |
rassen; met die te houden en te verzorgen, zal de landbouwer meest winst hebben en tevens meest genoegen. Ook, waarom naar den
vreemde gaan, als wij hier te lande alles kunnen vinden wat wij noodig hebben? Waarom het schoone en ware woord van onzen dichter Ledeganck vergeten:
Heer Ossenblock zocht te Brugge de middelen om het Davidsfonds te doen bloeren en aangroeien Ziehier het middel: veel boeken uitgeven gelijk het Vlaamsch Neèrhof
Q
Victor de Meyere - Verzen. - Omslag- en tekst-versieringen van Victor Hageman - Antwerpen, de Nederlandsche Boekhandel, bestuurder L-H Smeding.
Dit is in alle opzichten een buitengewoon en merkwaardig boek.
Wat druk, papier, kortom wat de stoffelijke verzorging aangaat, is het eene prachtuitgave zooals er tot hiertoe maar weinige in Vlaanderen het licht zagen
En wat de verzen aangaat...
Wij begrijpen niet alles, verre van daar Maar begrijpen of met, we lezen alles met het hoogste genot De wondere complexiteit der gevoelens en hartstochten van den diepen Weltschmerz eens wonderlijk begaafden twintigjarigen, ziedaar de bron van de rijke bezieling welke in de Verzen van den heer De Meyere zich uitstort. Twintig jaar: jeugd en lente, levenslust, overmoed En dan de Weltschmerz: levensmatheid, nacht en wanhoop, alles zwart en somber. En die tegenstrijdigheden tot één geheel versmolten.
| |
| |
Dat de heer De Meyere pas twintig jaar oud is, werd mij verzekerd. Overigens, hij zegt het zelf:
Verhef mijn ziel! door 't jeugdge, krachtge voelen
des levens, 't stil geluk van uwe deugd,
want op mijn twintig jaren bloeit een hoop...
Bij 't eerste reppen van zijn vlerken, ziet men aan het adelaarsjong, dat het zijn aard is te zweven. Het is eene voorzegging die elke lezer zal doen, wanneer hij ook maar een enkelen blik slaat op deze bezielde gedichten, dat hun jeugdige zanger van nu af plaats neemt onder de keurigste onzer Nederlandsche dichters.
Rood-gloeiend striemt de zon de blauwe luchten,
waar zilvrig doomt een effen duisternis...
Twee verzen slechts · welnu, hoeft er iets meer om, in ééns, den zomeravondhemel, met zijn diepdoorschijnenden zilverglans, en het donkeren van het Oosten, en de gloeing van de onde gaande zonne te tooveren voor de oogen van den geest?
Dat veel onduidelijk is en niet te vatten, moet niet verbazen: het zijn indrukken - En veel is er daarenboven dat alleen maar beteekenis heeft, een diepe beteekenis wellicht, voor den zanger zelf:
Er schuilt in al de dingen, die ik zing
zoo'n wondre zin die weinigen beseffen
zullen, in hun stil-leven dat zóo effen
henenvloeit, zonder droom noch mijmering.
O, zangen van mijn ziel! ik zeg mijn leven
rein uit in uwe gelukzaligheid,
omdat elk lied, altoos een nieuwer streven,
en breeder Passie om mijn slapen leit.
Uw zoet geluid, dat om mij heên komt spelen
met balsemklanken, die ooren streelen,
't ruischt ál de jeugdge schoonheid van mijn hert!
Groot is uw doel, mijn zang Een jeugd van weelde, -
maar ook van smart, - 't herscheppen met die beelden
die mij omruischten... sinds ik Dichter werd!
Wij willen geene afkeurende bemerkingen maken op enkele kleine nalatigheden van de taal, omdat wij niet over genoegzame plaats beschikken om te loven en te prijzen in de mate zooals wij 't zoude willen doen, zooals wij achten dat de schrijver het verdient.
| |
| |
Liever willen we eenvoudig een paar gedichten mededeelen: - Er, moeilijk valt het te kiezen...
Dees dag breekt uit in goud, en houdt gebogen
de witte bloesems aan de groene twijgen,
die in het vochtig groeien, zacht bewogen,
hun zilvrig sneeuwigheden nederneigen.
o, Alles wat 'k in liefde heb ontvangen
en al 't geen ik aan liefde heb genoten,
- vergeten Passies nu, - is thans in zangen
van vreugdevolle frischheid uitgeschoten
En klaarder worden vuurge schemeringen,
die reeds den ganschen nacht te trillen hingen
met 't flauwe goud der bleeke manestralen.
En 't hart ook wil in lichte dag uitstralen
zijn al-genot, nu 't alles zal vervroomen
door mijn diep lied, doorleefd met passiedroomen.
En ten slotte dit nog, een blijde kreet van hoop uit een jeugdig en gloedvol hart
o Dichters, vrienden, schoonre Tijd zal dringen
op ál dees makke machtloosheid; 't verlangen
naar andre horizonen voel ik zingen,
en 't Glorielicht stroomt langs mijn bleeke wangen.
Een wijd-geopend leven heeft beschenen
dit Land, en 'k zie thans, machtig om ons henen,
een Toekomst doomen, als een lichte Vrede
algoed en schoon, nu onze handen gleden
om 't hoofd ons Volks, dat stond als een verloren
kind in het zonnelichten van dees dagen...
Maar frissche Tijd is thans met ons geboren.
In ieder oog is die Tijd opgeblonken
en wijl ons Jeugd verruischt, met sneller dagen,
blijft éen Deugd toch in aller hart gezonken.
Verzekering tegen de arbeidsongevallen, voordracht gehouden in de Vlaamsche conferencie der balie van Gent, den 20 Juni 1895, door L. De Vliegher, advokaat bij het Hof van beroep te Gent. Drukkerij Alf. Siffer, St Baafsplein, Gent.
Dat vlugschrift dat 32 bladzijden telt, behelst zooals bovenstaande titel het vermeldt, eene grondige, wel beredeneerde studie over de ver- | |
| |
zekering tegen de arbeidsongevallen en stelt in haar waar daglicht eene kwestie of zaak welke van het grootste belang is voor alwie, voor het verrichten van onverschillig welk werk, dat meer of min gevaar oplevert, gedwongen is werklieden in zijnen dienst te hebben.
Voldoende is het, meenen wij, de verschijning ervan aan te kondigen, er op te wijzen dat het een goed en degelijk werkje is dat verdient geraadpleegd te worden, dat het in eene goede taal geschreven is, en dat, wij hopen het, welhaast zal gevolgd worden door een en meer andere.
Dr F.A. Snellaert. Lezing gehouden in de plechtige vergadering der Koninklijke Vlaamsche Academie op 20 Juni 1895, door Mr Julius Obrie - Gent, A. Siffer, drukker der Koninklijke Vlaamsche Academie.
Wij hebben reeds, in ons verslag over bovengemelde plechtigé vergadering, deze voordracht van Mr Obrie naar verdienste geprezen. Thans dat zij in druk verschenen is, schatten wij nog hooger deze puike levensschets, der gedachtenis waardig van den koenen Vlaamschen strijder, wiens aantrekkelijke beeltenis zij ons opnieuw voor de oogen brengt.
Men ziet duidelijk dat de schrijver dezer levensschets, alhoewel streng onpartijdig en geenszins overdrijvende, een vriend en bewonderaar is van den man wiens vroegtijdig afsterven eene ramp was voor de Vlaamsche beweging
Niet alleen als Vlaming wordt Dr. Snellaert ons hier voorgesteld, maar ook als een op ambtsplicht nauwgezet geneesheer en tevens als een ware menschenvriend. Wij zeggen Mr Obrie namens de Vlaamsche bevolking dank, ons een beeld zoo treffend van gelijkenis te hebben geschonken van den man wiens aandenken nog immer voorleeft bij allen die strijd voeren voor Vlaanderens heilig taalrecht.
Handleiding tot de kiesverrichtingen, tijdsorde der kieswerkingen en verklaring der wetsbepalingen, gevolgd door samenvattende tafels, ten gebruike der voorzitters van kiesbureelen, stemopnemers, sekretarissen, getuigen en kiezers, door Edmond De Bock, onderzoeksrechter in de rechtbank van eersten aanleg te Gent, oud provincie- en gemeenteraadslid (Elfde uitgaaf) - Gent, drukkerij A. Siffer - Prijs: frank 2,75.
Eenige dagen geleden verscheen de Fransche uitgaaf van dit nuttig en onmisbaar werk. Thans is de Vlaamsche uitgaaf ervan verschenen, welke bestemd is om, in onze Vlaamsche gewesten, nog grootere diensten te bewijzen, nu met de gemeentekiezingen.
Deze elfde uitgaaf, voorafgegaan van de verzameling van al de Belgische kieswetten is volkomen op de hoogte gebracht van de nieuwe wetgeving op de kiezingen in alle graden.
Zij bevat al de inlichtingen welke de voorzitters van kiesbureelen, stemopnemers, secretarissen, getuigen en kiezers kunnen noodig hebben
| |
| |
om met kennis van zaken hun ambt te vervullen of hun stemrecht uit te oefenen.
De lof van den heer De Bock als uitlegger en verklaarder onzer kieswetten is niet meer te maken; zijne handleiding is, als een zekere vertrouwbare gids in de kieswerkingen, overal in gebruik. De vollediging welke zij thans, naar aanleiding der nieuwe kieswetgeving, heeft bekomen, maakt haar volkomen onmisbaar voor al wie de oplossing van welkdanig betwist punt in zake van stemrecht of kieswerking behoeft te kennen.
Iets over Vlaamschgezindheid door Dr C.-J. Hansen, Bestuurder der Koninklijke Vlaamsche Academie. Gent, A. Siffer, 1895.
Iets over Vlaamschgezindheid. Zoo luidt de titel van de merkwaardige feestrede welke Dr C.-J Hansen op de plechtige zitting der Koninklijke Vlaamsche Academie van dit jaar uitgesproken heeft. Terwijl het langzamerhand mode wordt zich uit te geven voor Vlaamschgezind, wordt het ook met den dag een dringender noodwendigheid het onderscheid te maken tusschen de Vlaamschgezinden uit overtuiging en die menschen wier Vlaamschgezindheid alleen modeartikel is, ofwel baatzuchtige huichelarij Talrijk zijn de plichten welke de ware en overtuigde Flamingant te vervullen heeft. ‘Dat men Vlaamsch dichte en schrijve, dat men Vlaamsch spreke en onderwijze, dat men in iedere partij, in elke vergadering - ook de hoogste - het taalrecht van zijn geliefd volk eerbiedigen doe. .goed, zeer goed, hiervoor dankt u het vaderland Doch boven en beneden deze tijdelijke bezigheden, links en rechts, vóór en achter u, in uwen handel en wandel wacht u de wereld dáár plege en huldige men de Practische Vlaamschgezindheid!!.... Nederlandsch is de taal van den echten Vlaming, niets dan Nederlandsch, het Fransch is eene vreemde taal, die hij slechts in nood gebruiken zal... Het is zijn plicht een wakend oog te houden op de eerlijke uitvoering en toepassing der met moeite verkregene Vlaamsche wetten in het Gerecht, het Bestuur en het Onderwijs...
Laat u door geen Waal vertreden,
Buig met voor zijn euvelmoed,
Maar bewaar uw taal en zeden,
Uwer vadren goed en bloed.
Dan eerst moogt ge er van gewagen,
Dat ge voor uw rechten pleit;
Dan herbloeien eens de dagen
Cultures spéciales, par Paul De Vuyst. Gand, A. Siffer.
De heer De Vuyst, landbouwingenieur en Staatstoezichter van den landbouw, heeft in een vlugschrift de verschillende practische proeven verzameld welke hij te Boisbeke (bij Aalst) uitgevoerd heeft. Zeer nuttig werkje voor de landbouwers en al die welke belangstellen in den landbouw.
| |
| |
La Belgique ecclésiastique, 7e uitgaaf. Prijs: fr. 3,50. Het is een jaarboek van de geestelijkheid en van al de kloosters in Belgie. Het bevat de lijst der Bisschoppen, der groot-vrcarissen en van al de dignitarissen der bisdommen, hoofdkerken en seminarien Verders de opgave van alle pastoors, onderpastoors, kapelanen, vrouwen- en mannenkloosters, enz
Onnoodig het nut te doen uitschijnen van dit kostelijk werk.
Jaarboek der Koninklijke Vlaamsche Academie voor 1895. Gent, A. Siffer. Fr. 2.
Dit werk bevat nevens de wetten der Academie en andere officieele stukken en inlichtingen nuttig om kennen, het leven van wijlen K. Stallaert door Th. Coopman en eene levensschets van wijlen den eerw. heer Habet, door Fr. de Potter
Het boek is opgeluisterd met een schoon gegraveerd portret van den heer Stallaert.
Etude historique sur les corporations professionnelles chez les Romains, depuis les origmes jusqu'à la chute de l'Empire d'Occident, par J.P. Waltzing, professeur à l'Université de Liège.
Onzen lezers wordt dit werk, waarvan het eerste deel bij Kare Peeters, te Leuven, pas is verschenen, nader bekend gemaakt, in een volgend nummer.
Grammaire française à l'usage des Flamands, par Guil. Kirsch, professeur à l'école normale primaire et à la section normale moyenne de Gand-Louvain, Charles Fonteyn, aîné. Prix 2 fr.
Wie op korten tijd aan jonge Vlamingen de Fransche spraakkunst practisch wil leeren, moet gansch zijne leergang, stof en methode schikken naar de kennis die zijne leerlingen van de Vlaamsche spraakkunst alreeds opgedaan hebben. Zoo vermijdt hij immers het nutteloos herhalen van bepalingen en grondregels, die in de beide talen gelijk zijn en het meest afgetrokken deel der spraakkunst uitmaken, zoo wint hij tijd om langer en beter te steunen op die punten waar het Fransch van het Vlaamsch verschilt Dat heeft de schrijver goed voor oogen gehouden in het bewerken zijner spraakkunst Daarbij heeft hij nog zeer wijs gehandeld met alleen de regels, bemerkingen en uitzonderingen te geven, die waarlijk voor de leerlingen practisch zijn.
K.
Wetenschap, Letteren en Kunst in Nederland, voornamelijk in de 19e eeuw. Biographisch overzicht. Deel I Taal en letteren, met een alphabetisch register.
De heer Martinus Nijhoff, uitgever te 's Gravenhage, stelt zich in deze uitgave ten doel: ‘meerdere bekendmaking van de Nederlandsche voortbrengselen van den geest in het buitenland’ ‘Vandaar ook, zegt hij, de Fransche taal, waarin de allernoodigste bemerkingen gesteld zijn.’
| |
| |
Alleen oorspronkelijke werken van Nederlanders of werken van buitenlanders in Nederland verschenen (geen nadrukken) werden opgenomen, terwijl van vertalingen alleen die in dichtmaat als oorspronkelijk werk kunnen gelden. Ten opzichte van eenige oude en klassieke werken is van dien laatsten regel hier en daar afgeweken.
Dit deel, een boek van 302 bladz in-8o, handelt over Taal en Letteren, twee andere deelen, de andere talen van de Hollandsche geestesproductie bevattende zijn in bereiding.
Nuttig, practisch werk, waarvan de verzamelaar-uitgever, die het met veel zorg, kennis en methode uitgevoerd heeft, den dank verdient van alle minnaars der Letteren, der Kunst en der Wetenschap.
Onze letterkunde in den vreemde beoordeeld. - De heer L. van Keymeulen, letterkundige te Antwerpen, heeft reeds eene reeks merkwaardige artikels over onze hedendaagsche Nederlandsche letterkunde geschreven in de Revue des Deux Mondes. Zijne studien liepen er over Ledeganck, van Rijswijck, Jan van Beers en Multatuli. Nu gaf hij eene in de Revue encyclopédique van Parijs, waarin hij handelt over de Geyter, Vuylsteke, Hiel, de juffrouwen Loveling, Jan Van Droogenbroeck, Antheunis, V. de la Montagne, Wazenaar (Dr A. De Vos), wiens Vuurberg hij vertaalt, Pol de Mont en Helene Swarth. Aan deze laatste geeft hij blijkbaar de voorkeur. Deze studie wordt opgeluisterd door de portretten van Virginre Loveling (naar eene photografie van Edmond Sacré te Gent), van Gentil Antheunis, van Wazenaar in uriform van krijgsarts, van Pol de Mont en van Helene Swarth als Mevrouw Fritz Lapidoth.
In The Athenaeum van Londen, schrijft hoogleeraar Paul Fredericq: (vertaling getrokken uit het Volksbelang).
Talrijke verhandelingen over plaatselijke geschiedenis werden geleverd door de heeren F. de Potter, L. Mees, Julius Vuylsteke, Edm. Vander Straeten en anderen, die getuigen van het groot belang, dat in de geschiedenis van Vlaanderen wordt gesteld. De toestand der Vlaamsche gewesten tijdens de achttiende eeuw vóór en onder de Fransche overheersching werd bestudeerd door de heeren Aug Thys, Th. Sevens en E Poffé. Wijlen George Bergmann gaf ons in zijne Gedenkschriften een treffend tafereel van Vlaamsch-Belgie in den Franschen en in den Hollandschen tijd tot aan de omwenteling van 1830.
Letterkundige critiek beoefent op uitstekende wijze de heer Max Rooses, die in zijnen laatsten bundel Letterkundige studien de volgende schrijvers behandelt den prozarst Sleeckx en de dichters Prudens Van Duyse, Julius De Geyter, Jan Van Beers en Helene Swarth; te gelijk wijdt hij een belangrijk opstel aan het groote epos der Finnen, de Kalewala De heer pastoor H. Claeys vestigde de aandacht op de letterkundige waarde van het proza van Jan Van Ruusbroec, den beroemden Brabantschen mysticus der 14de eeuw. De heer Julius Pée, die eene bijzondere studie gemaakt heeft van den grooten Hollandschen schrijver Multatuli (Douwes Dekker), heeft eenige belangrijke brieven
| |
| |
uitgegeven van de vrouw van zijnen held, Tine, door haren echtgenoot vereeuwigd in zijn meesterstuk Max Havelaar (1860). De schrijver van dit artikel heeft, in Onze historische liederen van vóór de Hervorming, de oude geschiedzangen van Noord en Zuid bestudeerd vóór den tijd van de godsdienstoorlogen der 16de eeuw, en de heer Fl. van Duyse voegde er achttien zangwijzen in moderne notatie bij. In zijne belangrijke verhandeling De aesthetiek van het lyrisch drama besprak de heer Arthur Cornette de theorie van de meuwe samensmelting van drama en muziek, zooals die met zooveel bijval werd beproefd door Peter Benoit in Vlaanderen en door Fibich in Bohemen, op het voetspoor van Beethoven's Egmont, van Weber's Preciosa, van Mendelssohn's Sommernachtstraum en van Meyerbeer's Struensee.
Naast talrijke tooneelstukken, waarvan Palma's dochter van den heer Frans Gittens onder de beste mag gerekend worden, is er ook een groote oogst van dichtwerken. Wij zullen slechts de voornaamste vermelden. Mej. Hilda Ram gaf eenen nieuwen bundel van metrische verhalen uit, Nog een klaverken uit 's levens akker De heer Emanuel Hiel, een veteraan der Vlaamsche dichtkunst, schonk zijne Symphonieen en andere Gezangen en de heer Pol de Mont gaf ons eenen bundel van zeer verscheiden inhoad, Iris, die prachtig geillustreerd is en zich voordoet onder eene gedaante, die gansch ongewoon is in de zeer democratische diukkunst van Vlaanderen. De heer J.L. Haller vervaardigde verdienstelijke vertalingen van eenige idyllen van Theokritos.
De heeren Aug. Smeders en L. van Rukkelingen, twee onzer oudste prozaschrijvers, schonken ons nog nieuwe boeken. De heer van den Bergh schreef eenen historischen roman over den Boerenkrijg der Vlaamsche landlieden tegen de loterij onder de Fransche Republiek. De heer Gustaaf Segers gaf ons alweer schetsen uit het Kempische boerenleven. In Sursum corda, een van de voornaamste successen van het jaar, beschrijft de heer Cynel Buysse de hoogere standen op ons Vlaamsch platteland. De meesteres van ons hedendaagsch proza in Vlaamsch-Belgie, Mej. Virgime Loveling, gaf ons twee romans, Eene Idylle en De Bruid des Heeren, die te gelijk verrukkend, eenvoudig en diep zielkundig zijn.
Koninklijke Vlaamsche Academie Vergadering van 16 October. - Na de voorlezing en vaststelling van het verslag der vorige bijeenkomst, wordt overgegaan tot kiezing van een lid der commissie van Geschiedenis, Bio- en Bibliographie, ter vervanging van wijlen den heer Mathot. Wordt benoemd de heer Gailhard.
Vervolgens wordt tot lid der commissie voor het onderzoeken van het Woordenboek der Nederlandsche Taal, ter vervanging van den heer de Vos, ontslaggever, benoemd de heer Micheels
De heer F. de Potter leest namens den heer P. Genard de inleiding tot een opstel over het Beleg van Antwerpen in 1583. Dat stuk zal in de Verslagen en mededeelingen worden opgenomen
Bij akte van 13 September 1895 hebben jufvrouwen Sophie en Marie Boury, rentemersters te Brugge, aan de Koninklijke Vlaamsche Academie
| |
| |
eene som van 10.000 frank geschonken, waarvan de kroozen zullen gebruikt worden tot uitbreiding der Vlaamsche taal en zeden.
Daartoe zal de Academie, alle vier jaren, voor Belgische dichters eenen prijskamp uitschrijven van hederen, met eenen prijs van 500 fr. Deze prijs zal den naam diagen van Karel Boury.
Bij koninklijk besluit van 9 October, wordt de minister van binnenlandsche zaken en openbaar onderwijs gemachtigd die gift te aanveerden voor de Vlaamsche Academie.
De heer G. Kasteleyn heeft het marmeren borstbeeld van Jan Frans Willems ingeleverd, dat hem voor de Koninklijke Vlaamsche Academie door de Regeering werd besteld.
Het is een schoon werk, zeer gelijkend, vol bezieling. De familie Willems, die het borstbeeld is komen bezichtigen, was er zeer mede ingenomen en heeft den kunstenaar over zijn werk geprezen
Vijfjaarlijksche prijs van Nederlandsche letterkunde. - Die prijs van 5 000 fr., sedert 1850 bestaande, werd tot hiertoe opvolgend aan de volgende schrijvers toegewezen:
1850-1854 |
Hendrik Conscience met Jacob Van Artevelde. |
1855-1859. |
Prudens van Duyse (Gedachten.) |
1860-1864 |
Mevr. Courtmans (Het geschenk van den Jager.) |
1865-1869 |
Hendrik Conscience (Bavo en Lieveken.) |
1870-1874. |
Tony Bergmann (Ernest Staes.) |
1875-1879 |
Pol de Mont (Gedichten.) |
1880-1884. |
Jan van Beers (Ryzende blaren.) |
1885-1889. |
Hilda Ram (Gedichten) |
1890-1894. |
Virgime Loveling (Een dure Eed.) |
Proficiat. Onze medewerker en stadgenoot W. De Vreese, medeopsteller aan het groot Nederlandsch Woordenboek, te Leiden, en H Meert zijn respectief benoemd de eerste tot leeraar in de Nederlandsche philologie aan de Hoogeschool van Gent, en de tweede tot leeraar aan het Atheneum in dezelfde stad.
Ons Davidsfonds. - Met uw' oorlof, Geachte Lezers, wil ik, terloops, nog eens terugwijzen op de laatste algemeene vergadering van ons Davidsfonds. De heer Ossenblok heeft daar eenige treffende waarheden gezegd die, bijzonderlijk door sommige onzer jongere mannen, dienden eens goed overwogen te worden; mogelijks zoude dit hunne denk- en vooral hunne spreekwijze over vele zaken grootelijks matigen. Immers, veler beoordeeling, ja, sommiger uitvallen zelfs, over en tegen het Davidsfonds zijn geenszins gewettigd. Omdat die machtige vereeniging zelden of niet optreedt als eene strijdmacht voor maatschappelijke of Vlaamsche belangen; mag zij daarom als min verdienstelijk of min noodig worden aanzien? Zeker is het dat de sociale belangen tegenwoordig alles zoodanig overheerschen dat niets zoozeer noodig wordt en is, als goede sprekers, schrijvers, werkers voor recht en waarheid. Maar, vraagt de heer Ossenblok,
| |
| |
om goed te spreken, wel te schrijven, nuttig te werken, verstaan en begrepen te worden, behoeft men dan geene letterkunde meer? Is het nu zonder verdienste de beste werken onzer dichters en romanschrijvers onder het volk te verspreiden en onze taal te doen waardeeren door hare schoonste voortbrengselen?
Moet het geestesleven bij ons volk geheel worden uitgedoofd en mag het niets meer hooren dan van arbeid en kapitaal, recht en onrecht, verdrukking, miskenning en tegenstand, omwenteling en beteugeling? Is dan de mensch heel en gansch en uitsluitelijk stoffelijk geworden?
Laat ons toch redelijk zijn, vrienden! Gij, die er roep en geschiktheid voor hebt, wel ja, werkt en zwoegt voor de belangen uwer arbeidende broeders, uwer miskende taalgenooten; schrijft en spreekt om rijken en armen hunne plichten te doen begrijpen, om wetten en verordeningen te verkrijgen die alzulke plichten wederzijds verplichtend maken en doen uitvoeren. Heel loofbaar en allerbest zulke nuttige werkzaamheden.
Doch zouden zij uwen eerbied en de dankbaarheid des volks onweerdig zijn, zij die bij den werkman en burger hert en geest trachten levendig en zurver te houden, dezer beste gevoelen trachten te ontwikkelen, te veredelen, hooger op te voeren? Is dit ook niet werken aan de ware belangen van een volk?
Hierdoor alléén dus, maakt eene maatschappij zich reeds verdienstelijk, doch gaan wij verder. Is het wel zoo dat het Davidsfonds heel werkeloos op maatschappelijk gebied enz. blijft; hebben de zeven duizend inschrijvers dezer Vlaamsche vereeniging nog niets van hunne schrijvers ontvangen dat zelfs de stoffelijke belangen, de nijverheid of wetenschap kon nuttig zijn of van belang was in huishoud- of staatkunde?
Buiten zoo menig nuttig artikel in de jaarboeken vinden wij op de lijst der werken door het Davidsfonds uitgegeven Onderrichtingen over den lanbouw.... De vogel en zijn leven..... De boeren en de maatschappelijke zaak.... Het Socialismus in Belgie.... Het Vlaamsch Neêrhof. Wij vinden er niet min dan zes wetenschappelijke werken van den Z.E.H. Kanunnik Martens, den onvergelijkelijk klaren verteller over natuurkunde. Nog ontmoeten wij, op die lijst, buiten de Vaderlandsche Historie van onzen Zeer Eerweerden patroon Kanunnik David, de kostbaarste geschiedkundige verhandelingen van onze ervarendste vorschers: Marnix en zijne vrienden.... De Pacificatie van Gent. Onze Helden van 1302..... Onze Boeren. De fransche revolutie in Vlaanderen, enz., benevens eene menigte verhalen waarvan geschiedenis, staatkunde of maatschappelijke vraagstukken de hoofdstoffen uitmaken. Is in dit alles dan niets? Is daaruit mets te putten voor u, Heeren Voordrachtgevers, dagblad- of artikelschrijvers, wets- of reglementopstellers. Wie zou dit durven beweren of staande houden?
| |
| |
Daarenboven, jonge Vlamingen, gij die schrijft en zoekt uw volk nuttig te zijn terwijl gij tracht uw' eigen naam te maken; neemt wel in acht deze tweede bemerking van den heer Ossenblok: is er wel een genootschap in 't land dat u zulk een groot getal lezers kan leveren, dat u daarbij zoo goed kan betalen, en geerne betaalt, als het Davidsfonds? Wat verlangt men daar meer en vuriger dan jonge schrijvers te ondersteunen? Is dit niet reeds ten overvloede gebleken? Maar daartoe moet men nuttige en wel geschrevene werken ontvangen of, ten minste, gewillige medewerkers ontmoeten die hunne feilen of zwakheden willen aangewezen worden en die kunnen verbeteren. Natuurlijk kan het Fonds zijne zoo talrijke inschrijvers met geen ongeschaafd of onvoltooid werk bevredigen.
Welnu dan, koene Vlaamsche Strijders, in plaats van met uw Davidsfonds af te breken of het te willen misachten, leert het, en doet het beter waardeeren; neemt het te baat, oefent er u in 't spreken, in 't schrijven, gebruikt het tot het verspreiden uwer gedachten, ja tot alle loflijke doeleinden die gij u voorstelt; gij zijt altijd wel gekomen in zijnen schoot. Weest dan verder politiekers, democraten, rechteischers voor volk en Vlaamsche belangen, zooveel gij wilt en kunt; maar zijt en blijft onberoerlijk christelijke Davidsfondsers.
Constant van Pokseele.
Roomsche Munten. - Ik heb de gelegenheid niet gehad in Biekorf de studie van E.H.L. Lootens te lezen over het gevonden romeinsche goudstuk van Antoninus Pius.
Ziehier echter wat ik gevonden heb in het werk getiteld: Roomse Moogentheit enz. door Joachim Oudaans, 1723. Aan bladzijde 536 is eene plaat genummerd · TAB CXI, waarvan de eerste verbeelding een penning voorstelt omtrent juist zooals die beschreven door E.H. Lootens; het opschrift is echter eenigszins gewijzigd en laat aldus lezen: VOTA SVSCEP DECEN III; onder den man: C OS IIII. Alle woorden zijn goed van een gescheiden zooals ik die schrijf, Oudaans zegt daarover. ‘tienjatige beloften die plegtelijk voor de regering des keizers plagten gedaan te worden; waar van gewag is op een penning van Antoninus Pius, met het opschrift: Vota Suscepi Decen III, dat is: Tienjarige-beloften voor de derde maal gedaan; namentlijk toen Pius twintig jaren geregeert hebbende, in zijn derde tienjaren trad’.
Verder zegt de schrijver: ‘dus willen de verklaarders deze woorden gelezen hebben Vota suscepta decennalia; maar het opschrift op een mijner penningen van Aurelius zegt vol uit: Vota soluta decennalium (en niet decennalia), dat is . Betaalde beloften der tienjarige, waar onder spelen verstaan moet worden.’
En verder ‘dat hier nu spelen onder verstaan moet worden is...... een gewoonte van Augustus herkomstig, om dat hij de bestiering des roomschen rijks in 't eerst niet langer dan voor
| |
| |
tien jaren op zig wilde nemen, en die verstreken zijnde, het Gebied als wederom aan den Volke opdroeg; maar nogtans terstond, als daartoe door de gebeden des volks overwonnen hetzelve wederom aannam; en elzoo vervolgens, vierende elke tien jaar met heerlijke schouspelen:’ enz.
Heyst-aan-zee.
A. Walgrave.
† Heinrich von Sybel, Duitsche geschiedschrijver, leerling van von Rauhe Zijn bijzonderste werk is Begrundung des Deutschen Reiches durch Wilhelm I waarvan thans 6 boekdeelen verschenen zijn. Het schijnt dat Keizer Wilhelm II een paar jaar geleden aan dit gewrocht den keizersprijs weigerde omdat het, volgens hem, een te groot aandeel toeschrijft aan Bismarck en Molkte in de stichting van het kerzerrijk
† Frederic Engels, goed bokende Duitsche internationalist, leerling. vriend en medewerker van Karl Marx. Hij schreef onder andere werken De toestand der werkersklas in Engeland, de Omverwerping der wetenschap en Utopisch Socialisme en Wetenschappelijk Socialisme, dit laatste vertaald in 't Fransch door Lafargue Medegestreden hebbende in eenen oproer in Baden, vluchtte hij naar Engeland waar hij nu gestorven is.
† Eug Digaux. oud-onderwijzer en letterkundige te Overyssche. Hij schreef naar het werk van A. Wauters de geschiedenis zijner gemeente en vertaalde het werk van Dr Beneke Zielleer. Verscheidene zijner gedichten verschenen in Het Belfort
† D. Moltzer, Rector der Uttiechtsche Universitert, Hoogleeraar in de Nederlandsche taal- en letterkunde en het Middel-Nederlandsch Het is een groot verlies voor de letteren; de overledene was ook buitenlandsch lid der Koninklijke Vlaamsche Academie Onder zijne talrijke werken vermelden wij Geschiedenis van het wereldlijke tooneel, Nederland gedurende de middeleeuwen, De meuwe richting in de taalkunde, Bilderdijk en het Nederlandsche volk, Shakespeare's invloed op het Nederlandsche tooneel in de 17e eeuw, Hareniana, Anna Roemers Visscher, Floris ende Bancefloer, Bredero's Moortje en Bredero's Spaansche Brabander, met aanteekeningen, enz enz
† Ruggero Bonghi, gewezen Italiaansche minister Eer hij in het politiek leven kwam was hij hoogleeraar in de talen en de letterkunde, onder andere schreef hij een werk over de metaphysica van Aristoteles Hij heeft van zijne dwalingen afgezien en is in den schoot der Kerk gestorven
† Gustaaf Droz. gekende Fransche romanschrijver. Hij was 65 jaar oud. Hij schreef Monsieur, Madame et Bébé, Paquet de lettres, Tristesses et Sourires In de laatste jaren was hij geheel tot het geloof wedergekeerd van zijn christenen oom den academicten, die ons het merkwaardig werk achtergelaten heeft Aveu d'un philosophe Chrétien
† Derenburg, Fransch tooneelkundige. - Bendant schrijver van verschillende Fransche rechtskundige werken - Bernhard Tauchwitz, de groote Leipzische uitgever - Henry Reevers, Engelsche geschiedschrijver - Daniel Owen, Walische romancier, schrijver van ‘Rhys Lewis.’ - Cucheval-Clarigny, Fransche publicist die eene zekere vermaardheid genoten heeft onder het kerzerrijk.
|
|